De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 2 Walcheren, Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland
(1989)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
VIII HaamstedeDe burgerlijke gemeente Haamstede, aan de westkant van Schouwen bij de duinen gelegen, telde omstreeks 1840 ruim 800 inwoners, van wie het overgrote deel de diensten bezocht in de oude Hervormde kerk, die nog altijd boven daken en bomen uitsteekt. In het bovengenoemde jaar (1840) werd Haamstede - met in de kom 480 inwoners - getypeerd als het bekoorlijkste dorp van het hele eiland Schouwen, ‘bij uitstek aangenaam gelegen tussen houtgewas, duinen en bouwlanden’.Ga naar eindnoot1. In de loop van de tijd is de Hervormde gemeente van Haamstede en het vlakbij gelegen Burgh (tot 1661 gecombineerd) gediend door een groot aantal predikanten, met als eerste de Vlaming Cornelis van Hille of Hillenius (1577). Met woord en daad had hij blijk gegeven van zijn reformatorische gezindheid en als gevolg daarvan moest hij uitwijken naar Engeland. Daar verscheen van hem in 1571 in Norwich Den Sieckentroost; een verzameling van gebeden met toepasselijke bijbelteksten en aanwijzingen, bestemd voor zieken en stervenden.
Tot voor kort was deze Ziekentroost nog te vinden achterin het kerkboek met de psalmberijming van 1773, welke laatste nu in de meeste protestantse kerken vervangen is door nieuwere berijmingen. In deze edities komt de Ziekentroost ook niet meer voor.Ga naar eindnoot2. Op Cornelis van Hille is in de Hervormde gemeente nog een lange serie predikanten gevolgd, van wie D. Nieuwhof (1832 - em. '69) met de Afgescheidenen te maken kreeg. Dat waren er getalsmatig gezien maar weinigen. | |
[pagina 162]
| |
We merken hier op, dat deze Nieuwhof zich verdienstelijk heeft gemaakt door het publiceren van het Burgerlijk en Kerkelijk Gedenkboek van Haamstede, deels ook van Burgh (Tholen 1857). Wie enigszins over de geschiedenis van Haamstede geïnformeerd wil worden, kan niet om dit 159 pagina's tellend werk heen. Uit de reeks van 27 Hervormde dominees, die vanaf 1577 tot de komst van D. Nieuwhof (1832) in Haamstede hebben gestaan, halen we er nog twee naar voren, met tussen haakjes hun dienstjaren in Haamstede. Ze staan beiden aan het begin van de zogenaamde Nadere Reformatie, de geestelijke stroming die de nadruk legde op de ‘practijk der godzaligheid’, d.w.z. de kerkleer bevindelijk ervaren en die in het persoonlijk en maatschappelijk leven ook in praktijk brengen.
In de eerste plaats noemen we dan Godefridus Cornelisz Udemans (1599-1604), vertrokken naar Zierikzee, waar hij lang heeft gestaan. In het hoofdstuk over Zierikzee zullen we hem weer tegenkomen. Hij behoort volop tot de ‘oude schrijvers’ in oud-gereformeerde kringen veel gelezen. In de tweede plaats mag hier ook niet ontbreken de naam van Willem Teellinck, stammend uit een Zierikzees geslacht en zoon van een burgemeester van die stad. Ongeveer 2 jaar na Udemans' vertrek werd Teellinck predikant in Haamstede-Burgh (1606). Het was zijn eerste gemeente. Hij werd op één na de naaste opvolger van Udemans. In 1613 vertrok hij naar Middelburg waar hij tot zijn dood in 1629 heeft gestaan. In de Zeeuwse hoofdstad, waar hij grote invloed uitoefende, heeft hij onnoemelijk veel geschreven. Zijn zoon Maximiliaan - ook dominee geworden - deelde later mee, dat zijn vader niet minder dan 127 werken - grotere en kleinere - had opgesteld, waarvan er maar 60 in druk zijn verschenen. In oud-gereformeerde kringen worden sommige van zijn stichtelijke geschriften nog steeds heruitgegeven, in 1978 nog door het Willem Teellinck-Fonds te Urk (een fotomechanische herdruk). Ook wel uitgaven aan de hedendaagse spelling en stijl aangepast, zoals het mooie ‘Noord-Sterre, aanwijzende de juiste richting (“de rechte streecke”) van de ware godzaligheid’.Ga naar eindnoot3.
In de 18e eeuw begon echter een geestelijke, rationalistisch gekleurde stroming op te komen, d.w.z. de rede (het verstand) ging in steeds sterkere mate en in langzaam breder wordende kring de geloofsopvattingen over de bijbel beïnvloeden. Hoe moest men de inhoud van de bijbel taxeren? Wat daarvan was nu waar gebeurd? Aan het eind van deze eeuw zegevierde op politiek gebied de geest van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Nederland is zelfs enige jaren bij Frankrijk ingelijfd geweest. Toen Napoleon de beslissende nederlaag had geleden, verdwenen de Fransen weliswaar, maar de Franse denkbeelden over geloof en bijbelinhoud waren niet vertrokken. Integendeel, ze hadden wijd en zijd om zich heen gegrepen, waarbij we opmerken, dat die ideeën van de Verlichting niet alle van Franse oorsprong waren. Ook uit Engeland waren er heel wat overgewaaid, o.a. van de minder ver | |
[pagina 163]
| |
afgeweken, maar voor de gereformeerde leer niet minder gevaarlijke wijsgeer Locke (1632-1704), door wie, om de helft van de Christelijke waarheid te redden, de andere helft werd prijsgegeven, zoals Groen van Prinsterer het eens uitdrukte. In de tijd van de door Frankrijk indirect beheerste Bataafse Republiek stond in de Hervormde kerk te Haamstede ds. Pieter Koumans Brouwer (1797-1806), die sterk beïnvloed was door rationalistische opvattingen. De taal en de ideeën van het bevindelijk Christendom minachtte hij, omdat ze ‘gevaarlijk mystiek’ zouden zijn. Ze waren hem lang niet ‘verlicht’ genoeg. Geen wonder, dat er dus kerkleden waren, die niet meer bij hem in de kerk kwamen en in gezelschappen zochten wat ze in de kerk niet vonden. Stichtelijke werken van de ‘oude’ schrijvers vormden hun lectuur. Ook de boeken van een paar vroegere predikanten uit Haamstede, namelijk van Udemans en Teellinck en verder vooral het tweedelig werk van Wilhelmus à Brakel (Redelijke Godsdienst) en de preken van de Middelburgse predikant Bernardus Smijtegelt. Om maar niet meer te noemen.
Ds. P.K. Brouwer en ook diens opvolger in Haamstede W.H. le Sage ten Broek (1806-'23) waren zeker ijverige predikanten, die het goede zochten voor hun gemeente en hart hadden voor het onderwijs aan de kinderen.
De Nederlandse Hervormde Kerk te Haamstede, begin 20e eeuw. (Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee.)
| |
[pagina 164]
| |
Maar hoe stond het met hun opvattingen en prediking? P.J. van den Berg, omstreeks 1950 hoofd van de school in Haamstede, schreef in 1953 en '54 onder de titel ‘De kerk aan Schouwens kust’ een aantal artikeltjes in Kerk en Gezin (het kerkblad van de Gereformeerde Kerk in Haamstede): ‘Het is duidelijk, wat de inhoud van de prediking toen was in Haamstede (in het begin van de 19e eeuw), namelijk prediking van menselijke deugd en menselijke wijsheid. Het zwaard des Geestes was er niet meer om het bederf te bestrijden. Onverschilligheid voor het Evangelie deed elk rustverstorend kerkgeschil in de poel der onverdraagzaamheid werpen. Dan wordt op 7 januari 1816 door koning Willem I aan de Kerk het synodale juk opgelegd en van de predikanten in het ondertekenings-formulier gevraagd te zullen leren “overeenkomstig Gods Woord en de aangewezen formulieren”, waarbij echter de overeenstemming aan eigen inzicht wordt overgelaten. Dit was “een belofte, waarbij niets beloofd werd”. Tevens werden alle kerken verenigd tot één lichaam onder het opperbestuur van een door de Overheid benoemde Synode, die ter-zijde-stelling van de waarheid en verkondiging van dwaalbegrippen zonder enig teken van afkeuring aanzag. Hierin ligt de oorsprong van de Afscheiding.’Ga naar eindnoot4.
We keren nog even terug naar de eerste decennia van de Hervormde kerk in Haamstede in de 19e eeuw. In november 1804 rapporteerde ds. Brouwer, dat hij bij het doen van huisbezoek in zijn gemeente geconstateerd had, dat de leer van een volslagen lijdelijk Christendom ‘haar verderfelijke wortels begon te schieten’. Hij adviseerde zijn mede-kerkeraadsleden erop toe te zien, dat deze ‘voor het booze hart zoo streelende stellingen’ zoveel mogelijk tegengegaan werden. Ja, van volslagen lijdelijkheid werden zij die aan de officiële belijdenisgeschriften, vastgesteld op de synode van Dordrecht, wilden vasthouden, al gauw beschuldigd. En we zullen niet ontkennen, dat die excessen voorkwamen, ook wel bij de latere Afgescheidenen. Om een voorbeeld te geven: In het nuchtere Noordgroningse dorp Uithuizermeeden en in de naburige dorpen Bierum, Spijk en 't Zandt openbaarden zich in 1835 duidelijk verschijnselen van dweepzucht en geestdrijverij.Ga naar eindnoot5. Maar dit was niet de schuld van de officiële kerkleer.
Tijdens het predikantschap van W.H. le Sage ten Broek waren in 1831 enige kerkleden al één en andermaal vermaand, omdat ze de kerkdiensten niet meer bijwoonden ‘ten gevolge hunner mystieke gevoelens’. Toen een nieuwe vermaning niet hielp, besloot de kerkeraad hen aan hun lot over te laten en hen als heidenen en tollenaars te beschouwen, totdat ze verbetering hadden beloofd en bewezen. Ds. Nieuwhof, in 1832 in Haamstede gekomen, oordeelde over hen: ‘Er loopt bij zulke menschen veel waanwijsheid en geestelijke hoogmoed onder. Hoe meer werk men van hen maakt, hoe meer zij zich gestreeld voelen, niet om zich te verbeteren, maar om vol te houden. Daarbij is hun kennis | |
[pagina 165]
| |
te bekrompen, hun oordeel te weinig geoefend, om zich door rede te laten overtuigen’.Ga naar eindnoot6. Tot de leden die in 1831 niet meer in de kerk kwamen behoorden ook Stoffel van den Hoek en zijn vrouw Jobbina de VoogdGa naar eindnoot7.. We zijn dan in het decennium gekomen, waarin de Afscheiding in Zeeland onder leiding van ds. Budding zich in 1836 baan breekt. Ook Schouwen-Duiveland kwam in het krachtenveld van deze wel zeer begaafde, maar ook aparte prediker. Voor een beter begrip van de situatie moeten we nu echter eerst naar Nieuwerkerk op Duiveland. Daar was op 15 november 1837 door ds. Budding een Afgescheiden gemeente geïnstitueerd, hoewel er vanaf maart en april 1836 al Afgescheidenen woonden. En met deze gemeente zocht de Afgescheiden groep in Haamstede vervolgens contact. Nu lagen deze beide dorpen wel ver van elkaar vandaan, resp. aan de west- en oostkant van het eiland, zodat daadwerkelijk contact heel moeilijk was en slechts sporadisch kon plaatsvinden. Maar toch, het wás er.
In de kerkeraadsnotulen van Nieuwerkerk van 12 september 1840 wordt gesproken over Afgescheidenen uit Haamstede, die zich bij de gemeente van Nieuwerkerk wilden voegen. Men zou aan ds. Budding om advies in deze zaak vragen. Zijns inziens waren er geen bezwaren die ‘buitenleden’ in de gemeente van Nieuwerkerk op te nemen. En zo gebeurde het ook. Een enkele keer kregen die leden in Haamstede en omgeving huisbezoek van ambtsdragers uit Nieuwerkerk. In 1840 deden dit Dirk van Farowé en Pieter van Vessem. En in de winter van 1842 waren dat de ouderlingen Dirk van Farowé en Jan Pieter Flikweert, die zelfs drie dagen voor hun bezoek aan de in de ‘westhoek’ wonende leden hadden uitgetrokken.Ga naar eindnoot8.
We keren nu nog even terug naar de notulen van de Hervormde kerkeraad. Daarin komen af en toe berichten van onttrekkingen voor. Op 31 juli 1840 was er zelfs een soortgelijke mededeling van vijf vrouwelijke lidmaten (tegelijk). Laten we een aantal namen noemen van personen, die in de periode 1836-'41 in Haamstede, Burgh en directe omgeving als Afgescheidenen konden worden beschouwd. In Haamstede was dus in 1840 ontstaan wat we een ‘afdeling’ van de Afgescheiden (Budding-)gemeente in Nieuwerkerk op Duiveland zouden kunnen noemen. Daarbij moeten we wel bedenken, dat zeker al vanaf 1836 en zelfs daarvóór in Haamstede min of meer geregeld conventikelen werden gehouden. Men kwam samen op wisselende adressen. In die bijeenkomsten (‘gezelschappen’) stichtte men elkaar met gebed, bijbellezing, het getuigen en uitwisselen van godsdienstige bevindingen en het zingen van enige psalmverzen of godsdienstige liederen. Zulke conventikelen waren duidelijk een gevolg van de onlustgevoelens, die men koesterde ten opzichte van de ‘verlichte’ prediking in de Hervormde kerk. | |
N.S.G. LetteJaren lang is bakker, later landbouwer Nicolaas Salomon Gerardus Lette, | |
[pagina 166]
| |
de zoon van de Hervormde predikant uit NieuwerkerkGa naar eindnoot9., in deze godsdienstige kring de voorman geweest. In zijn huis kwam men vaak samen. Nog in 1852 heeft hij veel bijgedragen aan het tot stand komen van een zelfstandige Kruisgemeente in Haamstede. We geven hier enige bijzonderheden over hem: hij was op 28 december 1813 geboren in 's Heer Abtskerke. Op 16 april 1867 is hij in Haamstede overleden, 53 jaar oud. In 1835 was hij als 21-jarige jongeman vanuit Nieuwerkerk in Haamstede komen wonen, als bakkersknecht bij Johannes Bienefelt, bakker op de hoek Weststraat-Noordstraat. Het volgende jaar (1836) trouwde hij met de 23-jarige dochter WillemijntjeGa naar eindnoot10. en nam toen de bakkerszaak van zijn schoonvader overGa naar eindnoot11.. Later is hij landbouwer geworden. Lettes vrouw behoorde al sedert 1837 bij de Afgescheidenen. Lette zelf sedert 1838Ga naar eindnoot12.. Nu is voor een gemeente het bezit van een eigen dominee een begerenswaardige zaak. Maar de Afgescheidenen in Haamstede vormden zo'n kleine groep, dat dit ideaal onbereikbaar was. Ze was trouwens niet eens een officiële gemeente, maar een ‘afdeling’ van de gemeente Nieuwerkerk aan de andere kant van het eiland. Daar tobde men ook met de preekvoorziening en de pastorale verzorging. Ds Budding - inmiddels buiten het kerkverband geraakt - en oefenaar Pieter van Dijke van St. Philipsland kwamen wel eens helpen, maar werden toch niet de ‘eigen’ predikant van Nieuwerkerk-Oosterland. Bovendien waren ze niet beschikbaar, toen ze af en toe, soms langdurig, in de gevangenis belandden wegens het niet willen betalen van de hun opgelegde boeten. En aansluiting bij de provinciaal goed geordende Chr. Afgescheiden gemeenten bracht te veel risico met zich mee. Lang niet iedereen zou men namelijk kunnen meekrijgen. Er was echter nóg een mogelijkheid: men kon zich ook voegen bij de Gereformeerde Gemeenten onder het kruis, waarvan in die tijd ds. Cornelis van den Oever de onbetwiste leider was. Men stelde zich met hem in verbinding en hij gaf de tip om contact te zoeken met ds. Bastiaan Sterkenburg van Giessendam, die in 1841 uitgeweken was naar de Kruisgemeenten.
Deze kwam kennis maken in Schouwen-Duiveland. Op maandagavond 11 augustus 1845 leidde hij in Haamstede bij bakker Lette aan huis (bij wie anders?) een godsdienstoefening. Dirk van Farowé, de vooraanstaande ouderling uit Nieuwerkerk was er ook bij en deed dienst als diaken en voorzanger. Die avond waren er 50 à 60 personen aanwezig in de bakkerij (of schuur). Zo iets kon in een klein dorp als Haamstede toen was, natuurlijk niet onopgemerkt blijven.
De burgemeester stuurde er dan ook zijn veldwachter op af, die procesverbaal opmaakte, met als gevolg, dat de arrondissementsrechtbank te Zierikzee de zaak kreeg te behandelen. Op 24 oktober 1845 deed deze een voor de beklaagden gunstige uitspraak. Weliswaar was bewezen, dat voor de samenkomst geen toestemming was aangevraagd en ook dat meer dan 20 personen aanwezig waren geweest, maar uit niets was gebleken, dat de sa- | |
[pagina 167]
| |
menkomst van te voren was georganiseerd. Dus luidde het vonnis: Aan de eerste twee beklaagden kon geen misdaad of wanbedrijf worden ten laste gelegd; ze werden derhalve vrijgesproken. Het waren: Bastiaan Sterkenburg, 36 jaar, geboren te Almkerk, zich noemende ‘verkondiger des Goddelijken Woords’ en Dirk van Farowé, 47 jaar geboren en wonende te Nieuwerkerk, landbouwer. De derde beklaagde was: Nicolaas Salomon Gerardus Lette, 31 jaar, geb. te Sinoutskerke, wonende te Haamstede, broodbakker. Deze kreeg een boete van f 10,- en ƒ 15,81 ½ aan proceskosten te betalen, omdat hij zonder vergunning een gedeelte van zijn woning had afgestaan voor het houden van een niet aangevraagde vergadering. | |
KruisgemeenteIn begin december 1845 kwam ds. Bastiaan Sterkenburg in Nieuwerkerk wonen en werd daar op 14 december '45 in de schuur van Dirk van Farowé als kruisgezind predikant van Duiveland bevestigd. Tot mei '51 heeft hij in Nieuwerkerk-Oosterland gestaan. In het hoofdstuk over Nieuwerkerk-Oosterland zullen we het wel en wee van de kruisgemeente aldaar behandelen. We bepalen ons nu weer bij Haamstede. De groep-Haamstede was dus terecht gekomen in het kerkverband van de Kruisgemeenten. Het is zeker dat ds. Sterkenburg daar af en toe ook pastorale werkzaamheden heeft verricht. Maar of het toen al gekomen is tot het institueren van een zelfstandige gemeente betwijfelen we - gezien de verdere historie - zeer. Haamstede bleef voorlopig een verweg gelegen ‘station’ van Nieuwerkerk.
In mei 1851 vertrok Sterkenburg naar Haarlem, waar hij spoedig werd afgezet. Zijn verdere levensloop laten we hier rusten. Zijn opvolger in Oosterland en Haamstede werd in 1852 de 23-jarige proponent Adriaan van den Oever, zoon van ds. Cornelis van den Oever te Rotterdam, op een traktement van ƒ 200,- per jaar, waarbij we natuurlijk moeten bedenken dat hij in de grotere gemeente Oosterland ook traktement genoot. Maar vetpot zal het zeker niet zijn geweest, op zijn gunstigst fatsoenlijke armoede, zoals het in die dagen bij menig Afgescheiden predikant het geval was. Ouderling Lette schreef over hem toen hij een keer in Haamstede preekte dat hij ‘zuiver in de leer der waarheid was en de gemeente is bevallen’. Op zondag 29 augustus 1852 is hij in Haamstede door zijn vader bevestigd, zoals een week eerder in Oosterland was gebeurd, waar de bevestiger als uitgangspunt 2 Tim. 2:1 had gebruikt (‘Gij dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is’). Het verhaal gaat dat toen Van den Oever junior 's middags zijn intreepreek moest houden, hij maar geen tekst kon vinden. De mensen kwamen al naar de kerk. Maar toen de nood het hoogst was, viel zijn oog in de bijbel op de woorden: ‘Doe een teken mij ten goede’ (Ps. 86:17). En dat werd zijn tekst. In de preek kreeg hij veel ‘opening’ en alles liep goed af. We hebben wel vaker verhalen over dominees gelezen, die bij het opgaan van de trap naar de preekstoel nog niet wisten, over welke tekst ze zouden preken. | |
[pagina 168]
| |
Adr. van den Oever heeft overigens zelf meegeholpen dit verhaal in de wereld te brengen. Het is te vinden in zijn preek, gehouden t.g.v. zijn 25-jarig ambtsjubileum in 1877. In 1852 bestond er in Haamstede dus een offciële KruisgemeenteGa naar eindnoot13.. Maar al in het volgend jaar (1853) werd ds. Adriaan van den Oever Czn alleen dominee van de gemeente Oosterland, zodat Haamstede moest proberen zichzelf weer te redden. | |
Ds. H. de Vries 26 nov '54-7 apr. '56Lang duurde de vacature niet, want op zondag 26 november 1854 deed ds. Harm de Vries, gekomen van 's Gravenmoer (N.Br.) zijn intree in Haamstede. Het werd zijn vierde gemeenteGa naar eindnoot14.. In 's Gravenmoer had hij te kampen gehad met felle oppositie van de emeritus-predikant Abraham Flier.
Het uit 1854 daterende kerkgebouw aan de Noordstraat, begin 20e eeuw. (Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee).
De gemeente in Haamstede was toen ook een eigen kerkje rijk, staande in de Noordstraat nr 7. Volgens de gedenksteen was op 13 oktober 1854 de eerste steen voor deze kerk gelegd door Simon Corn. Bouman, die in 1853 was overgekomen en de eerste jaren zeer actief is geweest.Ga naar eindnoot15. We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat we vanaf 5 december 1854 kunnen beschikken over de notulen van de kerkeraad van de Geref. Gemeente onder het kruis te Haamstede, zodat we nu een stevige basis hebben voor de be- | |
[pagina 169]
| |
schrijving van de verdere lotgevallen van deze gemeente. In de eerste notulen lezen we dat ds. H. de Vries in Haamstede bevestigd was door zijn voorganger ds. Adriaan van den Oever te Oosterland met 1 Thess. 5:12, 13: ‘en acht ze zeer veel in liefde om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander. En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen.’ Ds. de Vries deed 's middags zijn intree met de bij die gelegenheid vaak gebruikte tekst 1 Cor. 2: 1, 2: ‘En ik broeders, als ik tot u gekomen ben, ben ik niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods; want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisigd.’ Verder komen we uit die eerste notulen nog aan de weet, dat twee attestaties waren binnengekomen namelijk die van ‘de student Cornelis Melsen’Ga naar eindnoot16. en die van zijn zuster Johanna Melsen, ‘zijnde des leeraars huisvrouw’. Ouderling Lette sloot de vergadering met dankgebed, nadat de 5 aanwezige broeders eerst nog samen gezongen hadden, hoe kan het anders, de toen overbekende Psalm 133:3 (in de oude berijming beginnende met ‘Ai ziet, hoe goed, hoe lief'lijk is't, dat zonen van 't zelfde huis, als broeders samenwonen...’). Of zouden ze het in de berijming van Datheen hebben gedaan? Slechts anderhalf jaar zou ds. Harm (of Herman) de Vries in Haamstede werkzaam zijn. | |
Kerkeraad 1855In de kerkeraad zaten in 1855 de twee ouderlingen 1. Nicolaas Salomon Gerardus Lette. Over deze bakker hebben we op een vorige pagina enige bijzonderheden gegeven. We voegen daaraan nog toe, dat hij in 1855/'56 van beroep is veranderd en landbouwer werd, zodat hij ver buiten het dorp was komen te wonen. Daarom kreeg ouderling Job van de Vate de ‘offerkist’ in bewaring. 2. Job van de Vate, overleden op 26 februari 1858, 38 jaar oud, landbouwersknecht. Na zijn huwelijk in 1850 met Lena van LilloGa naar eindnoot17. was hij in Haamstede komen wonen en in 1852 lidmaat geworden. Zijn vrouw werd in 1854 lidmaat en is op 7 april 1857 overleden, 39 jaar oud. De beide diakenen waren in 1855 1. Jan Landegent, geb. Ellemeet 6 januari 1813, arbeider, later vlasboer, in februari 1890 in Haamstede overleden, 77 jaar oud, lidmaat sedert 1851. Hij was getrouwd met Maria Konkelenberge. Het echtpaar was 1 mei 1856 vanuit Kerkwerve in Haamstede komen wonen. 2. Pieter van de Vate, geboren in Burgh in 1813, landbouwersknecht, later landbouwer, in 1881 in Burgh overleden, 67 jaar oud. Hij was een 6 jaar oudere broer van Job van de Vate. Hun ouders waren Joost van de Vate, landbouwer te Burgh (1785-1855) en Janna Dartig. Pieter was sedert 1854 lidmaat. Hij trouwde 2 juni 1854 te Burgh met Neeltje van Farowé een dochter van Cornelis van Farowé en Krina Pieternella Koelemans, weduwe van Willem Jasperse met één kind. Ze was op 6 juni 1853 vanuit Oosterland in Burgh bij het gezin van haar a.s. schoon- | |
[pagina 170]
| |
vader Joost van de Vate in huis gekomen. Sedert 1854 was ze lidmate.Ga naar eindnoot18. En dan niet te vergeten de ‘kerkmeester’ Simon Cornelisz Bouman, een financieel invloedrijk man, die ook vaak de kerkeraadsnotulen ondertekende met zijn sierlijke handtekening vol krullen. Hij was op 28 november 1813 in Noordwelle geboren, van beroep akkerbouwer en is in maart 1908 op zeer hoge leeftijd (94 jaar) in Haamstede overleden. Hij was een kleinzoon van Simon Bouman, die secretaris van Haamstede is geweest en vele jaren diaken en ouderling van de Hervormde Gemeente. De kleinzoon trouwde op 26 september 1838 met de 25-jarige ‘dienstmeid’ Cornelia Speelman, in april 1813 in Haamstede geboren en aldaar overleden 11 januari 1891, 77 jaar oud, dochter van Willem Speelman en Maria den Boer. Zij en haar man waren sedert 1853 lidmaten. Wanneer we nu enige jaren vooruit zien, dan treffen we o.a. nog de volgende kerkeraadsleden aan: 1. Marinus van der Have, in mei '58 tot ouderling bevestigd, maar in december '59 al weer afgetreden ‘wegens zijn beroep en ver verwijderde woonplaats’ (Renesse). Hij was arbeider van beroep en in november 1837 in Renesse getrouwd met de 20-jarige arbeidster Hubrina de Jonge. Hij was al sedert 1846 lidmaat.Ga naar eindnoot19. 2. Abraham de Koning, in december '59 met 15 van de 18 stemmen gekozen. Hij was in september 1804 in Duivendijke geboren; van beroep was hij kantonnier (wegwerker), later arbeider. Hij was lidmaat sedert 1854. 3. Jan Tibout, geboren in 1825 in Haamstede en daar in januari 1872 overleden, bijna 47 jaar oud, van beroep arbeider. In april 1849 is hij in Haamstede getrouwd met de 21-jarige Adriana Fokker, een arbeidersdochter.Ga naar eindnoot20. 4. Adriaan Landman, in 1859 diaken geworden, later ouderling. Geboren in december 1819 in Elkerzee, veldarbeider van beroep, in april 1891 overleden in Haamstede, 71 jaar oud. Gehuwd met Geertruida Jonker, geboren in Duivendijke. Per 1 mei 1856 is het gezin vanuit Noordwelle in Haamstede komen wonen. 5. Jacob van Burg, in 1859 met 13 van de 18 stemmen tot diaken gekozen. Volgens het lidmatenregister werd hij 3 maart 1856 lidmaat. Verder staat achter zijn naam: ‘vervallen lid verklaard 1869’. Tenslotte noemen we uit die jaren ook nog een ‘kerkwagter’, een koster, in het kerkelijk leven immers een onmisbare figuur. Het was Leendert van Sluijs, in juli 1861 overleden, 57 jaar oud, van beroep veldarbeider en lidmaat sedert 1856. Hij was getrouwd met Cornelia den Boer.
We moeten nu nog even naar de periode van ds. H. de Vries terug. De kerkeraad besloot namelijk, na advies te hebben ingewonnen bij de in 1855 in Rotterdam gehouden Algemene Vergadering, ‘dat een kind, voor het huwelijk geboren niet “in het echte doopboek” mocht worden ingeschreven’. Onderscheid kwam in die tijd wel meer voor. Om een voorbeeld te geven: In 1833 werd in de Hervormde kerk van Ulrum - waar toen ds. Hendrik de Cock stond - een wijziging in de doopsbediening aangebracht. De Cock en de zijnen besloten de in onecht geboren kinderen voortaan weer tegelijk met de in echt geborenen te doen dopen. In de tijd van De Cocks voor- | |
[pagina 171]
| |
ganger in Ulrum, P. Hofstede de Groot, was namelijk een scheiding aangebracht in de doopdagen. Op de ene zondag werden de in-echt-geboren kinderen gedoopt en de volgende zondag de in-onecht-geborenen. De Cock maakte deze maatregel dus ongedaan (gelukkig maar), maar wel besloot de kerkeraad de jeugd openlijk te waarschuwen ‘ter afschrikking van dit steeds voorkruipend kwaad’.Ga naar eindnoot21. Op zondagmiddag 6 april '56 preekte ds. De Vries zijn afscheid wegens vertrek naar Oosterland op Duiveland. Met de tekst Hand. 20:32: ‘En nu broeders, ik beveel u Gode en den woorde zijner genade, die machtig is u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder alle de geheiligden.’ Had ds. De Vries tevoren altijd de kerkeraadsnotulen geschreven, nu ging ouderling Lette dit doen. Zijn duidelijk en sierlijk handschrift is voor de historievorser een lust om te lezen. In juni '56 werd namens de classis Rotterdam in Haamstede kerkvisitatie gehouden door ds. N. Wedemeijer (van Dordrecht) en ds. J. Holster (van Vlissingen). Hun conclusie kon luiden: alles ‘in eene goede staat gevonden’ op enige bijzonderheden na, maar die betroffen de vertrokken ds. De Vries. Welke dit waren staat niet aangegeven. Inmiddels ging de kerkeraad op zoek naar een opvolger van ds. H. de Vries. Uit een drietal werd ds. J. Holster van Vlissingen beroepen, op wie 8 stemmen waren uitgebracht. Uit dit gegeven worden we gewaar hoe klein de gemeente in feite was. Na een bedankje te hebben gekregen ging in oktober '56 het volgende beroep naar de 27-jarige Andries Hazevoet te Oude en Nieuwe Wetering (ZH). Hij had 14 stemmen op zich verenigd ‘en dus verre de meeste’. Deze nam het beroep aan. | |
Andries Hazevoet 14 dec 1856-25 mrt '63Op 14 december '56 werd hij door de consulent ds. J. Holster, bevestigd, waarna hij 's middags zijn intree deed met een preek over 1 Cor. 2:2, dezelfde tekst die zijn voorganger ds. H. de Vries bij diens intree in Haamstede ook had gebruik (‘want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisigd’). In de notulen van de eerste kerkeraadsvergadering, door ds. Hazevoet gepresideerd, trof ons de volgende notitie: op voorstel van de praeses werd kerkmeester-penningmeester S. Bouman als kerkeraadslid aangewezen, ‘hebbende tot nu toe in onwetenheid als zoodanig gecompareerd’. Vreemd! Hij was immers nooit door de gemeente als ouderling gekozen, en dan nu opeens door ds. Hazevoet ouderling gemaakt? Onzes inziens kerkrechtelijk een abnormaliteit. In diezelfde vergadering werd ook besloten, dat de notulen voortaan alleen maar door twee kerkeraadsleden hoefden te worden ondertekend, namelijk door ds. Hazevoet en ouderling Lette, welke laatste met vaste hand de kerkeraadsverslagen schreef. Ds. Hazevoet stond nog maar 7 maanden in Haamstede toen hij trouwde met Martijntje Stolk. Hun huwelijk werd op 22 juli'57 door ds. Holster kerkelijk bevestigdGa naar eindnoot22. en was in Haamstede burgerlijk voltrokken door wethouder P.L. Vis.Ga naar eindnoot23. | |
[pagina 172]
| |
In de notulen van juli '58 viel ons de mededeling op, dat twee leden van de gemeente naar Brazilië waren geëmigreerd. Het waren Adriaan van Sluis en zijn vrouw Pieternella van der Have. Daar was een Nederlandse kolonie ontstaan, die later te niet is gegaan. | |
Schorsing ds. Cornelis van den OeverHet is bekend, dat in 1858 in de Kruisgemeenten een scheuring ontstond, als gevolg van het dictatoriale optreden van ds. C. van den Oever. Het is natuurlijk hier niet de plaats daarop dieper in te gaan. We vermelden alleen de reactie van de Kruisgemeente te Haamstede. Bij de kerkeraad was een brief binnengekomen van ds. N. Wedemeijer (Dordrecht), waarin deze op last van de Algemene Vergadering meedeelde, dat ds. C. van der Oever ‘wegens vergaande blasfemie en het zoeken van scheuring in de Kerk, in zijn dienstwerk was geschorst op grond van Gods Woord en art. 79 en 80 van de kerkenordeGa naar eindnoot24.. Enige dagen later ontving de kerkeraad ook een schrijven van de geschorste ds. Van den Oever zelf, waarop hij graag antwoord zou hebben. Hij verwierp zijn schorsing en had het initiatief genomen op 9 nov' 58 in Rotterdam een protest-vergadering te beleggen. Ook de kerkeraad van Haamstede werd hiervoor uitgenodigd. Maar deze zag geen reden de schorsing te veroordelen en vond het niet raadzaam die vergadering in Rotterdan bij te wonen, omdat deze als doel scheen te hebben zich van de kerk af te scheiden. Dus zou hij aan de uitnodiging geen gehoor geven. Dit korte antwoord staat in het notulenboek opgenomen en was getekend door ds. A. Hazevoet, ouderling N.S.G. Lette, de diakenen P. van de Vate en J. Tibout en de kerkmeester S. Bouman. De schorsing en afzetting van ds. C. van den Oever leidde inderdaad tot een scheuring in heel wat Kruisgemeenten, ook in de classis Zuid-Holland, waartoe de gemeente van Haamstede toen behoorde. Het gevolg hiervan was o.a. dat er een reorganisatie in de classisindeling tot stand kwam. Haamstede werd nu ingedeeld bij de classis Zeeland, waarvan de notulen vanaf 27 maart '60 t/m 28 april '69 zijn bewaard geblevenGa naar eindnoot25.. Dat de gemeente van Haamstede maar klein was, schreven we al. Bovendien - waarschijnlijk als gevolg daarvan - was ze financieel zeer zwak, zelfs hulpbehoevend. Ds. Hazevoet en zijn vrouw ondervonden dit al dadelijk aan den lijve. Weliswaar deed de kerkeraad zijn best in het manco te voorzien, maar met niet voldoende resultaat. Een rondgang door de gemeente had weinig, te weinig opgeleverd. Nog in zijn wittebroodsweken klaagde ds. Hazevoet over het feit, dat hij ƒ 35,- traktement te goed had. Tot nu toe had hij daarover nooit willen praten, maar nu was het zo, ‘dat de nood hem thans tot spreken drong’Ga naar eindnoot26. En in juli '59 deed hij zijn beklag, dat hem zijn volle traktement niet werd uitbetaald, waardoor hij niet meer kon rondkomen.
De penningmeester van de kerk, S. Bouman, verklaarde dat de ‘onwilligheid’ van de gemeenteleden om bij te dragen steeds groter werd. Dat was de oorzaak van de moeilijkheden.Ga naar eindnoot27. | |
[pagina 173]
| |
Aan het eind van het jaar 1859 kwam ds. Hazevoet weer met dezelfde klacht: hij kon niet meer in zijn dagelijkse behoeften voorzien. De kerkeraad sprak nu eerlijk uit, dat het traktement niet meer opgebracht kon worden en zou de classiskerken om steun vragen.Ga naar eindnoot28. Inderdaad bracht dit enige verlichting, want we lazen, dat Oud-Vossemeer ƒ 25,- stuurde, Vlissingen ƒ 46,50 en Oosterland ƒ 27,-. Maar die giften waren maar voor één keer, zodat ds. Hazevoet in september '60 weer aan de bel moest trekken en constateren, dat zijn inkomen van maand tot maand verminderde, maar de ‘liefdeloosheid’ van de gemeente steeds vermeerderde. In februari '61 had hij al een achterstallig traktement van 27 weken te goed! (Hij werd blijkbaar per week betaald.) Hoe akelig de situatie voor de arme ds. Hazevoet werd, bewijzen de notulen van juni 1862. Ouderling Lette - toch de minste niet - stelde toen aan ds. Hazevoet voor, afstand te doen van zijn recht op traktement en te leven van de opbrengst van de busjes en de bijdragen! Waarom dit voorstel? Bij eventueel vertrek zou ds. Hazevoet de wereldlijke rechter wel eens kunnen inschakelen!
Ds. Hazevoet - die in een onmogelijke positie verkeerde - beloofde dat hij ƒ 100,- schuld zou laten vallen en dat hij niet naar de wereldlijke rechter zou stappen, maar van zijn recht op traktement wenste hij geen afstand te doen.Ga naar eindnoot29. De taal van de notulen - hoe kort ze ook zijn - spreekt in dezen boekdelen. Om te beginnen wilden de in december '62 gekozen ouderling Jan Tibout en de diaken Cornelis van den HoutenGa naar eindnoot30. hun roeping niet opvolgen o.a. omdat ‘de Heere zichtbaar afbreekt’. Eén van de redenen van hun bedanken stond in verband met de financiële regelingen, die kerkmeester S. Bouman getroffen wilde zien. Hij was namelijk voor een groot deel eigenaar van kerkgebouw en pastorie, en vroeg vanaf 1 januari '63 huishuur voor de pastorie.Ga naar eindnoot31. Ds. Hazevoet, die al een half jaar niet had gepreekt, verscheen ook niet meer op de kerkeraadsvergaderingen; Lette legde zijn ambt als ouderling neer ‘wegens omstandigheden’, zoals de notulen het uitdrukken. En de hoofdfiguur in de (financiële) moeilijkheden, de kerkmeester Simon Bouman, bedankte ook al ‘wegens omstandigheden’. Ten einde raad vroegen de paar nog overgebleven kerkeraadsleden aan de classis om ‘ontbinding’ (losmaking) van hun ds. Hazevoet. Inderdaad was de toestand onhoudbaar geworden en was het voor beide partijen beter, dat ze uit elkaar gingen. De classis was eveneens van oordeel, dat deze ingrijpende maatregel van ‘losmaking’ onvermijdelijk was. In de eerste plaats was ze medisch gezien noodzakelijk. Volgens de geneesheren was ds. Hazevoet immers ‘onbekwaam’ geworden om zijn predikantschap nog verder waar te nemen. In verband met ‘verandering van lucht en verkeer’ zou het wel goed voor hem zijn als hij naar ‘Holland’ ging. | |
[pagina 174]
| |
In de tweede plaats kon de gemeente hem en zijn gezin financieel niet meer onderhouden. De reis- en verhuiskosten naar Haarlem - waar zijn ouders woonden - evenals de gemaakte dokterskosten kwamen voor rekening van de gemeenteGa naar eindnoot32.. Per 1 augustus 1863 is ds. Hazevoet met zijn vrouw en drie kinderen naar Haarlem vertrokken. Is het een wonder, dat de gemeente van Haamstede na ds. Hazevoets vertrek tien jaar lang herderloos bleef?
En hoe ging het intussen met ds. A.Hazevoet na zijn ietwat smadelijke aftocht uit Haamstede? In juni van het volgend jaar (1864) vinden we hem terug in de Algemene Vergadering in Zwartsluis gehouden. In de notulen daarvan lezen we, dat ds. A.Hazevoet ‘die na lange ongesteldheid zich weder gezond in ons midden bevindt’ de zitting van 30 juni opende met gebed. Hij was de moeilijkheden, waardoor hij in Haamstede buiten bediening was gekomen, dus te boven gekomen. In 1866 werd hij op de Algemene Vergadering te Zwolle zelfs tijdelijk tot hulpdocent voor de opleiding van predikanten aangesteld. In 1868 vinden we hem als predikant in Zegveld, vervolgens als reizend predikant in Woerden, en als dominee in Veenendaal (1872) en Rijssen (1885), waar hij in 1888 is overleden. Na het vertrek van ds. Hazevoet uit Haamstede kwamen de classisdominees ds. C. Kloppenburg uit Oud-Vossemeer op Tholen, ds. P. Siemense van Oosterland en ds. M. Keulemans van Middelburg een enkele keer in Haamstede preken en de sacramenten bedienen. Maar verder rustte vooral op Jacob van Burg de toch niet gemakkelijke taak zondag aan zondag met het lezen van een preek en het voorgaan in gebed de kerkdiensten te leiden. Wel kreeg hij af en toe steun van P. van de Vate en J. Tibout ‘die sints eenige tijd de Kerkeraad tot adsistentie waren’.Ga naar eindnoot33. In de kerkeraad zaten ook A. de Koning als ouderling en A. Landman als diaken. In 1867 kwam Jan Landegent weer als ouderling in het ambt. Hij stond met de oud-ouderling N. Lette op tweetal (deze man van het eerste uur werd dus niet gekozen). In elk geval blijken de stormen van 1863 voorbij te zijn en was de gemeente in rustiger vaarwater gekomen. Op zondag 29 april '67 had ds. Keulemans uit Middelburg driemaal gepreekt en de volgende maandagavond nog een keer. Blijkbaar had hij in de gemeente toen ‘leven’ bespeurd, want één van de eerstvolgende dagen schreef hij een brief aan de kerkeraad van Haamstede. Hierin gaf hij in overweging of het niet goed zou zijn weer een dominee te beroepen ‘daar er eene roering in de gemeente is’.Ga naar eindnoot34. De kerkeraad volgde de wenk op.
Op Pinksteren 9 en 10 juni '67 verscheen proponent W. HuijserGa naar eindnoot35. van Middelharnis en preekte die beide feestdagen in totaal vijfmaal(!). Hij beviel zo goed, dat men besloot hem te beroepen op een traktement van ƒ 200,- per jaar (minder kon het al niet) plus vrij wonen en acht vrije zondagen, waarin hij dan andere gemeenten kon dienenGa naar eindnoot36. en dus ook nog wat bijverdienen. Het is echter niets geworden. In 1868 is hij als proponent afgezet.Ga naar eindnoot37. | |
[pagina 175]
| |
Gelukkig waren er ook mooie dingen. Toen in augustus '67 kerkvisitatie werd gehouden, kon ds. Kloppenburg namelijk concluderen, dat de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen ‘waarin zich de Kerke Gods in 't gemeen en deze Gemeente in 't bijzonder zich bevond, er geene redenen bestonden tot ontevredenheid’. Het kon dus minder, dat was in 1863 wel gebleken. In oktober '67 preekte ds. Siemense weer enige malen in Haamstede. Hij bediende ook de doop. Er sloten zich zelfs enkele nieuwe leden aan, Lieven Gast, Adriaan Houtman, Cornelis Landegent, Dina Gast, Bartel Geleijnse en Willemina Bienefelt. Ook werden de volgende catechisanten op hun geloofskennis onderzocht en toegelaten: Gerard Lette, Pieternella Slager, Jan Verton, Pieternella Verton, Marinus Spits, Johanna Speelman, Lena Bakker en Elisabeth SlagerGa naar eindnoot38.. Toch moest in mei 1868 de classis de kerkeraad van Haamstede weer op de vingers tikken. In de eerste plaats had men toegelaten, dat een Chr. Afgescheiden predikant (dus geen dominee van de Kruisgemeenten) in Haamstede had gepreekt. Het was ds. K. Kreulen van Zierikzee geweest. In de tweede plaats deed de kerkeraad niet voldoende zijn best om gedeeltelijk of geheel in de vacature te voorzien. En ten derde was het kerkgebouw niet voldoende ‘in de macht’ van de kerkeraad. Ja dat was inderdaad het geval, want S. Bouman had het financieel voor het zeggen en kon zo met eisen komen, waardoor het beroepingswerk bijna uitzichtloos werd. We hebben al eens opgemerkt, dat de gemeente van Haamstede na het vertrek van ds. Hazevoet in 1863 niet minder dan 10 jaar vacant is gebleven. Om een oplossing te helpen vinden voor het vacatureprobleem, verscheen in de kerkeraadsvergadering van 6 juli 1868 een classis-commissie, bestaande uit ds. P. Siemense van Oosterland en ds. J. Passchier van 's Gravenmoer. Na enige discussie werd besloten aan de eigenaar S.C. Bouman te vragen of hij het kerkgebouw aan de gemeente wilde verkopen of desnoods verhuren. Vervolgens werd de mogelijkheid besproken een dominee te beroepen. De grote vraag was: kan de gemeente die betalen? Gezien de geestelijke ‘opwekking’ in de gemeente en gelet op het feit, dat er sedert een paar jaar enige groei in het zielental viel te constateren, raadde de commissie aan, als het maar even kon, toch tot het beroepen van een dominee over te gaan. De kerkeraad beloofde ‘het hunne er toe te zullen doen’. Helaas moest enige maanden later worden vastgesteld, dat de pogingen een financiële basis voor het onderhoud van een dominee te krijgen, waren mislukt. Het zou nog tot 1873 duren - we schreven het al - voordat Haamstede weer een eigen predikant kreeg in de persoon van Christiaan Willem Jacobs, die uit de evangelisatie was voortgekomen en in 1872 dominee op artikel 8 was geworden. Vanuit Duurswoude (Fr.) kwam hij naar Haamstede.Ga naar eindnoot39. De gemeente Haamstede was intussen in 1869 met de vereniging tussen Chr. Afgescheidenen en Kruisgezinden meegegaan. |
|