Gedichten
(2001)–Jacob Westerbaen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Ockenburgh (fragmenten) | |
[pagina 101]
| |
Zomer. Het fruit is rijpaant.Ik kan met moes en fruit mij en mijn vriend gerijven;
ik eet, ik geve weg, nog kan er overblijven.
De mus, de spreeuw, de kauw en eksters eten mee;
maar tegen zulk gespuis houd ik de snaphaan reê.
5[regelnummer]
Daar past mijn pulver op en schot van hagelkogels,
behalve op een slag van schadelijker vogels,
van bestemoeders aard in zulk van snoeperij;
die grijp ik levendig, en laat ze weder vrij,
doch voor een klein rantsoen. En, meisjes, wilt gij weten
10[regelnummer]
waarvoor gij in mijn hof moogt alle fruiten eten,
vraagt aan de echo hier: ‘Wat geeft men voor rantsoen?’
Met maar vier lettertjes zal zij u antwoord doen.
|
|