| |
| |
| |
Battalje of veltslagh.
Zang: Sa trompen en trompetten.
1[regelnummer]
De vyant gaat marcheeren,
Sa, volck wy moeten slaan,
En in 't gelit gaat staan:
Voeght u maar aan hun zy;
2[regelnummer]
Sa, wacker oorlooghs kneghten,
En wilt seer dapper veghten,
Op dat gy braaf krijght buyt.
't Canon maar voort afbrant.
3[regelnummer]
Lost u pistoolen, ruyters,
Gy sult zijn als vry-buyters,
't Geen je in hun tenten vint,
Weghneemt, of het verslint,
4[regelnummer]
Dat Regiment gaat loopen,
Sa, mannen, dat gaat wel.
Gaat, ondersteunt die hoopen;
Dat volck haast loopen sel.
| |
| |
't Is of de vyant wijckt.
Na hun verlies eens kijckt.
5[regelnummer]
Sy hebben daar wat voordeel:
O neen, dat 's niet met al.
Verkeert is nu mijn oordeel.
Hun haast in roete slaan;
Want sy niet blijven staan.
6[regelnummer]
Wilt u geleeders sluyten,
Dat sy niet breecken door.
Stelt vast weer u affuyten,
Met hun Canon, op 't spoor,
7[regelnummer]
Dragonders, treckt daar heenen,
Breeckt daar u vyants beenen,
Sy maacken wat veel praats:
Die snorckers needervelt:
Laat ieder zijn een helt:
8[regelnummer]
Hussaaren, ruckt u zaabels
| |
| |
Daar is iets miseraabels,
Sy krijgen daar wat buyt:
Neemt hun de buyt weer af;
Hun doot smijt, tot hun straf:
9[regelnummer]
't Canon breeckt die geleeders,
Veel oopeningh dit geeft:
Daar vliegen al veel veeders,
Van die 't getroffen heeft:
Vast laaten, op diens hoet,
10[regelnummer]
Sy gunter sneedigh wijcken,
Maar wilt dogh wel toekijcken,
't Is nu gebraght te veer,
Steeckt ieder die in 't lijf.
Wilt tromm'len en trompetten,
Ey lieve, siet! ô schant!
Deynst daar niet uw vyant?
| |
| |
12[regelnummer]
De slagh is fel begonnen:
Hy niet langh duuren kan.
Die 't strijden heeft gewonnen,
Die is een braaf krijghsman.
Daar ginter staan 'er leegh,
13[regelnummer]
Drie uuren zijn verloopen,
Hem jaaght geheel uyt 't velt,
14[regelnummer]
Sa trommels en trompetten,
Eens lustigh nu op-speelt:
De strijt sal niet beletten,
Dat ons dit vroolijck streelt:
Speelt op phiool en fluyt:
15[regelnummer]
Hy is uyt 't velt geslaagen,
En d'eer moet opgedraagen
Daar van zijn aan Gods kraght:
| |
| |
16[regelnummer]
Ey! hoort de trommels speelen,
Oock hautbois en schalmey;
't Trompetten schel geluyt,
17[regelnummer]
Gy vreughde siet, in 't weesen,
Van ieder oorlooghs-helt.
De vyant moet naar vreesen,
Sleght is 't by hem gestelt:
Soo als wy zijn verheught,
Gy dit wel dencken meught,
18[regelnummer]
Sy met de buyt wegh treeden,
Het leeger met haar treckt:
't Komt by de dightste steeden.
De vreught het volck opweckt,
Tot groote vroolijckheyt,
Voor die gewonnen strijt:
19[regelnummer]
Nu rooven oock de boeren,
Van 't geen daar bleef tot buyt:
Hun helpen oock de hoeren;
Hier in hun 't volck niet stuyt.
De tenten staan in brant,
| |
| |
Want hy veel volck vermoort:
En is hy niet seer gruwlijck?
Want hy brenght gruwels voort:
Maar met elkaar niet slaan:
En geen onschuldigh bloet,
22[regelnummer]
Als al 't volck vroome waaren,
Voor ons sou strijden Godt:
Een sijnder heyerschaaren,
Verbrijselingh neer slaan;
23[regelnummer]
Sy 't soo niet durven waagen,
Om dat sy niet zijn vroom.
En soo gy hun sult vraagen,
Wie dat het oorlooghs toom
Reghtveerdigh lijt? dan seght
U vrint en vyant, 't reght,
| |
| |
24[regelnummer]
Maar wie t'onreght sal strijden,
Hier door soo sal hy lijden,
Tot hun het oorlooghs leet:
|
|