De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 2 Walcheren, Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland
(1989)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
VI Serooskerke (Walcheren)Serooskerke op Walcheren (niet te verwarren met het kleinere Serooskerke op Schouwen) ligt 6 km. ten noorden van Middelburg, waarmee het door een straatweg via St. Laurens was verbonden. Het dorp haalde een aantal jaren geleden nog de voorpagina van de nieuwsbladen door een spectaculaire vondst van meer dan 1140 oude gouden munten in een preiveldje aan de Dorpsstraat.Ga naar eindnoot1. Maar in de jaren die we nu gaan beschrijven (plm. 1845-1870) wist in Serooskerke geen sterveling meer van die in de grond verborgen liggende muntschat af, zodat we dit hele romantische verhaal verder moeten laten rusten.
Omstreeks 1845 telde het agrarisch dorp, met de directe omgeving erbij gerekend, ruim 920 inwoners van wie de grote meerderheid tot de Her- | |
[pagina 140]
| |
vormde kerk behoorde. In en bij het dorp stonden enkele buitenplaatsen. Het aantal inwoners van het dorp zelf, dat ‘aanzienlijk’ werd genoemd, was 500.Ga naar eindnoot2. In 1845 woonden er in Serooskerke 40 Afgescheidenen. Ze behoorden tot de gemeente te Middelburg en moesten daar dus kerken. Via de lange, hobbelige Noordweg kwamen ze dan Middelburg binnen. Al was men wel aan een tocht naar de Zeeuwse hoofdstad gewend, de reis heen en weer was toch geen kleinigheid. En weer en wind zullen de regelmaat van het kerkbezoek sterk hebben beïnvloed. De kerkeraad van Middelburg van zijn kant steunde de ‘buitenleden’ - die in een krans om de stad heen woonden - naar vermogen en stuurde o.a. een ouderling naar resp. Arnemuiden, Nieuwland en Serooskerke om daar te catechiseren (1851).Ga naar eindnoot3. In de winter van 1851/'52 vroegen de leden uit Serooskerke aan de Middelburgse kerkeraad om op de zondagen, dat er in Middelburg geen dominee preekte, bij hen in het dorp bij Willem Janse aan huis te mogen vergaderen. De opbrengst van de gehouden collecte voor de armen was dan voor Middelburg. Het mocht.Ga naar eindnoot4. Voorzichtig begon men zelfs te denken aan de mogelijkheid in Serooskerke een zelfstandige gemeente te stichten, want in Serooskerke en het nabij gelegen Oostkapelle was veel ‘opwekking’ te bespeuren. Misschien groeide daar iets moois uit.Ga naar eindnoot5. Het zou echter nog tot 1864 duren voor het ideaal werkelijkheid werd. Voordat de officiële instituering van de gemeente in 1864 een feit werd, was al een sober, houten vergaderlokaal gebouwd in de tuin van de tegenwoordige pastorie. Dat schreef B.J. de Meij in 1918.Ga naar eindnoot6. Het was met toestemming van de kerkeraad van Middelburg gebeurd. Op de provinciale vergadering van april '64 deelde ds. Renting van Middelburg mee, dat binnenkort in Serooskerke een gemeente kon worden gesticht en ‘namens de vrienden te Serooskerke’ nodigde hij alle aanwezige predikanten uit daar eens te gaan preken.Ga naar eindnoot7. Die aanwezige predikanten waren behalve ds. Renting zelf: Goes A. de Bruijne, Baarland P. den Boer, Wolphaartsdijk H.H. Middel, Nieuwdorp C. Steketee, Zierikzee H.A. Jonkman, Vlissingen P. Diermanse en Neuzen S.O. Los. De vergadering was ‘innig verheugd’ over de mededeling en ‘geeft gaarne haar toestemming tot het stichten eener gemeente aldaar’, wanneer de kerkeraad van Middelburg vond, dat de tijd daarvoor rijp was. En de Zeeuwse predikanten wilden gaarne ‘zoo veel dit voor hen doenlijk is ook daar het visnet des Evangelies uitwerpen’.Ga naar eindnoot8. Over de ingebruikneming van het kerkgebouw op zondag 1 mei '64 lazen we in het theologisch weekblad De Bazuin het volgende berichtje: Serooskerke, 2 Mei 1864 - ‘In den laatsten tijd nam de behoefte aan en de lust tot de waarheid zoodanig toe, dat men besloot in overeenstemming met den Kerkeraad te Middelburg alhier eene Kerk te bouwen. Van besluiten kwam men tot handelen, want het hart des volks was om te werken en spoedig stond er een voor onze plaats zeer doelmatig kerkgebouw in gereedheid. | |
[pagina 141]
| |
Onder leiding van ds. Renting werd het gisteren plechtig aan de dienst des Heeren toegewijd. Z.Ew. sprak bij die gelegenheid over Hagg. 2:4 en 5, voor eene talrijke schaar, waaronder de grootste belangstelling heerschte.Ga naar eindnoot9. Het was ons een ware feestdag en de bede ging zeker uit veler harte op tot God: Och Heere! geef nu heil, och Heere! geef nu voorspoed.’ w.g. W. de Wolf.
Willem de Wolf uit Serooskerke was toen nog diaken in Middelburg. In bovengenoemde tekst wekte de profeet Haggaï het volk op de tempel te herbouwen, al kon die lang niet zo fraai worden als de vroegere, verwoeste tempel was geweest. Op woensdag 3 augustus 1864 werd vervolgens de Chr. Afgescheiden gemeente van Serooskerke onder leiding van ds. Renting van Middelburg gesticht bij welke gelegenheid deze preekte over Hand. 14:22 en 23, waarin de gemeente voorzegd wordt, dat binnengaan in Gods koninkrijk plaats vindt ‘door vele verdrukkingen heen’. De aangewezen ‘oudsten’ werden de Heere opgedragen. In zijn preek wees ds. Renting o.a. op enige elementen, die in een Christelijke gemeente niet gemist konden worden, namelijk ‘standvastigheid, lijdzaamheid en Christelijke verordeningen’. Na de preek werd de manslidmaten verzocht nog te blijven zitten, want er moesten nog twee ouderlingen en twee diakenen worden gekozen. De uitslag was dat Bartel MeijersGa naar eindnoot10., een 49-jarige landbouwer en Jacobus de WolfGa naar eindnoot11., een 40-jarige akkerbouwer en veehouder, tot ouderling werden gekozen. De laatste zou als scriba dienst doen. Willem de WolfGa naar eindnoot12., een 38-jarige landbouwer, was al diaken in Middelburg en kon dit in Serooskerke blijven. De tweede diaken werd Hendrik BroerseGa naar eindnoot13., een 55-jarige winkelier. Hier hebben we dus de eerste kerkeraadsleden van de in augustus 1864 gestichte Chr. Afgescheiden gemeente van Serooskerke. | |
Ds. Daniël de Pree 4 nov. 1866-31 juli 1870Zolang er nog geen eigen predikant was, was het zondags uiteraard vaak preeklezen in de gemeente van Serooskerke. Deze werkelijk niet zo gemakkelijke taak kwam op de schouders van de kerkeraadsleden te rusten. Dat de één het beter kon dan de ander spreekt vanzelf. Over ouderling B. Meijers kwam de klacht, dat hij niet duidelijk genoeg de preek voorlas. Het meest tot stichting deed het nog diaken H. Broerse. In 1866 slaagde de kerkeraad er in een eigen dominee te krijgen. Uit een drietal werd in juni 1866 met algemene stemmen beroepen de 38-jarige kandidaat Daniël de Pree. Hij was in de jonge afgescheiden gemeente van Sluis in westelijk Zeeuws-Vlaanderen ouderling geweest en later in Kampen voor dominee gaan studeren.Ga naar eindnoot14. Zijn traktement bedroeg ƒ 600,-. Hij zou dus sober moeten gaan leven, zoals dit trouwens met bijna alle Afgescheiden dominees het geval was. Op 4 november 1866 werd kandidaat De Pree door ds. H.H. Middel van Wolphaartsdijk in Serooskerke bevestigd naar aanleiding van 1 Petr. 5:2-4 | |
[pagina 142]
| |
(‘Weidt de kudde Gods die onder u is, hebbende opzicht daarover niet uit bedwang, maar gewillig; noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed’). 's Middags deed De Pree zijn intree met Efeze 6:19 (‘biddende voor mij opdat mij het woord gegeven wordt in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelies bekend te maken’). De scriba J. de Wolf besloot zijn berichtje in De Bazuin met de woorden: ‘Dat de Heere (ons) onze roeping leere verstaan naar aanleiding van die waarheid. Hij make ons een biddend volk, en geve ook dat de Leeraar tot uitbreiding van Zion in onze omgeving werkzaam moge zijn.’Ga naar eindnoot15. Uit zijn dienstperiode vermelden we nog de volgende bijzonderheden: hij stond nog geen jaar in Serooskerke, toen hem - de beginnende dorpsdominee - gevraagd werd ds. A. Littooij in Middelburg te bevestigen. De dominees van die grote gemeente o.a. ds. Renting hadden al zo vaak leden in één van de genabuurde dorpen geholpen, dat nu de rollen maar eens omgedraaid moesten worden. En zo bevestigde ds. De Pree op 9 september 1867 ds. Arij Littooij in het vacante Middelburg (waar deze later nog historie zou maken). Als ‘betaling’ voor deze dienst had ds. De Pree de Middelburgse scriba Loois gevraagd hem geen ‘preekgeld’ te geven. In plaats daarvan gaf hij er de voorkeur aan, dat ds. Littooij eens een preekbeurt in Serooskerke vervulde.
Intussen ging het kerkelijk leven in de gemeente van Serooskerke zijn ‘gewone’ gang. Al in 1868 kreeg ds. De Pree zijn eerste beroepen, namelijk uit Sneek en Velp, waarvoor hij tot blijdschap van zijn kerkeraad bedankte. Toen hij ook een tweede beroep uit Sneek niet aannam, stuurde ouderling Vetten uit Bergen op Zoom aan ds. De Pree een brief, waarin hij de kerkeraad feliciteerde met het feit, dat ds. De Pree voor de beroepen naar Sneek en Velp had bedankt.Ga naar eindnoot16. Op het eerste gezicht was ons dit contact tussen ouderling Vetten in Bergen op Zoom - de voorman van de Afgescheidenen aldaar - en ds. De Pree in Serooskerke niet duidelijk. Totdat we plotseling het verband ontdekten. Een maand eerder - 29 maart '68 - hadden de Afgescheidenen in Bergen op Zoom namelijk een vergroot kerkgebouw in gebruik genomen, in welke plechtigheid ds. De Pree de leiding had gehad.Ga naar eindnoot17. De beide mannen hadden elkaar dus bij die feestelijke gelegenheid ontmoet. 't Is best mogelijk, dat ouderling Vetten uit Bergen op Zoom in Serooskerke nog contacten had, want op 31 augustus 1860 was de Hervormde dominee van Serooskerke, namelijk Nicolaas Egbert Ernst Vetten overleden, 58 jaar oud. Hij had die gemeente toen 13 jaar gediend. De overledene was op 28 augustus 1802 in Bergen op Zoom geboren. Misschien was ouderling Vetten wel familie van hem. De weduwe van de overleden dominee, Catharina Adriana Jutting, is in 1861 naar Middelburg vertrokken. In de regel was april de maand, waarin de catechisanten in het midden van de gemeente belijdenis van hun geloof aflegden. Om eens enige namen te noemen: in april 1868 waren dit Jan Broerse, Jo- | |
[pagina 143]
| |
hannis Christiaanse, Adriaan Joziasse, Laurens Meijers, Leuntje Kaljouw en Pieternella de Rijcke. Enkele dagen later werden nog ‘aangenomen’ Jan de Rijcke en zijn vrouw Joanna Schout. In maart '69 legden openbare geloofsbelijdenis af: Willem Bosselaar, Johannes Adriaan Goedbloed, Jasper Jobse, Jacomina Aarnoutse, Magdalena Maas, Susanna Schoonenboom en Jacob Kastelijn. In mei '69 gevolgd door David Polderman, Willem Broerse, Jacobus Poppe en Krijn Visser. Misschien herkennen enige lezers in bovenstaande namen één van hun voorouders in Serooskerke. De gemeente groeide intussen ook wat en als gevolg daarvan ontstonden in 1868 plannen de houten kerk te vervangen door een stenen gebouw. Welnu, nog in hetzelfde jaar kon op 20 december deze nieuwe stenen kerk - die kwam te staan bij het houten vergaderlokaal - in gebruik worden genomen. Ds. De Pree hield toen een preek over Efeze 2:19-22, waarin Paulus aangeeft, dat de gemeeente gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de hoeksteen is. Ook ds. Littooij van Middelburg was speciaal uitgenodigd de plechtigheid ‘met zijn tegenwoordigheid te vereeren’, zoals de notulen het uitdrukken. Tijdens de bouw van de nieuwe kerk waren de diensten in de schuur van de oude vlasserij gehouden.Ga naar eindnoot18. In de voorgevel van de nieuwe kerk werden twee stenen geplaatst met resp. het opschrift: ‘Den 8sten Juli 1868 Eben Haëzer’ en ‘Den eersten steen gelegd door mej. J. de Pree-Lansen’. Ze was de vrouw van de predikant.Ga naar eindnoot19. Toen in de zomer van 1869 de landelijke vereniging van Chr. Afgescheidenen en Kruisgezinden tot stand kwam, was de gemeente van Serooskerke het daarmee van harte eens. Het weerspiegelde zich ook onmiddellijk in het zielental. Gaf het jaarboekje van 1870 voor Serooskerke nog 191 zielen, een jaar later was dat al geklommen tot 250. Op 31 juli 1870 preekte ds. De Pree zijn afscheid van Serooskerke wegens vertrek naar Goes welke gemeente hij nog 21 jaar zou dienen. Zijn opvolger in Serooskerke werd ds. L. Tobi, gekomen van Vlissingen, die van 1871-1877 in Serooskerke heeft gestaan. |
|