Zeedelycke en natuurlycke gezangen(1716)–Jan van Westerhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Heeremiet. Zang: Van Susanna gy Mans en Vrouwe. 1[regelnummer] De weerelt die wil een Heeremiet verlaaten. Hy over het quaat der mensen sit en treurt. Hy wil oock schuwen alderhande staaten, En al het geen dat op de weerelt gebeurt. 2[regelnummer] Om dat hy hier sagh der mensen boose sonden, De weerelt hem daarom overswaar verdroot. Om dat hy sagh der mensen boose vonden, Soo gaf de droefheyt hem hier byna de doot. 3[regelnummer] Om dat hy aansagh 't bedrogh van veele mensen, Oock haat, en hun nijt, en alderhande quaat, Soo was sijn hoop, sijn bidden, en sijn wensen, Om haast te sien der Heeremite goe staat, 4[regelnummer] De boose weerelt en kan hy niet beminnen, Om dat hy aanschout seer veelderly verdriet: Om dat afgunste quelde sijne sinnen, wiert hy om al die sonden een Heeremiet. 5[regelnummer] Hy gaat door de Bossen en Landen naar doolen. Hy al de mensen van de weerelt schier schuwt. En hy wil woonen in onder aartse hoolen: Melanckolie hem tot die dingen aan stuwt. 6[regelnummer] Hy sught, en hy weent om onse boose sonden: Hier wer hy oock al de mensen verlaat. Om dat de schelmerye by hem stonden, Hy droevigh in het wout van ons doolen gaat. 7[regelnummer] Om dat de mensen soo goddeloos hier leeven: Daar hunne boosheyt oock seer veel by is, Hy in het wout sich selven wil begeeven, Of op een rots, of in eene wildernis. [pagina 83] [p. 83] 8[regelnummer] Hy daar om der menschen afgunst naar wil treuren. Hy daar is ver van alle het slimste quaat. Hy siet daar geen quaat, dat by ons kan gebeuren. Hy daar geluckigh is als hy 't quaat verlaat. 9[regelnummer] Hy vliet wegh als hem aansiet een schoone vrouwe: Dit doet hy oock als hem een maget aansiet. Sijn wil is oock niet om op aarde te trouwen; Want hy veraght des huwlijckx vreught en verdriet. 10[regelnummer] Hy kan niet bywoonen 't geselschap der menschen, Sijn onbequaamheyt die sit daar altijt stil; Om Hermitasies leeven 't hem doet wenschen; Want sijn eensinnigheyt dit vast hebben wil. 11[regelnummer] Maar is het Gods wil dat hy daar soo sal leeven? Moet hy hier de menschen niet behulpsaam zijn? O! ja, Godt die wou aan hem hier 't leeven geeven, Om dat hy hun sou leyden na sijn aanschijn. 12[regelnummer] Maar om dat by hem so't blijkt niet zijn die pondë, Waar door hy deese dingen uytvoeren kan; Soo sal hem light vergeeven Godt sijne sonden, Als sijn genade na sijn doot hem neemt an. 13[regelnummer] Sijn meedegeweeten wil hy soo beleveen. Hy weet niet anders of hy doet hier door deught. Soo hy 't met vroomheyt doet, sal hem God light geeven, Dat hy hier na sal sien sijn eeuwige vreught. 14[regelnummer] Maar doet hy 't geveynst, dan is hy seer ellendigh; Want wat genoegen of vreught kan hier in zijn? Als ydele eer hem maackt seer onbestendigh, Dan sal hy vlieden soo van ieders aanschijn. 15[regelnummer] Hy light dan wel na sijn Hermitasies leeven, Oock in de eeuwigheyt sal vinden geen vreught. Godt sal hem na sijn doot loon na wercken geeven, Die hy gedaan heeft met de ondeught of deught. Vorige Volgende