De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 3. De classes Sexbierum (Franeker), Sneek en Tjalleberd (Heerenveen) van de Afgescheiden kerken
(1983)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| ||||||||||||||
XVI TerwispelIn het verveningsgebied bij Terwispel werd af en toe ook een dienst gehouden, in de schuur van veenbaas Jan Dragtstra. Voor een kerkdienst is een schuur natuurlijk niet de ideale plaats. Daarom verzocht de kerkeraad van Lippenhuizen de burgemeester van Opsterland op zondag de school van het Langerak bij Terwispel daarvoor te mogen gebruiken. Het mocht niet. Men bleef echter uitzien naar een gebouwtje voor de ‘graverij’. Zo noemen de notulen het gebied bij Terwispel, dat bezig was van een boerendorp een turfgraverscentrum te worden. Al in het begin van 1866 besloot de kerkeraad in Terwispel een hulpkerkje te bouwen, 30 voet lang en 20 voet breed, voor ± ƒ 600,-. Daarin zou dan in de winter om de andere week en in de zomer iedere laatste zondag van de maand gepreekt worden. Het kerkelijk weekblad De Bazuin van 1866 reikt ons nog een aantal belangrijke gegevens aan over de evangelisatie door de kerk van Lippenhuizen in Terwispel en Hoornsterzwaag. Ze zijn te belangrijk en te tekenend om ze hier niet door te geven. Namens de kerkeraad stuurt ds Van Lokhorst aan De Bazuin een kort stukje voor de rubriek Kerknieuws op. Het is gedateerd Lippenhuizen, 23 februari 1866 en mee ondertekend door D. Veenstra, scriba. In dit berichtje lezen we, dat de kerkeraad het beslist nodig vond in de veensteek bij Terwispel (de kant van Tijnje uit) een hulpkerkje te bouwen. In die streek woonde immers een belangrijk deel van de eigen gemeente, maar dat was zo'n 10 km van Lippenhuizen af, terwijl de dichtstbijzijnde hervormde kerk meer dan 5 km verderop stond ‘waarvan men trouwens zeer weinig gebruik maakt’. ‘Maar tot dat bouwen zijn onze krachten te klein, te meer omdat wij onder de schulden op ons kerkgebouw rustende, nog menigmaal zuchten. Daarom hebben wij in die streken, van huis tot huis gaande, een intekening beproefd, en is ons door de inwoners van verschillende gezindten een som beloofd van ongeveer f 200,-. Maar als wij op de zuinigste manier ons doel willen bereiken, hebben wij een som van 6 à 700 gulden nodig om onder 't dak te komen. Daarom roepen wij in onze zwakheid voor deze gewenste zaak de hulp in van de gemeenten in ons vaderland en van ieder die met ons bidt: ‘Uw koninkrijk kome,’ voor wie het een eer is, de wet van Christus te volbrengen. In een gewoon huis kan het niet meer om de grote toeloop. Daarom broeders, helpt ons! H. van Lokhorst, predikant
Lippenhuizen, 23 februari 1866' | ||||||||||||||
[pagina 394]
| ||||||||||||||
Het berichtje kreeg de goedkeuring van de classis Heerenveen, en de plannen konden worden uitgevoerd. Op maandag 23 juli '66 werd door diaken P. Zwerver de eerste steen gelegd van het op het dorpsgebied van Terwispel te bouwen hulpkerkje, waarna door ds Van Lokhorst ‘gewezen werd op Gods goedheid in dit vreedzame werk, in een tijd van ellende en verwoesting, en op de noodzakelijkheid om zelf als levende stenen gebouwd te zijn op het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen.’ Ds Van Lokhorst liet aan ‘belangstellenden’ nog weten, dat nog ƒ 600,- nodig was voor het bouwen van het hulpkerkje in Hoornsterzwaag ‘om ook in die afgelegen veenstreek een deur des Woords te openen, de Evangelieverkondiging te bevorderen en de inwendige zending te behartigen.’Ga naar eindnoot2 Ruim anderhalve maand later - op zaterdag 9 september '66 - kon het gebouwtjeGa naar eindnoot3 al in gebruik worden genomen. Ds Van Lokhorst preekte bij die gelegenheid over 2 Kron. 6: 8b: ‘Dewijl dat in uw hart geweest is, mijn naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is.’ ‘Een schaar van mensen - waarvan sommigen sedert jaren geen kerkdrempel betreden hadden - was met ons verblijd over Gods daden. Van Adams dagen af was het niet bekend geweest, dat hier een bedehuis was. Ons eenvoudig woord was bij aanvang ten zegen. De Heere zegt: “mijn woord zal niet ledig wederkeren”. Verblijdt u met ons, gij allen die met uw liefdegaven ons hebt geholpen. Geen penning zal bij Hem vergeten zijn.’Ga naar eindnoot4 Een jaar later kon ds Van Lokhorst dankbaar gestemd het berichtje naar De Bazuin sturen, dat het in het veengebied van Terwispel goed ging: Lippenhuizen, 17 september 1867: ‘Geloofd zij de Heere, die onze geringe pogingen heeft willen zegenen, zodat wij jongstleden zondag na de tweede preek - voor een talrijk gehoor - in ons hulpkerkje te Terwispel ook een zondagsschool hebben mogen openen met 32 kinderen, welk getal wij hopen dat nog uitgebreid zal worden en voor de eeuwigheid rijke vruchten zal opleveren. Moge het mee tot blijdschap strekken voor hen, die ons met hun gebeden en met stoffelijke bijstand ondersteund hebben.’Ga naar eindnoot5 In het begin was de preekvoorziening in Terwispel moeilijk rond te krijgen. En hoe groot moest het honorarium zijn van een gastpredikant? Men besloot, dat een predikant van buiten, als hij in Terwispel preekte, 1/3 van de collecte zou ontvangen. Maar deze maatregel beviel heel slecht. ‘En dus - aldus drs R. Kooistra - beginnen de dienstdoende ouderlingen en diakenen zich al hoe langer hoe meer zelfstandig te voelen in Terwispel en verschijnen zo slecht op de gewone kerkeraadsvergaderingen, dat men boeten gaat voorstellen voor hen, die niet of te laat verschijnen. Al in 1867 gaat een voorstel naar de classis om in Ter- | ||||||||||||||
[pagina 395]
| ||||||||||||||
wispel een zelfstandige gemeente te institueren, wat dan ook het volgende jaar plaats vindt.’Ga naar eindnoot6 | ||||||||||||||
Ds J. Miedema - 9 januari 1870-26 september '75Kandidaat J. Miedema werd op 9 januari '70 door R. Eising van Lioessens als eerste predikant van de gecombineerde gemeenten Oldeboorn en Terwispel bevestigd. Hij deed zijn intree met Gal. 4: 7b: ‘en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam Gods door Christus.’ Tijdens de dienstperiode van ds J. Miedema (1870-'75) deden volgens het ondertekeningsformulier een aantal jaren als ouderling dienst:
En als diaken:
Aan deze rij moeten we nog toevoegen de naam van diaken Jan Hendrik Piek die in 1870 in die functie diende. In de jonge gemeente Terwispel was het niet alles goud wat er blonk. Ds Miedema had vanaf het begin met moeilijkheden te kampen. Al in de kerkeraadsvergadering van 30 januari '70 moest men besluiten drie gemeenteleden te vermanen, ‘daar zij zich te buiten zijn gegaan,’ d.w.z. dat ze dronken waren geweest. Ook moest iemand worden vermaand, omdat hij op zondag werkte. Zelfs diaken Piek moest worden bestraft wegens nalatigheid in het kerkgaan, een kwaad dat vrij veel voorkwam en herhaaldelijk vermaning eiste. Verder moest - we citeren verder ds J. DoumaGa naar eindnoot7 - een echtpaar worden onderhouden over sabbathschennis en tappen op zondag. Een ouddiaken moest wegens dronkenschap worden bestraft. En dit alles in een vrij kort tijdsbestek. We krijgen hieruit zeer sterk de indruk, dat de gemeente van Terwispel in de geestelijk donkere zuidoosthoek van Friesland een voorpost was, en dat zij zich evenmin als indertijd de gemeente van Corinthe, in haar heidense omgeving, van de besmetting van de wereld wist vrij te houden. Ook met de financiën ging het in Terwispel niet zo best. De gemeenten van Oldeboorn en Terwispel waren gecombineerd onder voorwaarde dat beide gemeenten elk de helft van de preekbeurten kregen en dat ze ook de helft van het traktement betaalden. Toen de gemeente van Oldeboorn uit eigen beweging het traktement van ƒ 550,- tot ƒ 600,- per jaar had verhoogd, was de gemeente van Terwispel zelfs bereid van die ƒ 50,- verhoging ook de helft op te brengen. Maar het was een papieren maatregel; in de praktijk kwam er weinig van | ||||||||||||||
[pagina 396]
| ||||||||||||||
terecht, althans in Terwispel. Ds Miedema beklaagde zich er anderhalf jaar later over, dat hij minder verdiende dan was afgesproken en stelde daarom voor, dat Oldeboorn voortaan ƒ 400,- zou betalen en Terwispel ƒ 200,-. Maar als compensatie zou Oldeboorn dan in de winter de weekdiensten en ook die van de feestdagen krijgen. Zo werd het ook besloten. Ondanks deze verlichting van lasten bleef het echter in Terwispel tobben. De kerkeraad van Oldeboorn bood in augustus 1875 ds Miedema aan voortaan heel zijn traktement te betalen, als de gemeente hem dan alleen voor zichzelf mocht hebben. Blijkbaar was ds Miedema zelf eerst met dit verzoek gekomen of heeft een wenk in deze richting gegeven, omdat in de notulen van Terwispel onder dagtekening van 14 augustus een notitie staat, waaruit blijkt, dat ds Miedema wenste ontslagen te worden van zijn verplichting om de gemeente van Terwispel te bearbeiden. Maar de kerkeraad van Terwispel weigerde hierop in te gaan. Toch heeft Terwispel en ook Oldeboorn ds Miedema moeten loslaten. Want hij kreeg een beroep naar de gemeente van Zalk en nam het beroep aan. Daarom vroeg hij 11 september ‘wegens vertrek naar elders’ aan de kerkeraad van Terwispel een attestatie; aan J. Zwerver werd opgedragen ‘om atest te schrijfen en op te zenden’. Op 26 september '75 nam hij afscheid van zijn gemeenten. We besluiten het verhaal van ds J. Douma met de volgende passage: Met ds Miedema ging een merkwaardige persoonlijkheid heen. Later heeft hij nog de gemeente van Zwartsluis gediend vanaf 1882 tot 1904. Hij bezat, zoals men daar nog van hem wist te vertellen, een rijke dogmatische kennis en hij was in de Schrift zó ervaren, dat hij zonder speciale voorstudie over de meeste teksten preken kon. Zo heeft hij op verzoek van een ouderling uit Vollenhove, die van deze gave wist en hem een zeer bijzondere tekst noemde, hierover tijdens de wandeling van Vollenhove naar Blokzijl al mediterend een preek opgebouwd en die daarna voor de gemeente van Blokzijl uitgesproken, die deze ouderling zijn leven lang is bijgebleven. Tot zover het verhaal van ds J. Douma. We eindigen ons hoofdstuk over Terwispel met het vermelden van de bevestiging en intree van de 36-jarige ds G. van Wageningen op 9 april 1876. Ouderling H.J. Ruiter deelde dit heuglijk feit mee in een stukje in De Bazuin van 28 april 1876, waarin hij ook in het verleden terugblikte. Dit laatste is voor ons van belang en daarom halen we enkele passages uit het artikeltje aan: ‘Waar thans onze gemeente gevestigd is, waren voor het jaar 1866 wel enige Christenen aanwezig, maar die niet anders naar de ware kerk konden komen als in Lippenhuizen, 1½ uur van hier. Maar ds H. van Lokhorst, destijds predikant in Lippenhuizen, kwam op de gedachte om hier een kerkje te helpen bouwen, een gemeente te stichten en zo door ijverige arbeid het volk hier die vreugde te verschaffen.’ Tot het vertrek van ds van Lokhorst (1869) was Terwispel gecom- | ||||||||||||||
[pagina 397]
| ||||||||||||||
bineerd met Lippenhuizen. Om de 3 à 4 weken nam ds Van Lokhorst gezegend de dienst in Terwispel waar. ‘Naderhand hebben wij samen met Oldeboorn kandidaat J. Miedema beroepen, die ons met zegen diende. Maar ook hij is weer van ons vertrokken (1875) en dus werd de gemeente herderloos.’ Oldeboorn wilde voortaan alleen een dominee hebben. Ook Terwispel ging nu apart beroepen. ‘Spoediger dan wij dachten kwamen wij in het bezit van een pastorie en de leraar die wij beriepen, kwam over en helpt ons!’ 's Middags deed ds G. van Wageningen zijn intree met Lukas 14: 23. ‘Ons kerkgebouw kon 't volk bijna niet bevatten.’ De naam van de kerk van Terwispel is nu veranderd in die van Tijnje, een jong dorp in Opsterland, na 1900 als dorp afgescheiden van Terwispel, op het gebied waar het in de 19e eeuw door verveningen was ontstaan. |
|