Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vryheyt. Zang: Besneede velden, doorlugtige boomen. 1[regelnummer] De vryheyt voor ons seer heerlijck moet weesen; Want sy een ieders sinnen streelt. By haar wy hier geen vervolginge vreesen; Want sy de dwangh ons niet meedeelt. Geluckigh zijn hier alle aartse Maghten, Waar door de vryheyt wort bemint. Sy sal by haar geloofs dwangh nooit verwaghten; Want men die nooit by haar en vint. 2[regelnummer] Sy hout by haar geen waater, galgh, of swaarden, Waar mee geloofs dwangh vroome doot. Vryheyt die hout die saacke hoogh in waarden, Die vroome brengen in geen noot, Sy wil oock nooit geen martelaars verbranden, Om hun opreght en vroom geloof. Sy drijft vervolgingh oock vast uyt den lande; Voor 't geen sy seght, hout sy haar doof. 3[regelnummer] Die landen doet sy oock altijt welvaaren, Waar in het volck haar trou bemint: ô Maghten! wilt dan de vryheyt bewaaren; Sy tot u voorspoet is gesint. [pagina 136] [p. 136] Geluckigh maackt sy al de aartse volcken, Waar by dat sy met zeegen woont Sy neederdaalt uyt Gods verheeve wolcken, Als sy de deught met zeegen loont. 4[regelnummer] Sy altijt wil in deese landen sweeven, Om dat het volck veel van haar hout. Het quaade wy doen, soo wy niet vroom leeven; By haar dan op u Godt vertrout. Laat sy dan nooit uyt deese landen swerven. Agh, Maghten, hout haar in u lant! Wy alle voor de vryheyt wilden sterven, Als haar wou dooden 's lants vyant. 5[regelnummer] Veel slaaven sy door vreughde op doet springen, Als sy sigh selve aan hun gaf. Eer dat wy haar ons lieten hier ontwringen, Wy liever daalden in het graf. Wy hebben haar door goet en bloet gekreegen: Wy moeten haar dan houden vast. Doe sy wegh was, doe waaren wy verleegen; Want dwangh die dee ons overlast. 6[regelnummer] Wie sal de Hollanders van haar afscheyden? Dit niet kan zijn door geen gewelt, Oock door geen kruys, geen honger, dorst, of lijden, Want ieder 't leeven voor haar stelt: By 't Leydse volck dit eertijts is gebleecken, Dat mijn Gezangh de waarheyt is: Sy door de Spanjaarts hun lieten doot-steecken, Om hun vryheyts behoudenis. 7[regelnummer] Veel 's weerelts volck die vryheyt moeten derven. Geloofs dwangh in die landen woont: Hun Vorst het vreemt geloof laat elders swerven; Soo wort haar deught seer sleght beloont. Agh! vryheyt sal met droefheyt seer naar doolen, Tot sy by ons haar ruste vint: [pagina 137] [p. 137] Met Godsdienst sal sy niet langh zijn verhoolen; Want in ons lant wort sy bemint. 8[regelnummer] Als men by ons schreef sestien hondert jaaren, En twee-en-seeventigh daar by, Wy van de vryheyt byna berooft waaren: Sy hielp ons doe van tiranny. ô Godt! laat sy by ons soo lange blijven, Als op de weerelt schijnt de Maan! En laaten wy haar dogh nimmer wegh-drijven, Dan sal sy altijt by ons staan. 9[regelnummer] Hollants Magt heeft haar door veel bloet verkreegen, 't Geen dat geloofs dwangh haar afnam. Sy moeten dan weghneemen dwanghs quaa weegen. Sy, om te woeden, by ons quam. Het oordeel van 't geloof staat aan den Heere; Maar niet aan die sijn schepsels zijn. Sy moeten dan de dwangh uyt 't lant doen keeren, Want haare daaden zijn vilijn. 10[regelnummer] Sy dienstbaarheyt door vreughde soet doet singen, Als sy sigh selve aan haar geeft. Sy doet veel vee oock toomeloos bly springen, Als sy verstand'loos by hun sweeft. Sy geeft by ons seer veel veranderingen; Want ieder hem bedient van haar, Als hy verlaat sijn goe of quaade dingen, Die hy nam voor de menschen waar. 11[regelnummer] Sy sal op aarde u na Godt toe leyden, Als gy hier vroom hout sijn gebodt. Maar sy sal oock 't verderf voor u bereyden, Als gy moetwilligh niet vreest Godt. ô! Hoe lief sal die vryheyt voor ons weesen, Die weesen sal by Godes vreught? Als gy hem vroom op aarde maar wilt vreesen, By haar u voeren sal de deught. Vorige Volgende