De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 2 Walcheren, Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland
(1989)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermdXI TholenA. De eerste periodeHet eiland Tholen is in de loop van de tijd door inpolderingen van steeds nieuwe aangeslibde slikken en schorren tot het tegenwoordige aaneengesloten geheel uitgegroeid. Aan alle kanten was het omringd door water, al is de kracht daarvan nu grotendeels getemd door dichtbij en verderop gelegde dammen en waterkeringen, o.a. in de Oosterschelde. Maar bij de wa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tersnood van februari 1953 werd nog ruim half Tholen door het zeewater overstroomd. Met in Stavenisse, aan de westkant gelegen, alleen al 153 doden! Strikt genomen is het agrarische Tholen de laatste jaren tengevolge van een aangelegde damverbinding met het voormalige eiland St. Philipsland niet echt een eiland meer. Maar in de periode die wij behandelen - ongeveer het midden van de vorige eeuw - was dit nog wel zo, met al de gevolgen, die een geïsoleerde ligging met zich meebrengt. Bij de gemeentelijke herindeling van 1971 is de tegenwoordige burgerlijke gemeente Tholen ontstaan, die nu het hele eiland omvat, met als belangrijkste woonkernen het stadje Tholen, en de dorpen St. Maartensdijk, Oud-Vossemeer, Poortvliet, Scherpenisse, St. Annaland en Stavenisse, vroeger alle zelfstandige gemeenten. In al deze genoemde plaatsen was in de 16e eeuw of soms wat later een Hervormde kerk ontstaan. In 1834 - ongeveer het beginjaar van onze studie - behoorden deze gemeenten tot de Hervormde classis Zierikzee (ring Tholen). Voor een gemakkelijk overzicht geven we hier voor het jaar 1836 hun zielental met het aantal belijdende leden, in volgorde van grootte.Ga naar eindnoot1.
Terloops merken we hier op, dat bij de ring Tholen ook nog het kleine eiland St. Philipsland behoorde met 566 zielen (van wie 211 belijdende leden waren). In het notulenboek van de Hervormde ring Tholen van de classis Zierikzee, in april 1816 geïnstalleerd, vonden we een ‘afstandsbepaling’ tussen de gemeenten onderling, uitgedrukt in uren gaans (1 uur is ongeveer 5 km lopen). Aan de hand daarvan konden dan uniforme reiskosten worden berekend. We geven een voorbeeld uit deze ‘afstandswijzer’:
En dan volgen de afstanden tussen de andere plaatsen onderling.Ga naar eindnoot2. Op het eiland Tholen zijn omstreeks 1836 slechts 2 heel kleine Afgescheiden gemeenten ontstaan, namelijk in Tholen (stad) en in het nabijgelegen Oud- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vossemeer, die al in 1839 tengevolge van de perikelen met ds. Budding weer uiteenvielen, en pas zo'n elf jaar later - in 1851 zijn herrezen. In de notulen van de ring Tholen is dan ook van het separatisme weinig sprake, al was dit in andere delen van de classis Zierikzee duidelijker aan de oppervlakte gekomen bijv. in St. Philipsland en op Duiveland. De ringvergaderingen betekenden een ontmoetingsplaats voor de predikanten. Op de classis vielen de beslissingen. Er bestond een ringleesgezelschap met op voorstel aangekochte boeken, die dan éénmaal per jaar onderling weer werden verkocht. Ook was er de plicht om bij toerbeurt lezingen te houden over ‘vragen’ die in een register werden bewaard. Daaruit kon de inleider kiezen, als hij aan de beurt was en niet zo gauw een titel kon vinden. Uit de titels ‘proeft’ men soms de kwesties die destijds actueel waren. Zo behandelde ds. C. Giltay van Oud-Vossemeer in juni 1835 de vraag: Wat is dweperij? In zijn gemeente zou korte tijd later een Afgescheiden gemeente van de grond komen. En in diezelfde vergadering ging ds. S.M. de Bruin van Scherpenisse in op de vraag: Hoe te handelen met de Separatisten, die met opzet - hoewel leden van de kerk - zich onttrekken aan de openbare godsdienstoefeningen? Hij kwam tot de conclusie, dat het vooralsnog het beste was zich daarover niet te druk te maken. Mocht echter hun aantal zo toenemen, dat het ‘al te erg liep’, dan moest men advies inwinnen bij het classicaal bestuur. Het volgend jaar - in september 1836 - toen het probleem acuter was geworden, sprak ds. S.M. de Bruin opnieuw over de vraag: Wat de beste middelen zijn om zucht tot afscheiding te voorkomen of in den voortgang te beletten. We noemen nog een titel: in juni 1839 kwam in een ringvergadering de vraag aan de orde: Welke zijn de redenen, dat de menselijke geest vatbaar is om de ongerijmdste dingen in de Godsdienst te geloven? Helaas is de tekst van die lezingen niet bewaard gebleven, zelfs geen verslag daarvan, zodat we weinig wijzer worden. Maar wel is algemeen bekend, dat Hervormde predikanten de burgerlijke overheid inschakelden, met voor de Afgescheidenen als gevolg: vervolgingen en veroordelingen door de rechtbank. We richten nu eerst echter onze aandacht op de Afscheiding in de stad Tholen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TholenHet oude vestingstadje Tholen - nog gedeeltelijk omringd door restanten van vestingwallen - is enige historische monumenten rijk, zoals de enorme gothische kerk met haar stoere toren, en het in oud-renaissance stijl gebouwde kleine stadhuis. Ook enkele gevels uit de 17e en 18e eeuw houden de herinnering aan het verleden levend. De tegenwoordige Hoogstraat is het oudste deel van het stadje. In de eerste helft van de 19e eeuw werd de Hervormde gemeente van Tholen door twee predikanten gediend. We noemen hier de volgende dominees met een enkele bijzonderheid: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Slotemaker Cornz. 1815-'32. Hij overleed in februari '32, ruim 66 jaar oud. In april 1826 had hij zijn 40-jarige Evangeliebediening bij 5 gemeenten gevierd. Bernardus Friderichs 1815-1 juli 1830 (emeritaat). Hij overleed in februari 1837, oud 77 jaar. Tholen was zijn 4e gemeente geweest. Christiaan de Visser 1831-'60 (emeritaat), op 2 november '62 te Oosterhout (N.Br.) op de kansel overleden (getroffen door een beroerte). Hij is bijna 71 jaar geworden. Samuel Prijn 1833-8 oktober 1842 (overl.) Tholen was zijn vierde gemeente na Oudenbosch, Groot-Ammers en Bleiswijk. Hij was heel nederig van aard en wars van lofuitingen op zijn persoon.Ga naar eindnoot3. Twaalf kerkeraads- of oud-kerkeraadsleden droegen de kist naar het graf. De notulen noemen de namen: J. Pické, J. Joppe, A.J. Sauer, J. Slotemaker, J. Geluk, Corn. Geluk, M. Elsakker, C. v. Nieuwenhuize, H. Cornelisse, J.L. Christiaanse, J. Bal, Lamb. Smits. Bij het doorlezen van de Hervormde kerkeraadsnotulen na 1816 vielen ons de volgende notities op: In 1818 woonden binnen de stad Tholen - de hofstede ‘De laatste stuiver’ niet meegerekend - 1302 Hervormden. En buiten de stad - het Rooland en Den Broek niet meegeteld - was hun aantal 338. Samen dus 1640 zielen (van wie 718 belijdende leden waren).Ga naar eindnoot4. In 1818 zijn de Waalse en de Hervormde gemeenten samengesmolten.
Tholen - Markt met Ned. Herv. kerk, prentbriefkaart ca. 1920.
In de notulen van 1820 kwamen we enkele namen tegen van personen, die later tot de initiatiefnemers van de Afscheiding zouden behoren. In april | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van dit jaar legde geloofsbelijdenis af Wilhelmus Josias Schot, die in het volgend jaar trouwde met Anna Maria Wessels (4 april '21). In 1820 werd tot diaken benoemd Dirk van Hiele, van beroep metselaar, wonende Botermarkt, geboren 15 december 1798. Hij zou later trouwen met de 19 jaar jongere Suzanna Isabella de Wee. In 1831 werd hij ouderling in de Hervormde kerk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begin AfscheidingIn mei 1835 lijkt alles nog rustig in de gemeente. De notulen melden, dat de censura morum (het onderling toezicht in de kerkeraad op de zuiverheid in leer en levenswandel van kerkeraad en gemeente) niets bijzonders had opgeleverd, zodat de vergadering ‘met dankzegging aan God, wegens den verblijdenden toestand der gemeente en met gebed om zegen over de aanstaande viering van het Avondmaal gesloten is’.Ga naar eindnoot5. Toch bleek enkele maanden later die blijdschap niet meer onvermengd te zijn, want ouderling De Lange vroeg of door de kerkeraad niets behoorde gedaan te worden ‘tot teregtbrenging of bestraffing van zoodanige personen’ die schenen zich van de gemeente te willen afscheiden.Ga naar eindnoot6. In januari 1836 werd bij ds. Chr. de Visser aan de pastorie een brief bezorgd, gedateerd 12 januari 1836 en getekend door Wilhelmus Jozias Schot Pieter Baaij Hzn. Jakob Wessels Simonz. Ze deelden mee zich aan de Hervormde kerk te onttrekken en gaven als reden op: ‘...daar wij geene andere Godsdienst erkennen of belijden, als die in den jare 1618-19 volgens de formulieren van eenigheid, de Artikelen onzer geloofsbelijdenis en Catechismus’, vastgesteld op de Nat. Syn. van Dordrecht ‘...zoo scheiden wij ons met dezen opentlijk af van dat Hervormd Kerkbestuur, en de daaraan hoorende genootschappen, in de jaren 1816-17 te voorschijn gekomen; en houden wij ons verbonden (aan) die aloude door onze vaderen vastgestelde Kerkstaat, van welke afscheiding wij bij dezen eene vrijwillige verklaring overgeven aan de W.E. predik. en verdere leden van den Kerkeraad van het Kerkgenootschap alhier’. Ze verzochten hun namen uit het lidmatenboek van het thans bestaand Herv. Kerkgenootschap te schrappen, en vroegen bewijs van Afscheiding, om zich daarmee aan te sluiten ‘aan die gemeente, die vereenigd met ons, die Godsdienst belijdt, door onze Vaderen in de jaren 1618-19 in Dordrecht vastgesteld’.Ga naar eindnoot7. Wat moest de kerkeraad ermee aan? Na voorlezing van het schrijven stelde de praeses, ds. C. de Visser, voor, de brief voor kennisgeving aan te nemen en de regering van de stad Tholen mee te delen, dat deze drie personen zich hadden afgescheiden. Ouderling Boom vond het echter beter eerst de handtekeningen op hun echtheid te controleren. Enige kerkeraadsleden waren het met hem eens en de koster kreeg opdracht dadelijk naar de briefschrijvers te gaan om te vragen of het hun handtekening was. Hij was al gauw terug - Tholen was maar een klein stadje - en kon meedelen, dat de handtekeningen echt waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat nu? Zou men nog eens bij de drie personen aandringen hun handtekening terug te nemen? Maar de ervaring had geleerd, dat zulke pogingen toch geen kans van slagen hadden en daarom besloot men het schrijven aan de stadsoverheid mee te delen en het niet aan de gemeente bekend te maken, uit vrees dat deze slechte voorbeelden nog meer afscheidingen tot gevolg zouden hebben. Beide predikanten kregen opdracht tijdens hun huisbezoek voor de eerstkomende avondmaalsviering ‘zulke menschen die zich schijnen te willen afscheiden, nogmaals ernstig te vermanen, en van hunnen dwaalweg, zoo mogelijk terug te brengen.’ Hieruit blijkt dus, dat er meer lidmaten geneigd waren tot Afscheiding. Op 6 februari '36 rapporteerden de predikanten over de huisbezoeken in de afgelopen week gebracht ‘die, ja, hier en daar stof tot droefheid, maar ook niet minder stof tot blijdschap hadden opgeleverd’. Velen toonden zich niet slechts bereid tot het vieren van het avondmaal, ‘maar ook afkeerig van het gedrag derzulken, die zich eigendunkelijk daaraan schijnen te onttrekken.’ In mei '36 bleek de Afscheiding om zich heen te grijpen, want in de kerkeraadsvergadering van 12 mei werd een schrijven voorgelezen met dezelfde inhoud als die van het al genoemde drietal Wilhelmus J. Schot, Pieter Baaij Hzn. en Jakob Wessels Simonz. Het was ondertekend door: Neeltje Maria Vernet, Antonetta Tichelaar, Willemyna Legboer, Marta Tichelaar, Maatje Kaat, Ester Flikweerd, Jan Zandijk, Jan van Veen, Jacoba Flikweerd, Johanna Cornelia Schot. Met een kruisje hadden getekend (ze konden niet schrijven): Janna de Jonge, Lena de Jonge, Anna Adriana van Dijke. In totaal 13 personen. Daar hebben we dus de namen van de eerste Afgescheidenen in Tholen (stad). In de eerst volgende jaren was ds. H.J. Budding hun dominee, reizend predikant voor heel Zeeland. Hij kon dus jaarlijks zo af en toe maar eens in Tholen komen preken. Enige sporen daarvan vinden we terug in vonnissen van de rechtbank te Zierikzee. Hier zijn ze: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VonnissenOp zondag 8 april '38 had ds. Budding gepreekt in de schuur van de hofstede van Willem Tichelaar, zonder daarvoor toestemming te hebben ontvangen. De rechtbank legde de volgende boeten op:
De proces-kosten bedroegen ƒ 17,32 (vonnis 1 juni 1838).
Behalve ds. Budding woonden de overige veroordeelden allen in Tholen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruim twee jaar later - op 10 en 17 mei 1840 - preekte ds. Budding telkens driemaal per zondag weer in de schuur van de landbouwer Willem Tichelaar onder Tholen en nu luidde het vonnis:
Proceskosten ƒ 37,57 (vonnis 12 juni 1840). In één van die diensten is ook een kind van Adriaan Bergers gedoopt. De Budding-crisis in 1839 - hij zou in oktober van dit jaar worden afgezet - liet ook de Afgescheiden gemeente te Tholen niet onaangeraakt. Een maand voor diens afzetting had de kerkeraad van Tholen een uitnodiging aan de Afgescheiden gemeenten op Duiveland en St. Philipsland verzonden om op 27 september '39 een soort classisvergadering in St. Philipsland bij te wonen. Inderdaad vond daar op genoemde datum een vergadering van Budding-aanhangers plaats. Namens Tholen waren als afgevaardigden aanwezig Pieter van Driel en Wilhelmus Josias Schot. Hun namen zijn hierboven al enkele malen genoemd. En op de beslissende provinciale vergadering van 23 oktober '39 in Middelburg waren ook Dirk van Farowé van Nieuwerkerk en Wilhelmus J. Schot van Tholen aanwezig. Maar ze konden de afzetting van ds. Budding niet tegenhouden en daarmee was Tholen een Budding-gemeente geworden. In 1840 onttrokken zich opnieuw een aantal personen aan de Hervormde kerk. We noteerden de volgende namen: vergadering 1 mei 1840 - Brief binnengekomen van Jacob Kerpel en vrouw Maria Dronkers met bericht van afscheiding van de Hervormde kerk. vergadering 24 juli '40 - Brieven van afscheiding binnengekomen van Adriaan Bergers, M.P. van Dongen en Johannes Bevelander. Van Adriaan Bergers is later door zijn zoon Jakob een geschriftje uitgegeven: Leven en Bekeering van Adriaan Bergers. vergadering 23 oktober '40 - Idem een brief van Dirk van Hiele. Hij zou in 1851 in de herrezen Afgescheiden kerk van Tholen één van de voormannen worden. We kijken nu even naar de gang van zaken in de Hervormde kerk van Tholen. Aanleiding hiertoe was een schrijven, dat we vonden in de kerkeraadsnotulen van 30 december 1842 en waaruit we enkele karakteristieke bijzonderheden gewaar worden van de Hervormde gemeente in de stad Tholen. Ze zijn te typerend voor de toenmalige kerkelijke situatie om ze niet op te nemen. Na het overlijden van ds. Samuel Prijn in oktober '42 moest er natuurlijk een nieuwe dominee komen. Maar het penibele punt was, dat de kerkeraad al jaren lang met een pastorie-probleem kampte. Dit was zelfs zo nijpend, dat het onmogelijk was de vacature-Prijn dadelijk te vervullen. Daarom schreef de kerkeraad een brief aan de kerkvoogden en notabelen om hun aandacht erop te vestigen ‘dat de eer en het belang van de Hervormde Ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meente onzer stad vordert’, dat er altijd een geschikte pastorie behoorde beschikbaar te zijn, waarin de predikanten dan vrij of tegen betaling van een billijke huurprijs konden wonen. Wat de ‘eer’ van de gemeente betrof, men hoefde maar te letten op de gemeenten ‘van het platteland in ons Eiland’. Dat waren dus die van Poortvliet, Scherpenisse, St. Maartensdijk, Stavenisse, St. Annaland en Oud-Vossemeer. De dominees daar woonden in huizen, die de naam van pastorie verdienden. De predikanten uit Tholen konden er jaloers op zijn. En dan te bedenken, dat de gemeente van de stad Tholen niet alleen door het aantal zielen, maar ook ‘door het stoffelijk vermogen harer leden, verreweg de aanzienlijkste (is) uit ons Eiland’. Er was nog iets. Als één van de predikanten in Tholen de woning van de onderwijzer binnenkwam, dan zou ongetwijfeld de wens bij hem opkomen: ‘Mogt ik toch ook zoo gehuisvest zijn!’ Moest dat huis daar staan ‘om de Hervormde gemeente te beschuldigen?’ Ja, er was zelfs nòg meer. De stad Tholen bezat niet alleen een Hervormde, maar ook een R. Kath. gemeente. Deze was maar klein, nauwelijks 500 zielen (zo klein dus toch niet). ‘Zij is onvermogend’; velen van haar leden zijn ‘letterlijk behoeftig’. En haar weinige aanzienlijke leden behoren nauwelijks ‘tot den fatsoenlijken middenstand’. Welnu, ‘deze kleine en onvermogende gemeente’ zorgde ervoor, dat de pastoor een woning had, waarmee ‘onze Leeraars ten hoogste zouden ingenomen zijn’. En zou dan een Hervormde gemeente, die 2000 zielen telde - onder wie velen ‘met aardsche schatten’ waren bedeeld - niet beter voor pastorieën kunnen en moeten zorgen? Vooral ook gelet op het feit, dat er predikanten geweest zijn, die op het punt stonden in naburige plaatsen naar een woning om te zien. Het werd haast als een werk van barmhartigheid beschouwd, toen deze in een woning ‘door welke hun stand vernederd werd, werden onderdak geholpen!’ Al de hierboven genoemde argumenten - aldus het schrijven - kwamen voort uit een ‘vereerenswaardige eerzucht’. Maar dat een comfortabele pastorie ook in het belang van de gemeente is, was toch overduidelijk. Door het overlijden van ds. Prijn was de tweede predikantsplaats vacant geraakt. Het had echter geen zin dadelijk met het beroepingswerk te beginnen. Welk ‘degelijk’ predikant zou een beroep aannemen, als hem verteld werd: er bestaat volstrekt geen kans, dat gij hier onder dak komt! En mocht de kerkeraad wel een man beroepen, die ‘tot elken prijs’ dominee in Tholen wilde zijn? Alleen al ‘het welbegrepen belang der gemeente’ zou dit verbieden. Daarom verzocht de kerkeraad kerkvoogden en notabelen dringend het uitbrengen van een verantwoord beroep mogelijk te maken. Door in elk geval voor een behoorlijke pastorie te zorgen. Want er was een geschikte dominee nodig, mede gelet ‘op de hoogte van wetenschappelijke beschaving, waarop zeer velen van onze gemeente-leden geplaatst zijn’. En niet te vergeten met het oog op ‘de vereenigde pogingen van het jezuïtisme en van het separatisme, waardoor men ook aan onze gemeente gevoelige slagen tracht toe te brengen’. Tot zover het schrijven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We vragen ons hier in gemoede af hoe een pastorie het jezuïtisme of separatisme zou kunnen keren. Ook merken we hierbij nog op, dat het separatisme, althans het georganiseerde separatisme, in 1842 in Tholen zijn kracht was kwijt geraakt. Getalsmatig had het trouwens amper iets voorgesteld. Want helaas vielen er in 1841 in het kerkelijk leven van de Afgescheiden gemeente Tholen donkere schaduwen. Op de provinciale vergadering van de Budding-gemeenten, op 15 september '41 in Goes gehouden, werd gerapporteerd dat er problemen waren binnen de ‘Budding-kerk’ van Tholen. Twee ouderlingen werden aangewezen om in Tholen een onderzoek in te stellen naar de oorzaak daarvan. Op 19 en 20 oktober '41 bezochten ze sommige gemeenteleden persoonlijk en spraken op de avond van laatstgenoemde dag in een gemeentevergadering over de tegen de kerkeraad ingebrachte beschuldigingen. Het resultaat was, dat de beide ouderlingen Pieter van Driel en Wilhelmus J. Schot voor zes weken werden gecensureerd. In december zou de zaak opnieuw worden bekeken. Dit gebeurde inderdaad. Op 1 december waren Dirk van Farowé van Nieuwerkerk en Adriaan Kunst van St. Philipsland opnieuw in Tholen. Pieter van Driel en Adriaan Bergers werden tot ‘voorlopig’ ouderling aangesteld (met goedvinden van de gemeente). Wilhelmus Schot was er dus niet meer bij. Uit alles blijkt, dat het kerkelijk leven in de gemeente Tholen danig verstoord raakte. Dit wordt ook duidelijk uit een mededeling van ds. C. van der Meulen van Goes: Hij had in het najaar van 1845 op verzoek in Tholen gepreekt en daar ‘een meer geordende gemeente tot stand gebracht’.Ga naar eindnoot8. Wat dit precies inhield, worden we niet gewaar, maar alles wijst er op, dat men daar tot het niveau van een conventikel was weggezakt. Pas in 1851 kwam er een nieuw begin. Het is voor onze beschrijving een groot voordeel, dat we vanaf dat momen weer kunnen beschikken over een normaal notulenboek van de kerkeraad. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerk van Tholen begint met een ‘voorwoord’, gedateerd 28 november 1851. De gemeente telde toen 58 zielen (kinderen inbegrepen). Wel heel klein dus! Vergeleken met het zielental van de Hervormde gemeente s telde ze getalsmatig bijna niets voor. De kerkeraad bestond toen uit de 59-jarige ouderling Wilhelmus Josias Schot Janz., visser van beroep, en de diakenen Jacob Wessels, en de 52-jarige metselaar Dirk van Hiele. Hoe de herleving vorm kreeg, vonden we in het hierboven genoemd voorwoord aangegeven: Op 25 november '51 was besloten zich bij het kerkverband van de Chr. Afgescheiden gemeenten te voegen, die onlangs in Amsterdam een synode hadden gehouden. Voor de manier waarop dit moest gebeuren, zou advies worden gevraagd aan ds. C. Steketee te Nieuwdorp. Op dinsdag 25 november wàs hij er, antwoordde op alle hem gesteld vragen en wist bepaalde obstakels uit de weg te ruimen. De volgende dag werden alle namen van de adspirant-leden genoteerd. Zowel die dinsdag- als woensdagavond had hij gepreekt.Ga naar eindnoot1. Die tweede avond waren twee kinderen van ‘toegetreden leden der Gemeente’ gedoopt. Tot die nieuwe leden behoorden eind 1851 o.a. de volgende personen:
Wat het grootste twistpunt uit de periode-ds. Budding betreft, namelijk het zingen van de psalmen in de berijming van Datheen, ds. Steketee drong erop aan voortaan de berijming van 1773 te gebruiken. Dit deden immers ook de andere gemeenten in het kerkverband. Verder - aldus ds. Steketee - zou het wel goed zijn als er nog een ouderling bij kwam om zo ‘temeer in 't belang der gemeente te arbeiden’. Tenslotte zou het heel profijtelijk zijn te proberen een grotere kerkruimte te krijgen, want zoals het nu ging, was ‘het kerkgebouw te eng om de toehoorders te omvatten’.
Met dit advies eindigt het voorwoord in het notulenboek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eigen kerkgebouwtjeDe eerste ‘normale’ kerkeraadsnotulen dateren van 12 december 1851 met als belangrijkste punt: hoe krijgen we zo spoedig mogelijk een nieuw kerkgebouwtje? Men zou proberen het ‘tegenwoordig gebruikt wordende gebouw’ in de Hoogstraat te kopen en - om een voldoende som bijeen te krijgen - intekenlijsten laten circuleren.
Inderdaad kwam de zaak financieel rond, en het pakhuis van Willem Tichelaar, dat als kerk in gebruik was, kon worden aangekocht. En op zondag 22 augustus '52 kon het kerkje - een verbouwde bouwvallige woning met pakhuis in de Hoogstraat - door ds. C. Steketee van Nieuwdorp in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruik worden genomen. Hij preekte bij die gelegenheid over Ps. 50:23: ‘Wie dank offert, die zal mij eeren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal ik Gods heil doen zien.’ In het weekblad De Stem vonden we een verslagje van deze gebeurtenis, waaraan we nog het volgende ontlenen: Hoewel de kerk van binnen nog niet was voltooid, hadden bijdragen van gemeenten en lidmaten uit het hele land het bouwen mogelijk gemaakt. Ds. A.G. de Waal van Neuzen, die eind februari '52 D. van Hiele als ouderling en J.K. Lindhout als diaken in het ambt had bevestigd, had op zijn manier geprobeerd de bouwkosten te drukken: hij had een aantal door hem geschreven meditaties ter beschikking gesteld van de kerkeraad van Tholen. Deze had intekenlijsten ‘aan alle broederlijke gemeenten’ toegestuurd en zie, niet zonder succes. Om een voorbeeld te noemen: Van ds. W.H. van den Bosch uit Joure (Fr.) - dus niet vlak bij de deur - was een opgave van 17 exemplaren ontvangen plus nog een vrijwillige gift van ƒ 10,25. In een begeleidend briefje schreef ds. Van den Bosch er ter vertedering en opwekking nog bij: ‘Een klein meisje had nog 25 cent in haar spaarpot en gaf die ook aan de kerk.’Ga naar eindnoot3. En in het weekblad De Stem van enkele maanden later lazen we het berichtje, dat de bouwcommissie opnieuw werd verblijd door de ontvangst van ƒ 12,37½, overgemaakt door een lid van de gemeente, wonende te Bergen op Zoom. ‘Dank den blijmoedigen gever, maar vooral dank aan Hem, die de werkmeester daarvan is... Andermaal verzoekt de commissie ten vriendelijkste die gemeenten, die de gelden van de aan hen toegezonden overdenkingen van ds. De Waal nog niet hebben afgedaan, dit per postwissel aan J.K. Lindhout, boekhandelaar te Tholen, te doen, na aftrek van de onkosten.’ De commissie was dus wel actief! Geen wonder eigenlijk, want daarin zat ook de hierboven genoemde boekhandelaar!Ga naar eindnoot4.
Op 22 augustus '52 was dus het kerkje in de Hoogstraat door ds. C. Steketee in gebruik genomen. Het voordeel van een goed georganiseerd kerkverband liet zich dadelijk voelen: op de provinciale vergadering, in januari '52 gehouden, werden de preekbeurten voor Tholen geregeld. Alle Chr. Afgescheiden predikanten in Zeeland zouden de nieuwe gemeente in Tholen helpen en hebben dit in de loop van de jaren ook inderdaad gedaan. Het was dan niet: preken en weer weg wezen, maar ze bleven vaak enkele dagen en konden dus in de gemeente ook wat pastoraal werk doen. Zo had bijv. ds. H.H. Middel van Middelburg op zaterdag 7 februari meegedaan aan het huisbezoek, waarna hij de volgende dag het avondmaal had bediend. Aan de catechismusprediking werd - zo mogelijk - streng de hand gehouden. Op de eerste zondag van het jaar werd weer met Zondag 1 begonnen. Om een voorbeeld te geven: op zondag 14 november '52 had ds. Middel 's morgens gepreekt en de huisvrouw van S. de Korte, en Simon Schot ‘bevestigd’ (ze hadden dus geloofsbelijdenis gedaan). 's Middags was zondag 46 aan de beurt geweest, en 's avonds had zijn preek tot tekst gehad Jesaja 60:20. Ook maandagavond was hij voorgegaan (Matth. 2:1-11). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie weken later was ds. Gardenier van Wolphaartsdijk de voorganger geweest, en had die zondag driemaal gepreekt. 's Middags was dus Zondag 49 het onderwerp van behandeling geweest. Op zondag 14 maart '52 zijn voor het eerst de psalmen weer in de berijming van 1773 gezongen en dus niet meer in die van Datheen. Er waren geen bezwaren ingediend. Die mogelijkheid was in de kerkeraadsvergadering van 5 maart geboden. Maar dat die bezwaren wèl leefden, zullen we straks zien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TegenslagHet mooie jaar 1852 - het kerkje in de Hoogstraat was klaargekomen en men was in het kerkverband van de Chr. Afgescheidenen opgenomen - bracht echter ook een lelijke tegenslag. Was de gemeente van Tholen nog op de provinciale vergadering van 7 april '52 vertegenwoordigd geweest door D. van Hiele en de oud-gediende Wilhelmus Josias Schot - in 1836 de man van het eerste uur - in de kerkeraadsnotulen van september '52 lezen we ineens, dat ouderling W.J. Schot de gemeente had verlaten. Hij was van mening, ‘dat wij onder Ds. Van Dijke hadden moeten blijven, en dat hij daar naar toe ging en alzoo onder Ds. Ledeboer’. Aldus de notulen. We merken hierbij op, dat op 5 maart '51 in Vlissingen 18 broeders als afgevaardigden van Ledeboeriaanse gemeenten in Zeeland bijeen waren i.v.m. het examen van Pieter van Dijke, die als predikant wenste te worden toegelaten. Onder hen was ook Wilhelmus Schot van Tholen. En bij de bevestiging van Pieter van Dijke op zondag 23 maart '51 te St. Philipsland door ds. Ledeboer, zou ook ouderling Wilhelmus Schot uit Tholen aan de handoplegging deelnemen.Ga naar eindnoot5. Welnu, Schot was van gevoelen, dat de nieuwe gemeente te Tholen - die zich in 1851 bij de Chr. Afgescheidenen had gevoegd - zich niet van de Van Dijke-groep in Tholen had mogen afscheiden. Dus ging hij weer ‘naar Van Dijke’. Enkele maanden later besloot de kerkeraad van Tholen aan ds. Budding een brief te schrijven. W.J. Schot had namelijk overal in Tholen rondverteld, dat hij door ds. Budding als ouderling in St. Maartensdijk zou worden bevestigd, waar ook een Ledeboeriaanse gemeente was ontstaan. Maar een feit was - volgens de kerkeraad - dat Schot zich niet bij de Van Dijke-gemeente had aangesloten; ds. Budding moest maar eens bij Van Dijke informeren! Dan zou hij ‘welligt geen gunstige berichten krijgen’.Ga naar eindnoot6. Zó mocht Schot geen ouderling worden. Voelde ouderling Wilhelmus J. Schot zich dus in 1852 zó sterk tot de Van Dijke-gemeente aangetrokken, dat hij de pas tot nieuw leven gekomen Chr. Afg. Gemeente van Tholen ‘onbehoorlijk’ had verlaten, merkwaardig genoeg dreigde in 1857 een gelijksoortige moeilijkheid met ouderling Dirk van Hiele, metselaar van beroep. Hij was betrokken bij de (ver)bouw van de kerk van Van Dijke in Middelburg - waar deze 15 maanden had gewoond. En was daar zelfs één keer in de gemeente van Van Dijke voorgegaan! Nu waren de Tholenaars bang, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Van Hiele ook in Middelburg zou gaan wonen en zijn ambt in Tholen zou neerleggen. Geen wonder, dat daardoor enige ‘verwijdering’ onder de broeders ontstond. Op de man af werd nu aan Van Hiele gevraagd wat hij van plan was. Hij toonde ‘berouw’ van zijn optreden in Middelburg en werd nu in de Thoolse gemeente weer ‘in liefde’ aangenomen.Ga naar eindnoot7. Dus altijd nog die aantrekkingskracht van ds. Pieter van Dijke. In 1865 is Dirk van Hiele verhuisd naar Goes, waar hij zich bij de Budding-gemeente heeft aangesloten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Erkenning 11 februari 1854Op 8 oktober 1853 was door de kerkeraad bij de regering een verzoekschrift ingediend om als zelfstandige gemeente in de burgerlijke maatschappij te worden erkend. In de kerkeraad zaten toen de ouderlingen Dirk van Hiele en Pieter van den Berge (de opvolger van Wilhelmus Josias Schot), met de diakenen Jan Kornelis Lindhout en Jacobus Marinus Greep. Het rekest was door 24 personen ondertekend.Ga naar eindnoot8. Bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1854 no. 79 kwam de erkenning af. Even had het erop geleken, dat er nog een kink in de kabel zou komen, want het door de adressanten opgegeven kerkgebouw, staande in de Hoogstraat, kadastraal bekend sectie F. no. 455, stond op 160 ellen afstand van de R. Kath. Kerk en er dus net niet ver genoeg van af. Maar het stadsbestuur had meegedeeld, dat dit voor de openbare orde geen bezwaar zou opleveren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eigen dominee?Uit de kerkeraadsnotulen valt verder nog wel wat te memoreren. Financieel gezien was de gemeente arm. Ze was ook maar klein. Zelfs een gastdominee kon zij niet eens fatsoenlijk betalen. Op een prov. vergadering in juli '55 deelde ds. H.H. Middel van Middelburg mee, dat zij voor één preekbeurt plus de reiskosten ƒ 10,- betaalde. Voor de tweede beurt hing er een bus bij de uitgang van de kerk. Het was dus maar afwachten, wat daarin werd gedaan. Het restant kwam voor rekening van de provincie.Ga naar eindnoot9. Aan het beroepen van een dominee hoefde de gemeente van Tholen dan ook niet te denken. Maar - overwoog de kerkeraad - zou er geen mogelijkheid bestaan om samen met de gemeenten Wolphaartsdijk en Kruiningen een predikant te beroepen. Het was een gewaagd idee. Alleen al een blik op de kaart leert, dat de plaatsen ver uit elkaar liggen. In gewijzigde vorm kwam het voorstel op de prov. vergadering van april '56 aan de orde. Voor Tholen was het lang niet ongunstig: de gemeente in Tholen zou een dominee beroepen op niet minder dan ƒ 500,- per jaar. Ze betaalde zelf ƒ 300,- plus vrij wonen en had dan 26 weken - dus een half jaar - recht op de dominee. De andere 26 weken stond deze ter beschikking van de provincie, die hem kon uitzenden om te preken waar men hem vroeg. De provincie betaalde dan ƒ 200,- in de salariskosten, maar ontving dan ook het geld voor de preekbeurten. Zodra Tholen de dominee volledig kon betalen, stond de provincie hem af. De Tholenaars mochten dus niet mopperen en beriepen ds. J. de Koning van Baarland op Zuid-Beveland, tot driemaal toe. Bij het derde beroep kreeg | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ds. De Koning 15 stemmen, ds. P. Kapteyn te Gees 5, en ds. C. Roobol te Alblasserdam 1 stem. Het aantal stemmen wijst al op de kleinheid van de gemeente te Tholen.Ga naar eindnoot10. Ds. De Koning durfde het niet aan. Het zou meer dan 7 jaar duren voor de gemeente van Tholen haar eerste dominee kreeg (ds. M. van Minnen). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oefenaar Joh. Maarten Stoutjesdijk uit StavenisseAls men in die tijd geen dominee kon krijgen, dan bestond er soms de mogelijkheid een oefenaar in te schakelen. Zo deed ook de gemeente van Tholen het. Op het eiland zelf woonde ook zo'n voorganger, namelijk Johannes Maarten Stoutjesdijk te Stavenisse. Ds. A.F. Kok van Zierikzee had begin 1857 de kerkeraad van Tholen meegedeeld, dat hij was uitgenodigd op een vrijdagavond eens in Stavenisse te komen preken. De ouderlingen P. van den Berge en J.K. Lindhout waren die dag ook naar Stavenisse gegaan om Johannes M. Stoutjesdijk te ‘onderzoeken’. Met als resultaat, dat ze geen bezwaar hadden om Stoutjesdijk als lid van de gemeente Tholen te aanvaarden, onder voorwaarde, dat als de kerkeraad van Tholen merkte, dat Stoutjesdijks oefenen ‘niet tot stigting was’, deze zich dan aan de kerkeraad van Tholen moest ‘onderwerpen’.Ga naar eindnoot11. En kort daarop melden de kerkeraadsnotulen, dat zich als leden van de gemeente Tholen hadden aangesloten de te Stavenisse wonende personen:
Stoutjesdijk ging dus aan het oefenen! Ook in Tholen. Van de prov. vergadering kreeg hij een proefperiode van 3 maanden. De kerkeraad van Tholen zou toezicht houden. Het ging echter niet goed. In oktober '57 deelden de afgevaardigden van Tholen aan de provinciale vergadering mee, dat Stoutjesdijk ‘ongeschikt’ was om te oefenen. Hij verdraaide Gods Woord en legde dit verkeerd uit (‘stelde dit verkeerd voor’). Alleen nog het voorlezen van preken van ‘beproefde en godzalige Leeraars’ werd hem toegestaan. Het zou hem schriftelijk worden meegedeeld.Ga naar eindnoot12. Stoutjesdijk werd hier kwaad over. Hij ging door met oefenen. Voor de tweede maal kreeg hij te horen, dat hij moest ophouden met oefenen, maar wel een preek mocht voorlezen. Zijn reactie was nu, dat hij verzocht zijn naam uit het lidmatenboek te schrappen. De kerkeraad beschouwde echter zijn brief als ‘in drift’ te zijn geschreven.Ga naar eindnoot13. Ook de provinciale vergadering kreeg in april '58 te horen, dat Stoutjesdijk ‘om zijn tijdelijke en eeuwige belangens’ het oefenen niet wilde laten. Hij verdiende er immers ook wat mee. De prov. vergadering constateerde, dat, als Stoutjesdijk tegen alle vermaningen in door bleef gaan, de kerkeraad van Tholen hem dan moest censureren.
De Tholenaars zaten ermee. Hadden ze nu maar een eigen dominee. Maar die was er niet. Daarom vroegen ze de prov. vergadering toch spoedig een dominee te sturen om de kwestie-Stoutjesdijk te helpen regelen en zo mogelijk op te lossen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds. De Bruijne uit Goes zou daarvoor naar Tholen gaan. In oktober '58 kon hij rapporteren, dat hij er geweest was en dat de zaken in Tholen ‘op orde’ waren gekomen. Maar het was wel zo, dat Stoutjesdijk nog steeds doorging met oefenen in zijn woonplaats Stavenisse. Hij zou opnieuw worden vermaand.Ga naar eindnoot14. Om kort te gaan, Stoutjesdijk trok zich van de kerkeraad in Tholen niets aan en was in feite oefenaar geworden in een vrije groep in Stavenisse. We besluiten deze paragraaf daarom met wat personalia van Johannes Maarten Stoutjesdijk te Stavenisse. Hij was daar geboren op 14 december 1816 als zoon van Jan Stoutjesdijk en Helena Vink. Op 25 mei 1881 is hij in Stavenisse overleden, 64 jaar oud. Zijn vrouw was Adriana van Zetten. Stoutjesdijk was een wat eigenaardig man, die veelal zijn eigen weg ging. Ook met de leden van de Ledeboeriaanse gemeente in Stavenisse (groep Daniël Bakker) had hij nauwelijks contact, hoewel die mensen wel achting voor hem hadden.Ga naar eindnoot15. In zijn kerkje schijnt hij alleen ambtsdrager geweest te zijn (was hij wel ooit bevestigd?). Tijdens de tussenzang kwam hij soms van de katheder, ging zelf collecteren en deelde het opgehaalde bedrag na diezelfde dienst aan de armen uit. Ja, het ging er alles wel vrij toe. Na de vereniging tussen Chr. Afgescheidenen en Kruisgezinden in 1869 hebben in 1872 ds. M. Boon uit Oud-Vossemeer en ds. J.H. Donker te Yerseke wel eens gepreekt in ‘'t lokaal van Stoutjesdijk’ in Stavenisse, waar ‘vele begeerte tot de verkondiging des Woords schijnt te zijn’. Maar tot de instituering van een Chr. Geref. kerk is het in Stavenisse niet gekomen, wel in St. Maartensdijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste dominee: Maarten van Minnen, 5 nov. 1865-16 sept. '67In augustus '65 beriep de gemeente in Tholen weer een predikant, met meerderheid van stemmen. Het was de 28-jarige Maarten van Minnen, in Vlaardingen geboren en in juli '65 als kandidaat in Kampen klaar gekomen. Over zijn geestelijke achtergrond lazen we, dat zijn ouders Arie van Minnen en Willemina Drop, deel uitmaakten van een kring van gelovigen, waar het gemoedelijke en mystieke Christendom de boventoon voerde. Hij studeerde graag, ook al omdat hij met een zwak lichaam geen zwaar werk kon doen.Ga naar eindnoot16. Van Minnen nam het beroep naar Tholen aan en werd daar op zondag 5 november '65 bevestigd door ‘de vriend zijner jeugd’, namelijk ds. Israël Middel, te Velp (ook in Vlaardingen geboren). ‘'s Avonds verbond zich onze Leeraar plegtig aan de gemeente met 1 Kon. 3:9a. Eene groote schare vervulde telkenmale het kerkgebouw. Stelle de Heere zijn dienstknecht hier ten uitgebreiden zegen, opdat Sion bloeije en het hart zijns volks verblijd worde!
Namens den Kerkeraad, J.M. Greep, scriba’.Ga naar eindnoot17.
Deze in de laatste zin plechtig geformuleerde wens is niet helemaal in vervulling gegaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog geen twee jaar heeft Van Minnen in Tholen doorgebracht. Zoals het gewoonlijk met een nieuwe dominee gaat: in het begin goed. Met Pasen 1866 (1 april) legden elf lidmaten belijdenis van hun geloof af. Laten we die namen eens mogen doorgeven: Cornelis Greep, Johannes Wessels, Marinus Wessels, Cornelis Cornelisse, Adriana Greep, Adriana van Driel, Cornelia van der Linde, Susanna Pagtenaar, Elisabeth Pagtenaar, Mina Geluk, Maria Knop. En kort na zijn komst hadden zich bij de gemeente aangesloten J. van Driel met zijn dochter P. van Driel, en Jannetje van Dijke, afkomstig van de Kruisgemeente van Kloppenburg te Oud-Vossemeer.Ga naar eindnoot18. Ds. Van Minnen stond nog geen jaar in Tholen of hij kreeg al een beroep uit Gameren (Gld.), waarvoor hij echter bedankte (oktober '66). In de kerkeraadsnotulen van juni '67 lazen we echter een bedenkelijke notitie: Omdat het al lang geleden was, dat het avondmaal was gehouden, besloot de kerkeraad zo spoedig mogelijk huisbezoek te doen en daarna het avondmaal te vieren. De reden van het lange uitstel wordt niet genoemd. Ruim een maand later nam ds. Van Minnen een beroep naar Hardinxveld aan. De notulen vermelden, dat er - gezien de financiële toestand van de gemeente - geen mogelijkheid was een nieuwe predikant te beroepen. Besloten werd de pastorie voorlopig maar te verhuren.Ga naar eindnoot19. We merken hierbij op, dat het vanaf dit ogenblik bijna zeven jaar zou duren, voordat er weer een nieuwe predikant kwam. Kort na het aannemen van het beroep naar Hardinxveld door ds. Van Minnen kwamen er bij de kerkeraad twee brieven binnen, één van P. Vercouteren en één van Simon de Korte. Uit hun schrijven sprak grote teleurstelling, over het feit dat ds. Van Minnen het beroep naar Hardinxveld had aangenomen. Ook op de accenten, die hij in zijn preken legde, hadden de schrijvers kritiek. Beiden onttrokken zich aan de Chr. Geref. kerk. Waar ze heengingen, staat echter niet vermeld.
Het is toch niet ondienstig iets uit hun brief over te nemen. ‘Mijnheer Van Minnen’, zo luidde de aanhef in het schrijven van Vercouteren (‘dominee’ kon er blijkbaar niet meer af). Na het ontvangen van het beroep had ds. Van Minnen in de tijd van beraad gepreekt over Ezechiël 34:2 ‘Wee den herderen Israëls die zichzelven weiden! Zullen niet de herders de schapen weiden?’ En na deze tekst genoemd te hebben, vaart de briefschrijver uit: ‘Och, dat God u verstant en studie eens deed verliezen en dat gij nog eens den heer Jezus als Profeet moogt inroepen en eens toe mogt schieten om u te hellepen, en gij eens moog(t) verliezen om te roepen: des Heeren tempel is deeze, maar eens de handen op de lenden te leggen en uit te roepen: o wee ons dat wij zoo gezondigt hebben. Gods Woort leert mij, dat wij agt op malkanderen zouden hebben, en indien iemant het geloove heeft, die toone het, maar gij strijt met u werken tegen den Heer Jezus, daar ge u zelven wijt en niet de kudde.
P. Vercouteren’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beide brieven zijn in de gemeente voorgelezen. Men zou informeren of de vrouwen voornemens waren lid te blijven; zo ja, dat dan de kinderen van Simon de Korte ‘van levensgedrag veranderen moeten’. In de vergadering van oktober '67 - ds. Van Minnen was een maand geleden vertrokken - werd meegedeeld, dat ook de kinderen moesten beschouwd worden als niet meer tot de gemeente te behoren. In 1869 - het jaar van de vereniging met de Kruisgezinden - ging de Chr. Geref. kerk van Tholen - zoals nu de naam was geworden - deel uitmaken van de classis Goes, samen met o.a. de gemeente te Oud-Vossemeer en Bergen op Zoom. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tholen-Bergen op ZoomTenslotte nog slechts enkele opmerkingen over de Chr. Afgescheiden gemeente te Bergen op Zoom. In de kerkeraadsnotulen van april 1856 blijken ook enige leden van de Chr. Afg. gemeente van Tholen in Bergen op Zoom te wonen. Het kleine groepje bezat enige levensvatbaarheid, want begin '58 kreeg het als privilege, dat een dominee die in Tholen preekte, ook voor de leden in Bergen op Zoom mocht voorgaan.Ga naar eindnoot20. Maar het moest wel goed duidelijk zijn, dat de leden aldaar behoorden tot de gemeente te Tholen, wat natuurlijk financiële consequenties met zich meebracht. Eind december 1858 was er een samenspreking van de kerkeraad te Tholen, met de leden te Bergen op Zoom. Daarin werd besloten de problematiek van het samengaan voor te leggen aan de provinciale vergadering. Deze slaagde erin een soort ‘vereniging’ tot stand te brengen. Maar met welke rechten en plichten precies wordt niet duidelijk.Ga naar eindnoot21. In februari '59 werd gesproken over het beroepen van een predikant samen met Bergen op Zoom op een traktement van ƒ 500,- per jaar. De dominee moest dan eenmaal per maand in ‘Bergen’ preken.Ga naar eindnoot22. Een paar maanden later zou er verder over deze kwestie met de leden in Bergen op Zoom onderhandeld worden. Maar door een wel zeer eigenaardige oorzaak, kon dit niet doorgaan: één van de voormannen in Bergen op Zoom had zich namelijk schuldig gemaakt aan verregaand drankmisbruik (om welke reden hij later ook uit het ambt is gezet).Ga naar eindnoot23.
Op 5 oktober '59 bleek op de prov. vergadering een verschil van mening te bestaan tussen de kerkeraad van Tholen en de leden te Bergen op Zoom ‘met wie men één gemeente vormt’.
De laatsten weigerden een batig saldo van ƒ 42,- aan Tholen af te dragen, omdat ze zelf dringend behoefte hadden aan een ruimere vergadergelegenheid. Daarvoor was geld nodig en de kerkeraad van Tholen kon hen niet steunen. De provinciale vergadering adviseerde de beide partijen de zaak in der minne te schikken. Inderdaad zou nogmaals worden gesproken over de combinatie met Bergen op Zoom, maar daar kwam niet meer van. Door de laakbare handelingen (verregaand drankmisbruik) van de leidende figuur in Bergen op Zoom, was de gemeente aldaar vrijwel te niet gegaan.Ga naar eindnoot24. En volgens de kerkeraadsnotulen van 13 januari 1860 gingen Tholen en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bergen op Zoom (of wat daarvan was overgebleven) niet langer samen, maar voortaan apart verder. Later is de gemeente te Bergen op Zoom deze inzinking echter weer te boven gekomen. |
|