Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Boosheyt. Zang: Heyl-gierigh mensch, wiens gront gedaghte. 1[regelnummer] Boosheyt is dwaas, door gruwlijckheeden, Door haat, en nijt, en door onvreeden. Haar goddeloose raat, Brenght u tot quaat: Als gy soo gaat voort, Brenght sy u tot moort: Als gy soo gaat voort, Ellendigh Gy zijt, van buyten, en inwendigh. [pagina 148] [p. 148] 2[regelnummer] Het snootste quaat sal sy bedrijven. En sy sal nooit by deught oock blijven. Sy met de sonde gaat, En het verraat. Dootslagh sy bemint. Sy het quaade vint. Dootslagh sy bemint: 't Kan geeven, Dat gy daarom verliest u leeven. 3[regelnummer] De hoerery wil sy beminnen. Sy op 't bedrogh stelt haare sinnen. Van boose leugen-taal, Is haar verhaal. Sy een wegh verkiest, Daar sy Godt verliest: Sy een wegh verkiest, Afschuwlijck: En die voor vroomen is seer gruwlijck. 4[regelnummer] Sy schier niet spreeckt als aghterklappen. Sy wort de snootste, maar by trappen. Sy lieft de godtloosheyt, En 't snoot verwijt, Oock de valse list: Haar behaaght de twist, Oock de valse list: Wie weent niet, Als hy de boosheyt soo versteent siet? 5[regelnummer] De dievery sy sal betraghten. By 't slimste quaat zijn haar gedaghten. En sy oock rat is by De roovery. Die een vrouw verkraght, Sy oock wel hoogh aght: Die een vrouw verkraght, ô! Boosheyt Gy geeven sult seer veel godloosheyt. [pagina 149] [p. 149] 6[regelnummer] De vreese Gods wil sy oock haaten. Sy vroomen sal in nood light laaten: Vervolgingh, en het kruys, Brenght sy hun t'huys: Sy hun brenght ter doot, En in andre noot: Sy hun brenght ter doot, Om 't leeren, Van hun geloof van Godt den Heere. 7[regelnummer] Haar haat, gelijck gy haat een slange, Om dat zijn quaat haar snoode gangen. Als gy de boosheyt siet, Van haar dogh vliet; Sy voert u van Godt, En van sijn gebodt: Sy voert u van Godt, Naa 't leeven: Sal u dit eens 't verderve geeven. 8[regelnummer] Van een serpent sult gy wegh-vlieden, Van boosheyt moet u vlught geschieden. 't Gesight van een serpent, U schrick toesent: Schrickt soo mee voor haar; Maar u deught neemt waar: Schrickt soo mee voor haar: Die saacken, Die sullen u geluckigh maacken. 9[regelnummer] Als gy haar haat, en vroom sult leeven, Soo sal u Godt sijn vreught eens geeven! Maar soo gy met haar gaat, Gy doet groot quaat; Dit u voeren sel, Namaals na den hel: Dit u voeren sel, Van deughden, En, na u doot, light van Gods vreughden. Vorige Volgende