Gedichten
(2001)–Jacob Westerbaen– Auteursrechtelijk beschermdGelukwens aan mevrouw Van der Mijle, op de geboorte van haar eerste kind en zoon, jonker Cornelis van der Mijleaant.Mevrouw, ik heb wel eer mijn rijmpjes doen verschijnen
omtrent uw bruiloftsbed tot vreugde toegerust,
waar Venus met haar zoon de minnevlammen blust
en zaait haar wellust in de welige gordijnen.
5[regelnummer]
Nu laat ik haar weêrom omtrent uw kraambed horen,
waar gij gelegen zijt in 't prachtig ledikant
en 't brave jufferschap u naar gewoonte vand,
om u geluk te biên met uwe eerstgeboren.
Waar gaat het al naar wens de sterfelijke mensen?
10[regelnummer]
Wie is er die naar wil der goden gunst bezit?
Daar mangelt altijd wat, het is of dat of dit,
maar hier zie ik voldaan het redelijke wensen.
Dies is 't dat ik mijn geest met blijdschap voel ontsteken,
een innerlijke vreugd ontvonkt mijn hartenbloed,
15[regelnummer]
omdat gij in uw zoon de schade ziet verhoed
die huizen overkomt waar mannetjes ontbreken.
| |
[pagina 70]
| |
De goede hemel geev', dat gij tot uwer vreugde
moogt zien deez' eed'le spruit opwassen tot een boom,
van lichaam fris en sterk, van ziele goed en vroom,
20[regelnummer]
voorzien met overvloed van adellijke deugden.
Hij volg' zijn grotevaar, wiens naam hem is gegeven,
op 't spoor van wetenschap, van wijsheid en van raad,
en strekke tot een zuil van onze vrije staat,
om zijn verdiensten hoog op 't erespits verheven.
25[regelnummer]
Zijn ijver voor 't gemeen, zijn zorg, zijn zweet, zijn sloven
en worde niet ontmoet met vuil' ondankbaarheid,
of, zo hem zulk een lot mocht mee zijn opgeleid,
zo stijg' hij ook weerom het ongeval te boven;
men zie hem op een nieuw met lof en eer bekleden
30[regelnummer]
zijn ambten in de staat, zo hij tevoren plach,
en ieder blijk' hoeveel dat haat en nijd vermag
en hoe verdrukte deugd rijst weder van beneden.
Hij zij een noorderster voor die het land besturen,
een Palinuur te roer wanneer het harde brandt,
35[regelnummer]
in vreê een trouwe raad, in krijg een held ter hand,
gestreeld door koningen en goede nageburen.
Meer zei ik, maar, mevrouw, ik vrees u te vermoeien.
Geluk met Keesje, 'k wens u binnen 't jaar een Jan,
en mij eens hipocras: ik houde weinig van
40[regelnummer]
het water dat men zegt uit Helicon te vloeien.
|
|