Gedichten

[p. 79]

Godsdienst en godsdienststrijd

[p. 81]

Op de overdenking en verklaring van het Onze Vader, in de vorm van een gebed opgesteld met de woorden van de Heilige Schrift, door mijnheer Johannes Wtenbogaertaant.

Gij, die tot God heft reine hand en ogen
en voor zijn troon, in voor- of tegenspoed,
met kniên gekrakt en harten neergebogen
ootmoedelijk uw Schepper valt te voet:
ziet hier voor u een boek van weinig bladen,
een werk tot nut door ieder aangewend
die gaarne had een leidsman op zijn paden
als hij tot God zijn zuchten henen zendt.
't Gebed, weleer door zijne Zoon in 't midden
van zijn gevolg gegeven tot een staal,
als hij haar wees hoe dat zij moesten bidden,
wordt hier verbreid in ruimer Duitse taal,
niet opgesmukt met tooi van ijdelheden,
noch met vernis van woorden opgepraald,
maar vol van pit van d' allerwijste reden,
zelfs uit de mond van Godes geest gehaald.
Een, die wel eer des Heren wonderwerken
en naad're wil, in zijn genadebond
opnieuw verklaard, deed klinken in uw kerken
door zoet geluid van welbespraakte mond,
maar u daarna door klerkentwist ontnomen,
die 't vaderland stak in een droeve brand,
tot derenis van allerhande vromen,
die is 't, die u dit boekje stelt ter hand.
Hij placht wel eer in vurige gebeden
u voor te gaan met levendig geluid,
zodat zijn stem in open veld en steden
klonk door de lucht ter hoger wolken uit;
nu waakt hij nog ten heil van uwe zielen

[p. 82]

30

en nauwe zorg zijn trouwe borst omzet,

 

wanneer hij komt, als gij wilt nederknielen,

 

en leert voor God u spreken uw gebed.

 

God gunn' hem in zijn afgesloofde leden

 

te leven stil in onverstoorde rust

35

en raak' het hart der Christen-overheden

 

dat eenmaal word' het kerkenvuur geblust.