| |
| |
| |
14 - De Française (1957)
De hoofdkarakters en de intrige van deze roman zijn zeer romantisch, zodat zij misschien sommige lezers wat onwaarschijnlijk aandoen. Anderzijds hebt u al uw realistische stijlgaven op volle kracht ingezet: een snelle, dynamische handeling, een zeer geserreerde dramatische compositie en een hyperscherpe milieuschildering. Men zou van een paradoxale interpenetratie van realisme en romantiek kunnen spreken. Waart u zich daarvan al schrijvend bewust?
Ten volle bewust. Er wordt vrij geregeld van torens naar beneden gesprongen, maar in een roman wordt elke ongewone wijze van sterven, ook de meest alledaagse ongewone, bijvoorbeeld een auto-ongeval, toegeschreven aan de willekeur van de schrijver die het zichzelf gemakkelijk maakt. Het enige verweermiddel daartegen is het waar maken van het onwaarschijnlijke door preciesheid van details. Dat trok mij aan zoals een berg de bergbeklimmer uitdaagt.
*
Ik vind het boek - laat mij toe dit te zeggen aan iemand die gewoon is goed te schrijven - zéér knap geschreven. Ik vind er ook de overrompelende stijldynamiek en de dramatische beklemming van uw eerste boeken in terug.
Ik heb mij voor dit boek zo extra ingespannen dat ik het in zijn geheel opnieuw heb geschreven. Het doet mij genoegen dat u dit opmerkt. Nog aangenamer verrast het mij dat u er de techniek van mijn eerste romans in terugvindt. Naar mijn mening vereiste het verhaal deze vorm en ik beweer gaarne hem nog te beheersen zoals dertig jaar tevoren.
| |
| |
Soms geeft u in het verhaal details van plaats, tijd, milieu, die men in de Franse romantraditie sinds Balzac wel meer aantreft, technische kneepjes om het verhaal onbetwistbaar écht te doen lijken.
Tegelijk wilde ik inderdaad proefondervindelijk de techniek testen waarmee Simenon zijn romans zo tastbaar veristisch maakt.
*
U hebt Franse woorden en stukken dialoog ingelast als er franssprekende personages aan het woord komen. Zulke scherp realistisch koloriet is wat ongewoon. Deed u het om de roman veristischer te maken?
Als flamingant moet ik het door elkaar spreken van Nederlands en Frans afkeuren, maar als schrijver, geboren in het arrondissement Brussel, hoor ik het graag en het boek wordt geschreven door een inwoner van een dorp, waar nog elk jaar Fransen op de kermis komen en dus nog menigeen vlot van het Nederlands naar het Frans overgaat.
*
Is het dorp gesitueerd in uw fantasie of ergens op de kaart?
De gegevens over de Noordfranse wevers en dito kermisgangers zijn historisch voor Londerzeel. De geschiedenis van de Weversstraat en de administratieve vervlaamsing van Franse familienamen eveneens. Ik kreeg zo heel wat gegevens van wijlen een hoofdredacteur van ‘La Métropole’, de Londerzelenaar Devil. Cel en zijn tantes wonen volgens mij ook te Londerzeel, maar ik verander zonder moeite dat dorp, daar ik het al niet goed meer ken, of liever weet dat het sterk veranderd is, zodat ik ermee doen mag wat ik wil.
| |
| |
*
Hebt u voor de schepping van de karakters en het dramatisch gegeven stimuli uit de realiteit ontvangen?
Het allereerste begin van het boek was een krantebericht over een jonge vrouw die van een kerktoren viel of sprong, met zoals steeds de vermelding dat men ‘in het onzekere tastte omtrent de reden van deze wanhoopsdaad’.
*
Het was toch niet de eerste maal dat een bericht over zelfmoord van jonge mensen u trof?
Ik heb als jonggezel twee jaar op de Antwerpse Havermarkt onder de O.-L.-Vrouwetoren gewoond en later menige zondagmorgen met mijn kinderen, in diepe gedachten verzonken, rond de stukke arduinsteen van het trottoir gestaan, waarop de zelfmoordenaars met het geluid van een schietkanon te pletter ploften.
*
Er was dus een bijzondere innerlijke sfeer waarin dat bepaalde zelfmoordbericht u trof?
Dat bericht kwam bij mij terecht tijdens een maandenlange meditatie over de jeugd, haar verhouding tot de anderen, etc. en in een poging om te begrijpen.
*
De zelfmoord van dat anonieme meisje gaf u dus een schok, die u praamde tot schrijven over de jeugd?
| |
| |
Ja, ik heb vandaaruit het plan ontwikkeld een boek te schrijven ter verdediging van de jeugd.
*
Hebt u nog andere gegevens uit de realiteit ontvangen?
De figuur van Martines grootvader. Maar ook al de andere personages rond Martine en Cel zijn mij zo na, dat ik vlotter zou kunnen bevestigen dat zij bestaan en alles hebben beleefd, dan het deel fictie scheiden van de realiteit.
*
Dit wijst op een exceptionele graad van creatieve inleving. Misschien is dit te verklaren door het feit dat u min of meer exceptionele feiten ten volle waar moest maken voor uzelf en de lezers?
Dat is juist. Niet alleen aan het uitgangspunt van het zelfmoordbericht schrijf ik toe dat ik volens nolens overtuigd ben van de echtheid van mijn verhaal. De kuisheid van Cel en Martine en de zelfmoord van Martine waren twee feiten die voor een romancier moeilijk waar te maken zijn. Zij eisten een Simenonse preciesheid van schrijven.
*
Misschien was er, naast dat soort uitdaging van een moeilijke intrige, een tweede uitdaging: die van uw leeftijd?
Ja, het besef dat ik op mijn leeftijd de creatieve verzwakking moest doen vergeten door meer vakmanschap. Ook dat deed mij het boek tweemaal schrijven, tweemaal in mij griffen.
*
| |
| |
Als u het goedvindt, zullen we met de bespreking van het boek zelf beginnen. In het eerste hoofdstuk schetst u in flitsend tempo de voorgeschiedenis van de familie in twee generaties. Met welke bedoeling?
Ik meen mij te herinneren dat een paar Vlaamse recensenten dit een hors d'oeuvre of een aanloop van al te ver hebben genoemd. Hoe kon ik de uitzonderlijke en beslissende invloed van de Vlaamse grootmoeder op Martine verklaren zonder nauwkeurig haar ongewone geschiedenis te vertellen en die van Martines ouders, die nog uitzonderlijker is? Zagen zij dan niet dat Martine vlucht zoals haar grootmoeder, maar in omgekeerde richting, namelijk van het lakse Frankrijk naar het strenge Vlaanderen, en dat zij uit liefde haar leven geeft precies zoals haar moeder, zonder drift, puur, uit liefde. Zij lazen er ook overheen dat Cel, bij zijn allereerste ontmoeting met Martine, een gelijkenis ziet tussen hemzelf en zijn moeder, die zich ook in een enkele dag door een vreemde liet inpalmen.
*
Het doet mij plezier te horen hoe haarscherp u de compositie van uw roman psychologisch motiveren kunt. Maar nu het milieu van uw jonge helden: zij worden als jonge idealisten geplaatst in een echt slangennest van egoïsme, gewetensdwang, proselitisme, seksuele hypocrisie, enzovoort. Wel een waarachtig maar toch eenzijdig beeld, zoals wel eens meer in uw dorpstableaus gebeurt. Moet men daarin een scherpe kritiek op de onwaardigheid van de christenen horen of een averechtse moralisatie voor meer evangelische geest onder deze christenen?
Telkens wanneer ik gelaakt of geprezen word omdat ik maatschappelijke kritiek zou hebben gevoerd ter ontmaskering van hypocrisie etc., sta ik verbaasd. Ik ontken niet dat ik Vlaanderen graag zou uitgezuiverd hebben en dat ik bij het beschrijven van personages vaak besefte dat zij in meer dan één exemplaar voorkwamen, maar toch was mijn voornaamste bedoeling waar te
| |
| |
maken wat ik schreef, bestaanbare en bestaande mensen uit te beelden. Op de klerikale kritiek: ‘Ons volk is niet zo’, heb ik altijd geantwoord dat ik zulks nooit had beweerd, maar dat zij niet konden ontkennen dat mijn personages in de werkelijkheid voorkwamen. Dan vroeg men waarom ik steeds personages van dat genre koos en ik antwoordde dat ik het recht had voortaan alleen nog over schoenlappers of champetters te schrijven als ik dat het best kon of het liefst deed.
*
U hebt me al vroeger gezegd dat het uw wezenlijke bedoeling niet was aan maatschappij-kritiek te doen en ik geloof dat, maar toch was tegenstelling tussen het maatschappelijk milieu en uw helden nodig om de dramatiek van uw roman mogelijk te maken?
Dat is juist.
*
U hebt waarschijnlijk het dorp en de familieleden, kortom het milieu van uw helden, als streng puriteins voorgesteld om een conflict met de gevoelens van uw twee hoofdfiguren mogelijk te maken.
In mijn ogen zijn de ouders van Eugenie, de grootouders van Martine, de tantes van Cel, de Leuvense politiecommissaris en zijn vrouw moreel ietwat strengere en deswege volgens hun omgeving extra deftige mensen. Door hun morele strengheid zijn Cel en Martine met hen verwant. De moreel hoog strevende verwanten achten elke genegenheid tussen Cel en Martine zondig, de moreel hoog strevende Cel en Martine bewijzen dat ze ook zuiver kan zijn. Zonder die morele strengheid bij ook maar één van beide partijen zou de tragedie afwendbaar, zelfs onmogelijk zijn.
*
| |
| |
Waarschijnlijk hebt u de twee jonge mensen in het midden van een geborneerde, onbegrijpende en vijandige wereld gezet om hun eenzaamheid scherper te suggereren, zoals meermaals in uw werk gebeurt?
Twee mensen die werkelijk van elkaar houden, kunnen hun liefde niet als zondig ervaren, hoe zondig en ongeoorloofd ze ook moge genoemd worden of zijn. Hun besef dat ze zuiver is maakt hun vereenzaming nog pijnlijker.
*
Cel en Martine zijn kinderen die hun ouders hebben verloren. Zij worden opgevoed door adopterende families. Wij hebben dat lievelingsmotief in uw werk reeds besproken. Waarschijnlijk was het uw bewuste of onbewuste intentie door deze situatie de eenzaamheid en geestelijke onbehuisdheld van deze twee jonge mensen te accentueren.
Dat het adoptiemotief zo dikwijls in mijn werk voorkomt intrigeert mij zelf. Ik vraag mij af of het hier niet kan betekenen dat de jonge mens met zijn seksuele moeilijkheden alleen staat alsof hij vader noch moeder had. De bewuste redenen waarom Cel en Martine zijn wat ze zijn, hebben weinig of niets te maken met hun weesschap.
*
Dat het weesschap van Cel hier symbolisch verband houdt met zijn seksuele problematiek acht ik zeer waarschijnlijk. Ik kom daar nog op terug. In elk geval is het adoptiemotief, dat hier negatief wordt belicht, duidelijk in verband te brengen met het feit dat beide helden door hun familie onbegrepen blijven en ook worden gefrustreerd.
Mogelijk.
| |
| |
*
Cel is van de aanvang af een eenzame, gesloten, verlegen buitenjongen die niet eens een gesprek voeren kan. Hij laat zich regeren door zijn tantes en laat zich ook naar het priesterschap manoeuvreren, al heeft hij daarvoor geen zin en hoopt hij daar enkel op uitkomst voor een materieel bestaan. Hij heeft geen eigen wil om zijn leven op te bouwen, blijft ook later passief onderjukt door zijn hospita en lijkt mij tegen het leven en de samenleving niet opgewassen. Ziet u hem ook zo?
Cel is in mijn ogen allesbehalve een sukkelaar. Hij is het type van de voorbeeldige, door voorbeeldige tantes opgevoede collegeleerling, een in deze twee diepzee-oesterschelpen groeiende parel voor de kroon van Vlaanderens clerus tot vóór de tweede wereldoorlog. Wat zulke jongens moeten verbergen, verzwijgen en overwinnen om te beantwoorden aan hun ideaal, maakt hen eenzaam, gesloten en verlegen, met een diepe ondergrond van weemoed en wanhoop, maar het zijn helden in plaats van zwakkelingen. Als Cel met Martine geen gesprek kan voeren, bewijst dat geenszins dat hij een sufferd, maar dat hij overdreven preuts is. Het is geen sufferd die erin slaagt, zelfs wanneer hij voor een ieder zijn voorbeeldigheidsfaam heeft verloren, zijn eer, Martine niet aan te raken, hoog te houden.
*
Ik loochen de levenswaarachtigheid van dat Cel-type niet, integendeel, het heeft tot in mijn generatie en wellicht nog in de volgende bestaan. Ik negeer evenmin dat zulk type enorme ascese en wilskracht moet opbrengen om zich recht te houden en zijn figuur te handhaven, maar ik blijf erbij dat het een jongen is die met al zijn morele berekracht psychisch tegen het leven niet opgewassen is, ‘lebensunfähig’ zeggen de Duitsers. Niet akkoord?
Neen.
| |
| |
*
Het volstrekte kuisheidsideaal dat de jonge Cel opneemt past wondergoed bij zijn gesloten, strak en niet-adapteerd karakter. Typisch is ook dat de verering die Martine voor zijn gesloten en zwijgzame hardheid, zijn barse en plompe linksheid kan opbrengen, hem in ‘de strakheid die hij zichzelf had opgedrongen ... vastzette’, zoals u het zelf formuleert. Eigenlijk vind ik Cel van de aanvang af in psychisch opzicht een zwakke figuur, wat niet belet dat hij veel energie en wilssterkte heeft. Dat houdt vele psychisch-onzekere mensen recht.
Ik veroordeel scherper dan u de levensopvatting die Cel zo misvormd heeft, maar ik bewonder de kracht waarmee hij ze naleeft. Het enige wat men hem verwijten kan, dat hij geen einde maakt aan de liefde, kan ik hem niet kwalijk nemen. Op geen enkel ogenblik bestaat daar voor hem een reden toe die er hem in geweten toe dwingt en wanneer de situatie door de schuld van anderen onhoudbaar wordt, jammert noch capituleert hij en gaat dapper naar de laatste kans, het eerherstel door zelfmoord, dat door Martine voor hem wordt voorkomen.
*
Het idee van absolute kuisheid put hij uit een misstap van zijn overleden moeder, waarvan hij bij toeval iets verneemt. Dat zijn moeder om een voorhuwelijkse relatie, waaruit Cel geboren werd, uit de familie gestoten werd, dat de jongen aan zijn moeder werd onttrokken en van het feit onwetend werd gelaten, is in het licht van de seksuele obsessie die katholieken eigen was, zeer waarschijnlijk. Maar dat de jonge Cel om voor de misstap van zijn gestorven moeder te boeten levenslang ‘zuiver’ wil blijven en door levenslange ‘onaardse kuisheid’ zijn ‘gevallen’ moeder wil rehabiliteren, acht ik slechts verklaarbaar door een uiterst sterke moederbinding. Daarvan geeft hij trouwens ook bewijs op ander gebied, wanneer hij, passief, door zijn tantes als ambtenaar in de Boerenbond wordt gestopt en als volgt reageert: ‘Zoals ze
| |
| |
moeder van hem hebben gescheiden, ze eenzaam laten sterven, zo lieten ze haar nu weer vallen en stopten hem ongevraagd in de koten van de Boerenbond’. De jongen identificeert zijn lot dus met dat van zijn gestorven moeder. Zijn zwakte is grotendeels overdreven moederbinding. De Leuvense commissaris, die geen psychologie kent, wijst toch in de juiste richting als hij zegt: ‘zieke romantiek rond zijn moeder’.
Niet alleen een uiterst sterke moederbinding, ook een vaste katholieke overtuiging van de overdraagbaarheid der zedelijke verdiensten in een goddelijke comptabiliteit, kan dat. Sinds Christus zich heeft laten terechtstellen zoals een Romeinse slaaf (want de doodstraf van de joden was steniging) om de ganse mensheid in de mogelijkheid te stellen een eeuwig geluk te vinden in de hemel, hebben honderdduizenden hun leven gegeven, zich een bepaalde levenswijze of ongemakken opgelegd om iets te bekomen voor mensen die ze nooit hadden gezien, mensen die er helemaal niet om vroegen. Sinds vijftien eeuwen is geheel Europa ervan overtuigd een epidemie, een oorlog, een natuurramp te kunnen voorkomen door middel van gebeden, zelfkastijdingen, processies en missen.
*
Let wel, ik betwijfel de echtheid van uw Cel niet. Dat mag geen misverstand zijn. U hebt hem zeer levensecht uitgebeeld. Het gaat hier alleen over de interpretatie van die figuur. U hebt volkomen gelijk wanneer u zijn offerwil plaatst in de sfeer van het katholicisme, waarin zulke offers en zulke beloften van volstrekte kuisheid een volledige zin krijgen als restitutie, onheilsbezwering of heilsafsmeking. In het katholieke Vlaanderen van uw generatie, en zelfs de mijne, zijn Cels zelfs uiterst waarschijnlijk zonder dat u zijn moeder er rechtstreeks bij zoudt betrekken. Dat een Cel een priesterideaal van absolute kuisheid opgedrongen krijgt of zelfstandig opvat, was in het toenmalige Vlaanderen zo frequent, dat het mij bijzonder heeft getroffen
| |
| |
dat u er zijn gestorven moeder bij betrekt. En daarom spreek ik ook van moederbinding.
Wat u toeschrijft aan zwakte door overdreven moederbinding, het volgen van een religieuze roeping door een ‘onecht’ kind, dat daardoor de zonde wil uitboeten waaraan het zijn leven dankt, gebeurt als het ware elke dag.
*
Ik kom u ten dele tegemoet door te aanvaarden dat in de roomse Kerk, zoals wij ze beiden hebben gekend, priesterroeping en kuisheidsideaal vaak zeer sterk onder moederlijke invloed stonden. De Kerk nam die moedergebondenheid over door de cultus van Maria als moeder op de voorgrond te stellen en door zichzelf Moeder te noemen. Ik vind dus Cel geen ongewoon geval in die sfeer en dat milieu. Dat het elke dag te vinden is, vind ik fel overdreven.
Zulk geval werd in het katholieke Vlaanderen waarin ik ben opgegroeid door letterlijk iedereen bewonderd en geprezen en door volstrekt niemand als een teken van zwakheid beschouwd. Ik heb van dichtbij meer dan één geval meegemaakt dat volkomen gelijkt op dat van Cel.
*
Het gaat mij niet om bewonderen of verguizen, prijzen of afkeuren, alleen om verstaan. Het probleem bestaat trouwens ook buiten elk godsdienstig verband. Een ongelovige Cel die zich zó sterk aan zijn moeder of aan de herinnering aan haar gebonden blijft voelen, en daarom kuis blijft of moeite heeft met de seksualiteit of zich in een of ander opzicht zwaar verantwoordelijk of schuldig voelt, komt evengoed voor als een gelovige. Maar we worden het blijkbaar over de Cel-interpretatie niet helemaal eens.
Ik vrees het.
| |
| |
*
Over Martine wél, hoop ik. Ze is een actief en vindingrijk meisje, dat tegenover de gesloten en passieve Cel voortdurend het initiatief neemt. Zij speelt in heel het verloop van het liefdesavontuur de dynamische rol, ze is ook de actieve factor in de ontknoping. Bent u het daarmee eens?
Volkomen.
*
Martine blijkt speciaal op Cel gesteld om zijn rustieke eenvoud, hardheid en barsheid, a fortiori wanneer zij weet dat hij eeuwige kuisheid heeft beloofd, wat volgens haar een koelbloedige heldendaad is. Acht u dat soort verliefdheid typisch vrouwelijk of is dit een uitzonderingsgeval?
Het is typisch vrouwelijk de man te willen bekoren en typisch menselijk een liefde, waar men wilde om werven, af te wijzen wanneer ze te vlot wordt aangeboden. Volgens diezelfde krachtlijn wordt intenser geworven naar gelang de beminde zich koeler betoont.
*
Is de creatie van Martines absolute liefde niet een typisch mannelijke droom: dat een jong meisje uitsluitend en absoluut van hem houdt, voor hem leeft, ‘slaafs onderdanig’ is, hem ter wille tot de dood?
Ja, even typisch mannelijk als het typisch vrouwelijk is te dromen van een man, die uitsluitend en absoluut van haar houdt, voor haar leeft, haar slaafs onderdanig is en tot de dood ter wille.
*
| |
| |
Ik heb in een vroeger opstel over dit boek de ‘onzinnelijke passie’, dit soort platonisch-absolute liefde van Cel en vooral van Martine gesitueerd in de grote cultuurtraditie van het Westen, die aan de onvolkomenheid van het aardse wil ontkomen in de eeuwigheid, de absolute liefde cultiveert, het thema van liefde en dood ontdekt, enz. De belangstellende kan dat elders lezen. Met betrekking tot uw gehele werk wou ik u de vraag stellen of u zich ervan bewust bent hoe gaarne u de kuise liefde verheerlijkt? Bij Sibylle, Iphigenie en Denise kan men niet van volledige kuisheid spreken, maar het zinnelijke element is in de praktijk zeer bijkomstig, vergeleken met hun absoluut geestelijk ideaal. Virgilia en Martine zijn absoluut en kuis. Anderzijds hebt u herhaaldelijk voor de waarde van de seksualiteit gepleit, zelfs de vrije. Dat maakt uw voorliefde voor zuivere, absoluut gedreven vrouwen nog raadselachtiger. Het lijkt me mogelijk dat de liefde en verering voor uw moeder in de gevoeligste kinderjaren daarin een rol heeft gespeeld.
Ik ben mij al schrijvend van die eigenaardige discordantie bewust geworden en de meest logische verklaring die ik ervoor vinden kan is dat ik te lang heb moeten trachten in een kuisheid te leven waarvoor ik niet gemaakt ben, zodat de verhouding van man tot vrouw voor mij uitsluitend verboden seksualiteit is gebleven en ik, met andere woorden, eigenlijk geen liefde ken. Ik zou dus enerzijds slechts vleselijkheid kennen waarvan ik het goed recht met hartstocht bepleit en anderzijds, wanneer ik een liefde beschrijf, zou ik ze geen lichamelijkheid kunnen toekennen. Hieruit zou dan mijn weerzin en misprijzen volgen voor het veel te groot belang dat naar mijn mening in kunst en cultuur aan beschrijving en ontleding van de liefde wordt gehecht.
*
Uw lang verplichte kuisheid, die u zichzelf als jonge man oplegde, zal zeker wel een rol hebben gespeeld.
De gedachte dat ik nooit vrouw en kinderen zou hebben, was
| |
| |
een bestendige wanhoop van mijn studiejaren en in die verdoemdheid droomde ik slapend en wakker van surrealistische uitkomsten als een dubbel leven, intieme omgang waarin de vrouw geen schuld op zich laadt en nog heel wat zotters. Daar zal wel de onbewuste wortel in zitten, indien hij onmisbaar is.
*
Ja, onmisbaar is hij wel, volgens mij, deze onbewuste wortel. Maar hij zal wel verder zitten dan in de jongelingsjaren, zoals ik al vroeger gezegd heb, en wel in de kindertijd. Kunt u, bewust als u nu bent, de problematiek van dit boek enigermate associëren met bepaalde belevingen van of inzichten in de kindertijd?
Het schijnt dat gestrafte kinderen zich soms willen verhangen om hun ouders te straffen en dat zij zich door dit imaginair offer van hun leven gerehabiliteerd achten in eigen ogen en vooral in de liefde van hun ouders. Het schijnt ook dat frontsoldaten, en ook anderen die niet kunnen ontsnappen uit een benarde positie, aan zelfverminking denken. Er zijn boy-scout-naturen die de pakjes van oude vrouwen dragen en blinden begeleiden bij het oversteken. Er zijn er ook die zuiver geestelijke hulp bieden, door bijvoorbeeld tabak, alcohol of vlees te derven, om anderen te sterken die ze zich vrijwillig of op doktersbevel ontzeggen. In Zuster Virgilia staat een bladzijde waarop ik zulke karakters nauwkeurig beschrijf als typisch voor de Van Calckens. Het schijnt tenslotte ook dat alle eerste liefde waardeloos, wars en zakelijk is zoals die van Cel en Martine. Dit alles strookt met mijn uiteraard incomplete ervaring.
*
Ik vind wat u zegt wel heel belangrijk om de symbolische achtergrond van het boek te begrijpen.
Ik vind dat het boek ook op zichzelf te begrijpen is, uit de verrassende krachten van de menselijke natuur. Een eerste dwepende,
| |
| |
onweerstaanbare liefde bij een jongen die priester wordt en een meisje die dat grootse ideaal van het Vlaamse reuzenras van grootmoeder wil dienen, brengt zonder grote moeite de kracht op tot een platonische zelfbegoocheling. Er is geen waan waartoe bronst op die leeftijd niet in staat is.
*
Dat is juist. Uw visie op de vrouwen en meisjes, die opgenomen worden in hun absolute beleving, sluit eenzaamheid in, ook bij Martine. Zij beleeft de liefde absoluut en in zichzelf besloten.
Ja, ik denk dat liefde voor een vrouw heel wat meer betekent dan voor een man en dat in die liefde de paring, die voor hem, zo niet alles, dan toch het voornaamste is, voor haar minder betekent dan voor hem.
*
Naarmate deze ‘passie’ de twee jonge mensen meesleept, wordt het karakterverschil tussen hen duidelijker. Martine beleeft dit avontuur vurig, met aanwending van al haar krachten, onzelfzuchtig, puur, absoluut. Cel daarentegen is narcistisch, beleeft haar liefde vanuit een behoefte aan adoratie. Dat Martine in hem een ‘idool’ ziet en dat hij van haar alles mag ‘eisen’ geeft hem kracht. Tegenstelling, vindt u niet?
Vergeet niet dat Martine zich niets te verwijten heeft en Cel wel. Zoals zij van hem houdt mag het, terwijl hij aan zijn gevoelens voor haar niet mag toegeven. Voeg daarbij het verschil tussen de man die verovert, trots is en die trots wil voelen in de adoratie van de vrouw, waartegenover de behoefte staat van de vrouw aan bescherming en tederheid. Vergeet ook niet dat Cel alleen de eindstrijd op zich neemt en tot de zelfmoord besluit. Indien Cel zwak was, zou Martine dat minstens eenmaal voelen. Vrouwen zijn daar overgevoelig voor. Welnu, zij voelt zich door hem
| |
| |
meegesleurd naar iets afschrikwekkend groots dat slechts een held als hij aandurft.
*
Die eindstrijd en dat besluit tot zelfmoord kunnen heldhaftig schijnen, maar in feite tekenen zij de houding van een jongen die radeloos is en tegen het leven niet op kan. Ik kan goed begrijpen dat de jonge Martine dat niet aanvoelt vóór het einde, wanneer zij besluit hem te bevrijden uit zijn innerlijke gevangenis, door zelfmoord. Maar waarschijnlijk raken we het over de Cel-interpretatie nooit eens.
Ik vrees het.
*
In de eerste hoofdstukken, wanneer hun passie opsteekt en u Martine laat zeggen: ‘Tu peux me tuer’, voegt u eraan toe: ‘Hij heeft dat ook gedaan’. U laat zich weer verleiden tot een voorafaankondiging van het slot. Stond het bij u toen al vast dat dubbelzelfmoord uitgesloten was en dat het meisje zich voor de jongen ging opofferen?
Ja, dat was een van de zeldzame punten die vaststonden toen ik begon te schrijven. Arm in arm van een toren springen vind ik zielig, belachelijk en wansmakelijk. Het is een bekentenis van onmacht die men niet mag afleggen als met met z'n tweeën en dus nog sterk genoeg is. Een individuele zelfmoord zie ik als een waardig en moedig afscheid, die van Martine als een zelfofferande.
*
Wanneer hun platonische verhouding wordt ontdekt, wordt rond de twee een net van fanatiek onbegrip gespannen. Zij worden omsingeld door de wereld. U besteedt uw beste krachten aan deze dramatische dagen. Ik vraag me wel af of dit totale onbegrip
| |
| |
van het familiemilieu van beide zijden, met daar nog de ketterjagerij van kotbaas en kotbazin bij, en op de koop toe bij deze wezel de devaluatie van edele liefde tot vuige lust, niet wat verdreven aandoet.
De reactie op hun liefde zou inderdaad overdreven zijn indien het feit ontdekt werd zoals het is. Het wordt echter ontdekt door een correspondentie die juist krasse termen heeft gebruikt omdat de liefde zo platonisch was en woorden er wegens gebrek aan zoenen en omhelzingen de maat van moesten aangeven. Volgens de teksten mocht men vrezen dat Martine een zwangerschap nabij was. Voeg daarbij dat de twee tantes van Cel van deze zoon van hun zuster, na 'n heimelijke vrijage een herhaling van zijn moeders zonde verwachtten en dat er geen broer of zuster van Cel, niet eens een kameraad van Cels leeftijd was, om hun onbewust erop te wijzen dat zij oordeelden over een jongere generatie, die, beter of slechter, in elk geval anders was. De tantes kennen het leven niet goed genoeg en de commissaris kent het te goed om aan de onschuld van Cel en Martine te geloven.
*
Dat u het conflict tussen de jongere generatie en de ouderen zo scherp en zonder uitkomst stelt, behoort mijns inziens tot de fundamentele symboliek van uw roman. Dat conflict tussen een jonge generatie die edel liefheeft en de oudere die verhard en verblind is, doet mij denken aan een tragisch thema van Shakespeares Romeo and Juliet. U hebt dit boek blijkbaar naar de jeugd toe geschreven. Het is één symbolisch gebaar van begrip, dat mischien ook om begrip vraagt?
Volkomen bewust heb ik het boek zo geschreven. Het is tegelijk een poging om de jeugd te begrijpen, een bewijs dat ik ze begrijp en een smeken om zelf te worden begrepen. Vergeleken met mijn eerste romans, die bekentenissen zijn, is De Française een pleitrede, waarvan elk argument, elke zinsnede, elk woord weloverwogen is gekozen.
| |
| |
*
De twee jongeren gaan dan leven als opgejaagd wild, gevolgd door de ogen van de censuur, verpletterd onder de morele veroordeling van hun katholiek milieu. U hebt deze psychische situatie pakkend beschreven; het is alsof u er iets van hebt beleefd.
Daar het erom ging iets onwaarschijnlijks onbetwistbaar waar te maken, heb ik dit zo intens beleefd dat ik, geheel andersom, zou kunnen zeggen door deze verbeelding de werkelijkheid te hebben leren kennen.
*
Wanneer het dan zover komt dat ze met hun liefde geen uitweg meer weten, scherpt u het verschil in de psychische toestand van Cel en Martine tot het uiterste toe. Martine gaat, zonder zich om de sociale omstandigheden te bekommeren, absoluut in haar liefdegeluk op. Cel echter toont meer en meer zijn zelfzucht, vernedering, verbittering, rancune, hij valt ten prooi aan vertwijfeling, gekwetste eerzucht en ziet het leven zonder uitkomst. In zijn onmacht tegenover het leven wordt Martine zijn enig houvast: ‘De liefde van Martine was zijn groeikracht’ en: ‘De weigering voor het priesterschap, het pennelikkersambt, de verdachtmaking kon hij niet dragen zonder haar. Als zij morgen weg was zou het hem te veel zijn nog op te staan, laat staan te studeren. Hij zou maagpijn voorwenden en altijd minder eten om ziek te worden en te sterven’. U hebt hier dus, onbewust of bewust, weer eens de man als zwakkere persoonlijkheid tegenover de vrouw gesteld, zoals in Carla, Denise en elders is gebeurd?
Ik zie natuurlijk goed het verschil waarop u wijst, maar niet het verschil in menselijke waarde. De onvervaarde kommerloosheid van Martine is in mijn ogen typisch voor haar vrouwelijke dweepzucht. Zonder deze dweepzucht zou de verstandige Cel tot bezinning komen en zich overgeven. Het verhaal zou niet
| |
| |
meer overtuigen indien hij rechtlijnig reageerde zoals Martine. Het zou de geschiedenis van twee domkoppen worden. Kunt u zich een primus perpetuus met jaarlijks kroontjes van goed gedrag voorstellen, die zonder momenten van vertwijfeling, gekwetste eerzucht, zelfzucht, vernedering, verbittering, rancune, hand in hand met een jongere Française naar een kerktoren stapt en is deze jongen menselijk minder waard omdat hij onderweg weifelt?
*
Het gaat mij niet om menselijke waarde, die laat ik in het midden, maar uitsluitend om psychische situatie en houding.
Ja, ik begrijp u.
*
Zo komen wij bij het plan tot dubbelzelfmoord. Het is een plan van Cel waarmee Martine instemt. Men zou dit op het eerste gezicht een weloverwogen zelfmoordplan kunnen noemen wegens het klare inzicht in de sociale moeilijkheden die hun geluk in de weg staan. Maar ik geloof dat er bij Cel diepere gevoelens achter die motivering schuilen. Hij wil haar niet meenemen in de dood uit liefde, want die kent hij niet, eerder uit levensangst, frustratie, haat. Ik denk dat hij haar wil meenemen uit angst, want wie het leven niet alleen aankan, durft ook alleen de dood niet aan. Wat denkt u van deze visie?
Indien de personages van een schrijver er een psychologie kunnen op na houden waarvan deze niets afweet, kan ik op uw vraag niet antwoorden, maar ik kan het wel indien zij alleen van zijn adem leven. En dan spreekt het vanzelf dat Cel Martine in de dood moet meenemen omdat hij haar niet alleen mag achterlaten in de moeilijkheden waaruit hij zichzelf bevrijdt. Hij zou een walgelijke lafaard zijn indien hij haar in de steek liet en al de lafheid die u kunt vinden in het feit dat hij haar meeneemt, verzwindt daar- | |
| |
voor. Wanneer u er goed over nadenkt zult u inzien dat het idee van een afzonderlijke zelfmoord wel bij Martine kan opkomen en niet bij hem. Zijn zelfmoord zou altijd een laffe vlucht zijn, zoals de hare altijd een zelfopoffering. En als deze jonge gelovige katholiek door een zelfmoord recht naar de hel durft te gaan, is hij dan een bangerik wanneer hij dat in gezelschap van een meisje ietwat beter zou durven? Voor zover ik weet is daar nergens sprake van angst, ik zie niets dan een hoog en moedig verweer van twee prachtige jonge mensen.
*
Wij praten hier met woorden die in twee totaal verschillende sferen thuishoren. U spreekt in de ethische sfeer waar normatieve termen als ‘moed’, ‘lafheid’ en ‘bangerik’ thuishoren, ik spreek in de psychische sfeer waar het er enkel om gaat een daad van binnen uit te begrijpen, haar innerlijke motivering zonder enige ethische evaluatie.
In de psychische sfeer is zelfmoord autodestructie en deze is steeds het gevolg van mislukking, meestal van mislukking in een existentiële communicatie. In elk geval, ik ken geen enkel psycholoog die de zelfmoord anders ziet dan ontstaan uit een besef van onzinnigheid, een gevoel van failliet en onmacht tegenover het leven, vooral in de sector van het menselijk samen-zijn. Men kan tegenover de zelfmoord als daad moedig, onzeker of angstig staan, dat is een heel andere kwestie. Hoofdzaak is dat Cel geen uitweg meer ziet en daarom zelfmoord wil plegen.
Indien u de dissertatie van Prof. P. Ghysbrecht Dubbelzelfmoord leest, zal u zien dat er voor deze jongen geen ander motief kan zijn om zijn meisje mee te sleuren in de dood dan angst. Uw argument dat hij dit doet uit altruïsme, namelijk om het meisje niet in de steek te laten, aanvaard ik niet omdat Cel nergens altruïsme laat blijken, integendeel. Zijn wens naar dubbelzelfmoord is in feite een gecamoufleerde wens tot moord.
Onze meningen staan hier diametraal tegenover elkaar. Maar dat kan geen kwaad, want het bewijst dat dit romankarakter vanuit verschillende gezichtspunten te benaderen is. En als ik in Cel
| |
| |
geen held zie zoals u, dan belet dit niet dat ik zijn drang naar zelfmoord en dubbelzelfmoord tragisch, dus menselijk aangrijpend vind.
Dat is al veel.
*
Martine, die alles geven wil en ‘zonder meer aanvaardde alsof het vanzelf sprak dat hij alleen maar nam’, wil dan haar volstrekte onthechting bewijzen door alleen de dood in te gaan, opdat de jongen vrij zou zijn om door een huwelijk met een ander meisje zijn leven zin te geven. U hebt deze zelfmoord beschouwd als het hoogste offer dat de liefde en adel van een ideaal meisje in het licht stelt?
Ja, en juist daarom wijs ik in mijn vorig antwoord Cels angst voor alleen-zijn af. Vanaf het ogenblik waarop zij alleen zitten in een kamer zijn al hun bruggen verbrand en is er niets kleins meer in deze kinderen.
*
Al de noodlotsfeiten waarmee u de intrige doorzaait wijzen erop dat de liefde tussen Cel en Martine, in uw optiek, noodlottig moest aflopen. Zijn geweigerd worden voor het priesterambt wegens onwettige geboorte, zijn doorgezette kuisheidsobsessie, de bloedverwantschap als huwelijksbeletsel (wat ik een nogal zwak argument vind, want ze zijn toch maar neef en nicht in de tweede graad), en ten slotte zijn onmachtige ambitie om later te trouwen als hij een universiteitsdiploma zou verworven hebben, dit alles toont overduidelijk dat u ze niet gelukkig wilde laten worden. Hebt u al die omstandigheden zo gecreëerd om de tragiek van een jeugdige onmogelijke liefde uit te beelden of om de ongewone tragische adel van een verheven platonische verhouding te illustreren?
| |
| |
Om door de tragiek van een onbegrepen jonge liefde de adel van de mens te illustreren. Ik hoop dat de moeilijkheden die ik Cel en Martine in de weg heb gelegd natuurlijk zijn aangebracht. Het beletsel van de bloedverwantschap heb ik niet groter willen maken dan het was. Ik mocht het van de andere kant ook niet wegcijferen. Juist omdat zij neef en nicht (en wees) waren mochten zijn met elkaar omgaan. Zo werd hun liefde mogelijk. Zij gingen in hun genegenheid te ver, juist doordat ze er gerust in waren dat ze niet ver kon gaan wegens zijn roeping en hun verwantschap en toen ze er te ver in gingen, verantwoordden ze dat onder meer met de bloedverwantschap die een normale evolutie van hun liefde in de weg stond.
*
Men zou ook de mening kunnen opperen dat het boek eigenlijk geschreven is naar het hoogtepunt toe van Martines onzelfzuchtige offerdood?
Ja, dat is het.
*
De laatste bladzijde, na Martines offerdood, laat ons constateren dat Cel onmiddellijk door een andere vrouw wordt veroverd. Hij laat zich passief huwen, hij ondergaat dat als liet hij zich het geschenk van de seksualiteit welgevallen. U formuleert dat: ‘Hij vervult haar wil dat hij leve’. Plots valt het kuisheidsideaal, de eed die hij aan moeders gedachtenis heeft gezworen, weg. Dit lijkt me raadselachtig in uw roman. Waarom dat spoedige huwelijk? Indien Cel vroeger neiging daartoe had gevoeld, had hij Martine van zich kunnen afstoten of een ander meisje zoeken. Daar is evenwel in de roman geen sprake van! Wat betekent dan de dood van Martine voor hem als zij hem in staat stelt onmiddellijk naar de seksuele gemeenschap van het huwelijk over te gaan? Ik moet dan wel veronderstellen dat hij bij zijn voorstel tot dubbelzelfmoord haar dood heeft gewenst omdat hij zijn ideaal
| |
| |
van absolute, kuise liefde, dat zijn ik, in het samenzijn met haar, in haar vrouwelijk wezen belichaamd zag, niet meer dragen kon of wilde. Dan is meteen verklaard waarom hij, na haar dood, aanstonds gewoon geslachtelijk begint te leven.
Cel heeft moeder nooit beloofd nooit te huwen, hij is dus niet ontrouw of inconsequent door te trouwen na de dood van Martine, die juist is gestorven opdat hij zou leven. Door deze dood werd de wereld waarin hij is opgegroeid weggevaagd. De clerus die hem niet aanvaardde op grond van het canoniek recht, de fatsoensregelen van de Allemans, de Peetersen, het college en Vlaanderen, dit alles is waardeloos geworden, bestaat niet meer. Hij leeft verdoofd in een normale, vriendelijke, gelaten sfeer, die hem, na wat hij heeft doorgemaakt, voorkomt als het luchtledige. Hij neemt de hand die hem onvoorziens wordt gereikt omdat dit overeenkomt met de wil van Martine. Het is ook een heel andere hand dan die van Martine. Het huwelijk dat hij aangaan zal wordt niet het huwelijk met Martine.
*
Indien deze visie juist is zou ik de symbolische maar dan ook diepste kernidee van de roman als volgt formuleren: het ideale vrouwenbeeld, de zielsgeliefde die tevens de onbereikbare is en in de ziel van Cel gegroeid is uit het moederbeeld, moet in de mens sterven opdat hij een gewoon geslachtelijk leven zou kunnen beginnen in een huwelijk.
Geen symboliek is mij meer vertrouwd en dierbaar dan die van het zaad dat in de grond moet sterven, de vrucht die van de boom moet vallen om zelf vruchtboom te worden, het kind dat zijn moeder pijnigen moet om op de wereld te komen. Ik heb herhaaldelijk menen te sterven juist daar waar ik nadien bleek te zijn herleefd. En toch, al vind ik de kernidee die u mij cadeau wilt doen zeer mooi en diep, al vraag ik niets liever dan erdoor bezield te zijn geweest, ik mag niet beweren dat ze ook maar in mijn
| |
| |
buurt kwam. Ik zal mij natuurlijk wel wachten u te beletten ze in een lade van mijn onbewustheden te leggen.
*
Dat wil ik dan ook doen. Een laatste vraag: wanneer men, vanaf Adelaïde tot hier, al uw belangrijke boeken overschouwt, dan eindigen ze alle tragisch, behalve Trouwen en Houtekiet. Is één der vele redenen waarom u van Houtekiet zo zielsveel houdt, dat het een evasie is uit uw tragisch levensgevoel?
Een boek kan op diverse wijzen tragisch eindigen. De boeken van Strindberg eindigen op woedende wanhoop, die van Tsjechof op moede vertwijfeling. Ik wou dat de tragiek van mijn trilogie en van Een Mens van goede Wil vertrouwen in de mens inboezemde en dat die van bijvoorbeeld Celibaat en Volk iets van de stille vervoering wekte waardoor de grote negentiende-eeuwse Russische en Engelse vertellers uit de realiteit onvergetelijk blijven. Mij althans doet het innig contact waarin deze mij brengen met de gehele schepping, die alles tegelijk is, schoon en afschuwelijk, zonnig en donker, zacht en wreed, vervoerd opstijgen gelijk in een vliegdroom. De redenen waarom ik zoveel van Houtekiet houd, zijn inderdaad talrijk en welbepaald technisch, artistiek, wereldbeschouwelijk en menselijk. Vele ervan zijn zeker onder te brengen bij evasie uit een tragisch levensgevoel, dat dan wel, onbewust zijnde, het diepste motief zou kunnen worden. Alleen echter het woord evasie, vlucht met of zonder terugkeer, doet mij aarzelen. Houtekiet is voor mij in alle opzichten overwinning, bevrijding en in geen enkel opzicht vlucht.
|
|