| |
| |
| |
Ocejaan.
Zang: Eerste Carilée.
Wat kunt gy aen ons geeven,
Oock meenigh wreemlent Dier,
In u afgrond en ruyme boesem is.
Klinckt in steede, 't landt, en wout.
't Geen ieder met verwonderingh aanschout.
Het groulijck branden van u Element,
Gy op u oevers tot verschrickingh sent.
Als u vloet, groulijck woet,
Als glansrijck schijnt de Maan,
Het speel-geklanck kan galmen dan seer veer.
Met een vrooyelijck plaisier,
Die glinstert nis het glas;
Terwijl in u speelt meenigh vroolijck Dier.
Men door u vaaren kan de weerelt om,
Naa woeste volcken, en sulck Heydendom;
| |
| |
Dat op 't lant, en u strant,
Nooit voor den mens verscheen.
Men veele Koopmanschappen,
Uyt het Oost, Zuydt, West, en Noordt,
Veel goed'ren gy verslint.
De doot meenigh mens op u wreet vermoort.
De scheepen cierlijck vaaren;
't Geen vermaack geeft aan het oogh.
Wat is 't een onderscheyt,
Wanneer de storm hem smijt,
Dat hy opvlieght al dond'rend Heemel hoogh,
By 't geene dat hy in het mooy weer doet;
Lief op en needer gaat dan Eb en Vloet.
Als hy woet, hy weer moet,
De Pinckjes van hem koomen
Met de verse blancke Vis.
Dit sal haar geeven vreught of droefenis.
't Sal vergeeten doen haar leet;
En is u vanghst seer goet,
Ey Nimphjes hun met u Galants op eet;
U witte voetjes in sijn stroomen spoelt;
Of door het swemmen lieflijck in hem woelt.
| |
| |
Uwe jeught, en u vreught,
Gy bly moet brengen t'huys.
Geweest seer veel batailjes;
Waar in meenigh dapper helt
Door Mars afgrijslijck ooreloghs gewelt.
Veel monsters, klippen, rotzen,
En het geen dat voor ons sweeft;
En al het geen dat in hem sweeft en leeft,
Hy sou verschricken van 't geen voor hem stont,
En van het geen dat is in sijn afgront;
Hun gestalt, rijst, en valt,
Eylanden, en brand-bergen;
Wonderlijck is hunne stant;
Van al de geen die leggen by sijn strant.
Aan den alderhooghsten Godt;
Hem voor die wond'ren prijst,
En danckbaarheyt bewijst,
Om dat sy quaamen door sijn wijs gebodt.
Geschaapen heeft hy 't geene in hem sweeft,
En al het geene in sijn afgront leeft.
| |
| |
Op sijn kolck, als het volck
|
|