Zeedelycke en natuurlycke gezangen
(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
Gy vijf-en-twintigh jaar telt in u Trouwen;
Waar in gy nu u tweede Feest wilt houwen;
In deese tijt, in deese tijt,
Gy saamen vroolijck leeft;
Waar in u Godt, waar in u Godt
Dit Feest gegeeven heeft.
2[regelnummer]
Betoont aan hem u danckbaarheyt, voor 't geen
Dat u in d'Eght gaf voorspoet en geween;
Al 't geen men heeft, quam van de hant des Heeren;
Wilt in u tijt voor 't goede hem vroom eeren:
Hier voor hem looft, hier voor hem looft,
Met speelen en gesangh:
Leeft na sijn wet, leeft na sijn wet,
Al valt u 't leeven bangh.
3[regelnummer]
U Kinderen light sitten aan u dis;
'k Hoop sy voor u zijn een verheugenis!
Al die Godt hun in d'Eght niet heeft gegeeven,
Die moeten met geen droefheyt daarom leeven;
Want sy aan hun, want sy aan hun
Dan geeven geen verdriet;
Geen goet of quaat, geen goet of quaat
Gy aan hun voor u siet.
4[regelnummer]
Vereenight Paar, seer lieffelijck de deught
U geeven kan, dat gy kunt zijn verheught,
In 't groen, om daar de wercken Gods t'aanschouwen;
Hoe aangenaam verquicken u lantsdouwen,
Als gy daar gaat, als gy daar gaat,
Of in de groente rijt?
't Is niet soo schoon, 't is niet soo schoon,
Als Godes heerlijckheyt.
5[regelnummer]
De morgenstont seer lieffelijck opgaat,
Als geenen damp op 't cierlijck groen neerslaat;
Hoe praalen dan de daalen, velden, boomen,
Valeyen, en de zon, en waater-stroomen?
In 't groene wout, in 't groene wout
| |
[pagina 120]
| |
Het Pluym-gediert' dan broet;
't Geen hunne kroost, 't geen hunne kroost
Daarna trouwhertigh voet.
6[regelnummer]
De deught verheught de geen die haar bemint.
By sonde gy die eygenschap niet vint;
Met wroegingh sy haar minnaars wil beloonen.
Laat dan de deught en liefde by u woonen,
Vereenight Paar, vereenight Paar,
Tot aan u Goude Feest:
En tot die tijt, en tot die tijt,
Met vreught u Schepper vreest.
7[regelnummer]
Wat is gerust de liffelijcke stant,
Waar mee men gaat na 't eeuwigh vaderlant;
De Heere Godt sal 't u te saamen geeven,
Als gy opreght sult op de weerelt leeven.
ô Soete rust! ô soete rust!
Waar in u haalt de doot;
Als sy u voert, als sy u voert
In Vaader Abrams schoot.
8[regelnummer]
Ick wens u dit; en daar by al het geen
Dat u geeft vreught; maar geen kruys of geween.
Weest vergenoeght met 't geen u Godt sal senden.
'k Hoop hy sijn gunst op u sal lieflijck wenden,
In al de tijt, in al de tijt,
Waar in gy saamen leeft.
Het zaalighst hy, het zaalighst hy
Aan al de vroomen geeft.
|
|