Gedichten
(2001)–Jacob Westerbaen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Minneliedaant.Melodie: ‘Cessez mortels de souspirer’Zeg, schoonste, zal 't nog lange zijn,
eer uwe gunst mij zal beschijnen?
Helaas! De eindeloze pijn
doet mij van lid tot lid verdwijnen.
5[regelnummer]
Och, dat de trage dood
eenmaal mijn droeve ogen sloot!
Wat mocht ik toch mijn domme zin
op zulke rotsen vallen laten?
Al kwam er Venus met de Min,
10[regelnummer]
al kon ik als een engel praten,
nog kwam er vonk noch gloed
in uw vervrozen hartebloed.
Gij stoort u niet eens aan mijn smart,
alsof de ruwe god der vonken
15[regelnummer]
rondom uw louter stalen hart
een huid van ijzer had geklonken.
De Min en kwetst het niet,
hoe dat hij 't met zijn boog beschiet.
In 't uiterst van de Noorder Zee
20[regelnummer]
daar zou men harder klip niet vinnen.
Eer zal het ijs en koude snee
gevoelen vonken om te minnen,
eer uw metalen hert
door mijn gebeden zachter werd.
25[regelnummer]
O dood, o rust van alle smart,
o haven der bedrukte zielen,
komt haast, en moordt mijn droevig hart,
| |
[pagina 23]
| |
wilt mijn beklemde borst vernielen:
zo word ik eenmaal vrij
30[regelnummer]
van al de doden die ik lij.
|
|