Gedichten
(2001)–Jacob Westerbaen– Auteursrechtelijk beschermdOp het toelaten der remonstramtsgezinden tot de gemeente der contraremonstrantenaant.Wat is Broer Gommer blij en mooi
met schurfde schapen, die de kooi
van Broer Armijn verlaten,
niet om een leer van beter keur
| |
[pagina 95]
| |
5[regelnummer]
maar omdat Gommers kerk de deur
tot ambten is en staten!
Hij pronkte vrij met deze kaf,
maar, lieve, zeg wat valt er af
te zeggen of te roemen,
10[regelnummer]
als dat men't liefdeloze werk
der oude leraars van zijn kerk
door jonger ziet verdoemen?
Hij laat nu de arminiaan
met hem aan 's Heren tafel gaan,
15[regelnummer]
behoudens zijn gevoelen
dat men voor dood'lijk heeft verklaard,
toen 't kerkengilde was vergaard
te Dordrecht op de Doelen.
Mocht Bogerman, de president
20[regelnummer]
van 't heilig synodaal convent,
weer openen zijn ogen,
en zien eens uit het graf vandaan
de ketters daar mee zitten aan,
hoe vond hij zich bedrogen!
25[regelnummer]
Zag Trigland op, die strakke ziel,
die van verdragen niet en hiel,
noch van te tolereren,
maar maakte 't heilzaam staatsbesluit
van modereren lelijk uit
30[regelnummer]
en schold 't voor moddereren;
zag menig zuiver predikant
die nu wat diep ligt onder 't zand
door zijne nazaat geven
het heilig brood, de beker wijn
35[regelnummer]
aan die 't gevoelen van Armijn
bekend zijn aan te kleven,
zij riepen: ‘Och, wat ons gebeurt!
Ons kuren werden kwaad gekeurd
| |
[pagina 96]
| |
van ons nakomelingen.
40[regelnummer]
Wij kerfden dadelijk en sneên
en zetten af, 't zij arm of been.
Zij gaan niet zo wij gingen.
Wij leên geen vuil noch schurft noch smet,
maar hebben 't al in roer gezet
45[regelnummer]
om Israel te maken
zo gaaf en zuiver als een glas
dat daar niets onreins onder was,
noch streep noch gaal in 't laken.
Wij hebben staag gewoeld, gewroet,
50[regelnummer]
en twist in kerk en staat gevoed,
tot wij des veldheers degen
met menig duizend oorlogsman
(volk, daar men waar mee zeggen kan)
aan onze zijde kregen.
55[regelnummer]
Toen speelden wij het spel voort uit:
de schippers raakten van de schuit,
de kloekste maats gevangen;
men gaf de schop aan d'oude wet,
daar werden nieuwe ingezet
60[regelnummer]
en 't hek alom verhangen.
Broer Harmen moest ter preekstoel af,
en die geen zekerheid en gaf
zich stil te zullen houwen,
die bracht men heen naar Walewijk
65[regelnummer]
en joeg de herders langs de dijk
met kinderen en vrouwen.
Men keurde al ons werk voor goed
en 't werd bezegeld met het bloed
van Barnevelt, de ouwen.
70[regelnummer]
Och, hoe gezegend was de dag
toen met een loffelijke slag
dat hoofd werd afgehouwen!
| |
[pagina 97]
| |
Toen was er ijver voor ons kerk,
tot vord'ring van dat offerwerk:
75[regelnummer]
Joost reed het paard de bek af
om ras te krijgen bij der hand
een, die de advocaat van 't land
een snee door hals en nek gaf.
Zo streefden wij naar Godes huis
80[regelnummer]
door 't zwaard en allerhande kruis,
niet dat wij zelve leden:
maar dat wij and're lieden deên
opdat Gods Israel alleen
de Tempel mocht betreden.
85[regelnummer]
Maar, Bogerman, en wie gij zijt,
Broer Gommer is de kaart nu kwijt,
hij kan zich niet verlaten
op ijz're mannen en geweer,
het gaat er niet gelijk wel eer,
90[regelnummer]
't gezag is bij de Staten.
Daarom gaat hij nu politijk
en stijft met zulke lui zijn rijk
die wederzijds wat hinken,
en hij is, meent hij, wel beraên:
95[regelnummer]
want kwam die pekel hem t' ontgaan
zijn kalfsvlees zou haast stinken.
|
|