| |
't Pluymgedierte.
Zang: Kortjackje.
1[regelnummer]
Veel Pluymgediertens sweeven,
In velden, boomen, 't kruyt.
Daar sy heel light bedriegen,
Met geen seer groot geraas.
3[regelnummer]
Sy weeten van geen treuren,
Vol gloet zijn hun kouleuren;
Niet in 't Noord, 't Oost, of 't Westen;
| |
| |
Maar teegen 't warme Zuydt,
In boomen, velden, 't kruydt.
5[regelnummer]
Sy trou hun kroost uytbroeden;
Waar naa sy hun soo voeden;
Sy hun soo zijn ter doot;
6[regelnummer]
Oost-Indie geeft ons veugels,
Met veel kouleurde vleugels,
En klauwen schoon geklooft.
7[regelnummer]
West-Indie wil hun geeven,
Aan veele die hier leeven;
Sulk Pluymgediert' oock rust.
Aan ons, mee hunne benden.
Als dit vee by haar sweeft.
9[regelnummer]
In hunne praal Lantsdouwen,
Gy hun kunt schoon aanschouwen.
Die geest hun aan ons mee.
Mee in een sant-woestijn.
Sy 't meeste saamen schoolen,
In boomen, velden, 't kruyt,
| |
| |
Sy oock wel sweevend koomen;
Dit Pluymgediert' daar swemt,
Als vorst de plas niet stremt.
13[regelnummer]
Hun schoonheyt moet men prijsen.
Sy ons hun Schepper wijsen;
Die hun geschaapen heeft,
14[regelnummer]
De glans van hun kouleuren,
Moet yders geest opbeuren,
Door hunne schoone gloet;
't Geen daar in sich opdoet;
15[regelnummer]
Sy zijne root, en geelen,
Oock purper, als fluweelen,
Blauw, groen, carnaat, en wit,
16[regelnummer]
Sy overheerlijck praalen,
In heldre Zonne-straalen,
In boomen, velden, 't groen;
Waar in sy stil dan broen.
17[regelnummer]
Wie heeft hier dogh verdrooten
Het grootste en kleynste dier,
Ons aandoet veel plaisier.
18[regelnummer]
Sy wonderbaar verdwijnen;
Sy weeder soo verschijnen
Met groote praght, by ons,
19[regelnummer]
Daar zijne kleyne diertjes,
Die blincken als de viertjes;
Sy zijn iets wonderbaars;
Sy lighten als een kaars;
| |
| |
20[regelnummer]
Sy 's naghts in 't vliegen lighten
Kan sien des weerelts volcken;
Daar in sijn voersel mee,
Eer hy haar haalt uyt Zee;
22[regelnummer]
Sijn grootheyt kan trotseeren,
Daar voogel Struys in sweeft.
Met veel geslaghten swaajen,
24[regelnummer]
De voogels oock kriejoelen,
In koockent heete poelen;
Dit ongeloof baar schijnt;
Is 't waar? mee wond'ren zijn 't.
25[regelnummer]
Veel duysent voogels sweeven
Op aarde, die daar leeven
Met veel verscheyde praght,
26[regelnummer]
Wijs is de hoogste Heere;
27[regelnummer]
Wilt dan u Schepper vreesen:
Want schoonder gloet sal weesen
|
|