De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 3. De classis Groningen van de Afgescheiden kerken
(1978)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII ThesingeHet kleine Thesinge met de 35 huisjes en de kleine tuintjes, op het terrein van een voormalig middeleeuws klooster gelegen - 8 km ten noordoosten van Groningen - telde in de dagen van de Cock slechts 240 inwoners, en bijna 400 als we de omliggende boerderijen en woninkjes erbij rekenen. Reeds in 1840 is meer dan de helft van deze inwoners Afgescheiden, komt dus niet meer in de hervormde kerk en houdt haar diensten in een eigen nieuw gebouw. Die hervormde gemeente had in 1827 een nieuwe dominee gekregen: ds D.G. Pekelaer was in dit jaar vertrokken, ds P. Buisman jr gekomen (van Serooskerke op Schouwen).Ga naar eindnoot1. De gemeente mocht dan klein zijn, niet elk lid was even gemakkelijk. In welke gemeente is dit trouwens wèl het geval? Dit had ook ds Pekelaer in 1819 ondervonden, toen hij de beledigingen hem door een ouderling naar het hoofd geslingerd, kwalificeerde als ‘een verregaande buffelachtige behandeling’. Waarin die buffelachtige behandeling dan bestond, vermelden de notulen niet. Gelukkig kwam de zaak weer in orde. In 1821 zijn kerkvoogden van de hervormde kerk in Thesinge:
Notabelen:
Plaatsvervangers:
We komen hier voor het eerst de naam Hendrik E. Dijk tegen, de man die we - menselijkerwijs gesproken - de ‘stichter’ van de ‘Cocksiaanse’ kerk in Thesinge mogen noemen. Deze landbouwer van de Lageweg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was in 1815 op 24-jarige leeftijd getrouwd met de 23-jarige boerendochter Anje Siemens Pesman uit Garmerwolde en is in 1851 te Thesinge, 60 jaar oud, overleden. In 1825 zien we hem als diaken optreden; periodiek wordt hij herkozen. In 1834 vindt opnieuw zijn bevestiging in hetzelfde ambt plaats; Gerrit Eltjes Stuurwold wordt weer ouderling. En in dit jaar komen voor 't eerst de kerkelijke moeilijkheden in de hervormde notulen aan de oppervlakte. Eind 1834 wil Dijk zich met zijn gezin bij de Afgescheiden kerk van Ulrum voegen op grond van art. 28 en 29 der Nederlandse Geloofsbelijdenis; hij vraagt daarom ontheffing als diaken. Die motivering is voor ons van belang, omdat hieruit blijkt, dat de Afgescheidenen hun verlaten van het hervormd kerkgenootschap legaliseerden met een confessioneel beroep op het verschil tussen ware en valse kerk.
Ook ouderling Klaas J. Bouwman wenst zijn ambt neer te leggen en vraagt om ‘een bewijs van afscheiding’. Zich beroepend op de bestaande kerkelijke wetten en bepalingen, daterend van 1816, meent ds Buisman hierop niet te kunnen ingaan. De broeders moeten maar met een aanklacht naar de classis gaan, vindt hij. Het verzoek is immers gebaseerd op de onzuiverheid mijner Evangelieprediking! Een brief van ds P. Buisman aan het hervormd classikaal bestuur van Appingedam geeft ook nog enkele details. (16 december 1834.) Hij schrijft daarin, dat ouderling Klaas Jans Bouwman en diaken Hendrik Everts Dijk beiden behoren tot de zogenaamde ‘Kock's gezinde partij’. ‘Deze partij breidt zich hier uit onder voorgang en bestuur van zekere Henricus Dekens’, waarmee Johannes Henderikus Dekens, de smid, wordt bedoeld.
We lezen verder: ‘Ze houden afzonderlijke bijeenkomsten, verzuimen de openbare godsdienstoefeningen en het godsdienstonderwijs en versmaden alle kerkelijke bestuur.’ Dit alles geeft ‘aanleiding tot verdeeldheid en vijandschap, zo hoogst nadelig en verderfelijk voor het Godsdienstig belang en welzijn der Gemeente’. Ook wil ouderling Bouwman niet met zijn eigen dominee op huisbezoek gaan en weigert diaken Dijk zijn kind bij ds Buisman te laten dopen. Dijk biedt nu in januari 1835 ƒ50 boete aan om ontheffing als diaken te krijgen, maar de predikant weigert dit bedrag aan te nemen. Dit laatste keurt de classis af en ze eist in september 1835 dat de kerkeraad de boete invordert, Dijk en Bouwman elk ƒ50 ‘ten voordele van de diaconiekas’. Maar nù weigeren beiden te betalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instituering, 27 september 1835Nog in diezelfde maand, op zondag 27 september 1835, preekt de Cock bij H.E. Dijk in huis voor 18 personen (er mochten niet meer dan 20 zijn). Tijdens die dienst stelt de Cock voor een gemeente (hoe klein ook) te stichten. Hij laat onder zijn leiding een ouderling en een diaken kiezen, bevestigt hen en doopt vier kinderen.Ga naar eindnoot2. Dat is het officiële begin van de Afgescheiden kerk van Thesinge. De situatie blijft moeilijk. Steeds hangt de dreiging van een boete als het zwaard van Damocles boven het hoofd der gemeente. De veldwachter is op zijn hoede, de burgemeester van Ten Boer, Rutger Adolf Benthem Reddingius geeft zijn orders,Ga naar eindnoot3. en veldwachter Nienhuis brengt dan weer rapport uit. Eén daarvan is bewaard gebleven. Het is zo interessant, dat we deze life-opname onze lezers niet willen onthouden.
De 15e september 1836, 's avonds om 8 uur, had de veldwachter, gekleed in zijn gewoon uniform met sabel, zich begeven naar de behuizing van Hendrik Everts Dijk, landbouwer te Thesinge. Daar vond hij de buitendeur aan de zuidzijde van de genoemde behuizing open. Toen hij daardoor naar binnen was gegaan, en zich in het karnhuis bevond, bleek ook de deur van het binnenhuis of de woonkamer niet dicht te zijn. Naar binnengestapt trof hij daar ‘een aanzienlijke vergadering van mensen, van beiderlei kunne, ten getale van 35 personen, aan, zittende op banken en staande rondom een tafel, bezig zijnde over godsdienstige onderwerpen te spreken, daartoe bijbels en andere godsdienstige boeken bij zich hebbende. Hun hoofd of voorganger was de gedemitteerde (afgezette) predikant H. de Cock van Ulrum, die het woord voerde en zittende was aan het boveneind van genoemde tafel.’ Al spoedig had de Cock hem (veldwachter) aangesproken, waarop zich het volgende gesprek tussen beiden ontwikkelde:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot zover de merkwaardige dialoog in het proces-verbaal. De veldwachter rapporteert dan verder, dat de Cock de godsdienstige bijeenkomst eerst niet had willen voortzetten zolang hij (veldwachter) nog in het vertrek was. Maar H.E. Dijk had toen een aantal aanwezigen verzocht de kamer te verlaten, daarbij voegende: ik wil daarover niet in het gevaar zijn.’ Inderdaad waren er nu enige personen weg gegaan, zodat er nog 25 in de kamer achterbleven van wie 5 tot het huisgezin van Dijk behoorden. Daarop had deze vergadering van 25 personen eerst een psalm gezongen, waarna de Cock een gebed had uitgesproken en er weer een psalm was aangeheven. Na afloop van alles was er geroepen, dat de weg gegane personen, die zich zolang in de stookhut hadden opgehouden, weer in de kamer konden komen. In totaal waren er toen meer dan 40 personen aanwezig. Allen hadden zich weer om de tafel geschaard, waarna de Cock het woord had gevoerd, voornamelijk over godsdienstige onderwerpen en over het onbetamelijke, dat ze in hun bijeenkomsten gestoord werden. En hem (veldwachter) ‘op een godsdienstige wijze gispende, dat het voor hem niet goed was daaraan de hand te lenen of daartoe behulpzaam te zijn’. Verder waren er geen bijzonderheden voorgevallen en tegen 11 uur was de veldwachter die avond naar huis gegaan. Tot zover het procesverbaal, dat de burgemeester een volledige ‘narratio facti’ (verhaal van het gebeurde) noemt. In de volgende jaren blijkt de gemeente te groeien. Zolang er nog geen eigen kerkgebouw is, vergadert men bij leden aan huis b.v. bij Kl. J. Bouwman, G.E. Stuurwold (de bakker), Derk J. Wijk en vooral bij ouderling Hendrik E. Dijk op diens boerderij. Deze is de oefenaar, die zondag op zondag het woord voert. In 1842 staat hij zelfs op een 4-tal in Ezinge en op 11 mei 1845 treedt hij op als voorganger in de eerste kerkdienst in het nieuwe kerkgebouw in Winsum, maar uiteindelijk blijft hij toch boer in Thesinge. In 1837 is er, volgens de classisnotulen, in Thesinge ‘een weinig ongemakkelijkheid’ wegens het oefenen van H.E. Dijk. Er blijkt verschil van gevoelen te bestaan over de vraag: Moet er in de zondagse samenkomsten der gemeente worden geoefend of een preek van éen godzalige schrijver worden gelezen? Het is een punt, dat in deze jaren in menige Afgescheiden gemeente een rol heeft gespeeld. Heel wijs raadt de praeses, de Cock, aan deze zaken zo te schikken ‘dat de kudde niet verstrooide’.Ga naar eindnoot4. In 1838 is er een zuster, Klaasje T. Kamphuis, die ‘zich weer verenigd heeft met de valsche kerk, ja, zich betoonde de iedelheid zelve te zijn’. Ze was vele malen vermaand. Hoe de kerkeraad over sommige volksvermaken dacht, blijkt uit een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oost- en noordzijde van de monumentale hervormde kerk te Ten Boer.
Hiermee vergeleken waren de Afgescheiden kerkjes wel heel armelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
notitie in de notulen van 8 januari 1838: een broeder wordt vermaand, omdat hij zich ‘op zondag aan een iedel spel had schuldig gemaakt, aan het koeksnijden’. Even later wordt er gewaarschuwd tegen het bijwonen van boeldagen ‘en andere ijdelheden’. Het koekhakken was een volksvermaak, veelvuldig op kermissen en boeldagen beoefend. Tegen het eind van de 19e eeuw werd dit spel bij boeldagen verboden; op de kermissen kwam geleidelijk de kop-van-Jut in de plaats van het koekblok.Ga naar eindnoot5.
Af en toe komt ds de Cock in het dorp om te preken en de sacramenten te bedienen; dit doet hij b.v. op 28 maart 1838 bij de landbouwer Jan Joosten Bouwsema.Ga naar eindnoot6. De 4e juni 1838 is ouderling Geert H. Swierenga niet op de kerkeraad present, omdat hij ‘met onzen Herder en Leraar H. de Cock naar het eiland Urk is om de gemeente des Heren aldaar te bezoeken’. Inderdaad was de Cock op zaterdag 2 juni voor de Pinksterdagen op Urk gearriveerd, waar hij preekte telkens voor een schare van meer dan 150 personen. Zijn komst op Urk leek wel een triomftocht.Ga naar eindnoot7. Laten we hier nog enkele tekenende details uit het gemeentelijk leven te Thesinge mogen doorgeven. Ze zijn geput uit het trouwboek. Daar er nagenoeg nooit een dominee beschikbaar was, vond in menige Afgescheiden gemeente de kerkelijke huwelijksbevestiging door een ouderling plaats. In Thesinge was het dan de vooraanstaande ouderling Hendrik Everts Dijk, die dit onderdeel van de pastorale dienst verzorgde. Een eigen kerkgebouw was er nog niet en het spreekt vanzelf, dat de blijde plechtigheid dan bij een lid der gemeente aan huis plaats vond. Zo trouwden voor genoemde ouderling:
In totaal heeft ouderling H. Dijk dus viermaal een huwelijk ‘ingezegend’. Wanneer ds de Cock weer bereikbaar is, komt deze desgevraagd naar Thesinge. Het trouwboek geeft ook enkele huwelijken van leden der gemeente, die elders trouwden. We geven de door de Cock bevestigde huwelijken hier door:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de leer, die in de hervormde kerk van Thesinge in de prediking en op de catechisatie werd gebracht, valt wellicht iets te zeggen n.a.v. een notitie, die we vonden in de hervormde notulen van 22 april 1840 (ds J. Corstius heeft dan net zijn intree gedaan). De kerkeraad besluit op genoemde datum voor de catechisaties van gehuwden en ongehuwden aan te schaffen ‘het vragenboekje Weg der Zaligheid door L. Egeling’. Erg duidelijk is het niet geformuleerd, maar toch wel voldoende om een enkele conclusie te mogen trekken. Lukas Egeling (1764-1835) was van 1804 tot zijn dood een bekend en geliefd predikant in Leiden (hij heeft o.a. de Israëliet Isaäc da Costa en diens jonge vrouw Hanna Belmonte gedoopt). Zijn theologische opvattingen zijn te vinden in zijn ‘De weg der zaligheid naar het beloop des bijbels’ (2 delen), het handboek bij zijn vraagboekjes. Hierin keurt hij het te scherp willen formuleren van het dogma, uit welk streven zijns inziens o.a. de Dortse Leerregels zijn ontstaan, af. Met de binding aan de drie Formulieren van Enigheid is hij niet gelukkig. Hij wordt getypeerd als te behoren tot de rechterzijde van de toenmalige bijbelse supranaturalisten. De mannen van de Groninger richting hadden veel met hem op.Ga naar eindnoot8. Welnu, hier zien we de oorzaak ervan, dat de Afgescheidenen uit de beginperiode spraken over de ‘onzuiverheid der Evangelieprediking’ in de hervormde kerk van Thesinge. Want de Dortse Leerregels met de leer van verkiezing en verwerping stonden bij de Afgescheidenen hoog aangeschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkbouw 1840Eind 1839 besluiten de Afgescheidenen in Thesinge een eigen kerk te bouwen. We lezen in de notulen van 14 december 1839: ‘huis aangekogt om de naam des Heeren aldaar aan te roepen’. Het was het huis van Hindrik Wiltjer Timmer en Aaltje Bartels Bakker, ‘getekent no. 4, staande aan de oostzijde van Thesinge aan de publieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weg’. Het huis en heem werden aangekocht voor ƒ1470; registratierechten enz. ƒ88,17. De tegenwoordige kerk staat op dezelfde plek. Enkele kapitaalkrachtige leden van de gemeente schoten het bedrag voor à 4% rente, nl. Jan J. Bousema (landbouwer), Derk J. Wijk (landbouwer), Kornelis R. van Bruggen (huis- en rijtuigschilder) en H.E. Dijk (landbouwer).Ga naar eindnoot9. De aankoop van het huis werd ook op deze namen geregistreerd, daar de gemeente nog niet door de regering was erkend. Binnen het jaar was de kerk klaar. Op 1 november 1848 preekte ds de Cock voor het eerst in het nieuwe gebouw.Ga naar eindnoot10. We verwonderen er ons niet over, dat de hervormde voormannen met spijt in de ogen de Afgescheiden kerk zagen verrijzen. Hun positie wàs ook moeilijk geworden: ds Buisman was in 1839, na lang ziek te zijn geweest, op slechts 39-jarige leeftijd overleden en meer dan de helft van het dorp had zich bij de Afgescheidenen gevoegd.Ga naar eindnoot11. Wrang en zuur vroegen daarom kerkvoogden en notabelen van de hervormde kerk van Thesinge in het begin van 1840 aan de Gouverneur het verzoek van de separatisten een kerk te mogen bouwen niet toe te staan, daar deze anders niet meer zouden betalen in de kosten van het onderhoud der bestaande hervormde kerk. Deze had al zo goed als geen fondsen tot haar beschikking en moest nu ook nog de bijdragen van de Afgescheidenen missen onder wie zich ‘verscheidene van de meest gegoede stand’ bevonden. Bovendien behoorden tot de ondertekenaars van het rekest der separatisten vele ‘dienstbare personen’, zelfs meisjes van 18 jaar. En konden die in een zaak van zo groot gewicht een oordeel hebben? Nee, meenden de kerkvoogden, zo'n verzoekschrift was beneden peil en had ‘veel zweem van een Belgische petitie’. Een Belgische petitie, d.w.z. onbetrouwbaar. We horen hier nog de na de Belgische opstand van 1830 in ons land algemeen heersende minachting voor onze zuiderburen doorklinken. Waardig van toon, maar eveneens afwijzend van toon, was de brief van de burgemeester van 16 januari 1840 aan de Gouverneur, als reactie op het verzoek van de Afgescheidenen om erkenning als zelfstandige kerk. De burgemeester overwoog daarin onder meer:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder verwachtte Van Benthem Reddingius, dat de Afgescheidenen op den duur niet in staat zouden zijn een eigen gemeente met alles wat daaraan vast zat, financieel te dragen. Ook blijkt uit deze brief, dat de Afgescheidenen verklaarden er een gewetenszaak van te zullen maken om zelf in de behoeften van hun eredienst te voorzien, evenals in die van de armen. Ze verklaarden ook niet bereid te zijn zich ‘te verbinden, door verteekening van onderhandsche obligatien, eene zekere som, hoe groot of klein ook, tot waarborg van hunne Godsdienst en het onderhoud van hunne armen disponibel te doen stellen - ‘dit, verklaarden zij, zou strijdig zijn met hunne leer’. Met andere woorden, ze weigerden dus een borgsom te storten. Ze zagen heel scherp, dat, als deze maatregel algemeen gevolgd werd, alléén gegoede mensen een Afgescheiden gemeente zouden kunnen stichten. Zelfs een poging van de burgemeester hen alsnog hiertoe over te halen, door verwijzing naar het voorbeeld van Warffum, baatte niet en deed hen principieel niet overstag gaan. Ze achtten het verkeerd van hun geloofsgenoten te Warffum en wilden wel trachten hen daarvan terug te doen komen ‘door de door hun gedane verbindtenissen weder in te trekken’. De klare, principiële taal, die zij tegenover de burgemeester hebben gesproken, klinkt nog na in diens officiële schrijven: Zij konden (tot het bovengenoemde) daartoe niet besluiten omdat het een koopen van de vrijheid van hunne Godsdienst zou zijn.... Ze bleven erbij; dat was strijdig met Gods Woord en nadelig voor de bevordering van hun goede zaak.
Aan het eind van het jaar, in december 1840, is de burgemeester diep onder de indruk gekomen van de offerzin van de Afgescheidenen. Hij moet dan constateren, dat ze met hun aanhangers meer dan ƒ 3000 voor de bouw van een kerk, nagenoeg voltooid, hebben opgebracht en nog eens ƒ600 voor de diaconie. Volgens hem is ¼ deel der Afgescheidenen voldoende gegoed om hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aandeel bij te dragen tot instandhouding van hun eredienst, ‘ja, indien zij dit willen, en hoedanig kan niet de godsdienstijver werkten, zullen ze veel meer dan dit kunnen opofferen’. Even verder noemt hij hen mensen ‘die alles voor hun zaak veil hebben’ en daarom acht hij het wenselijk, ook al terwille van de rust onder de 360 ingezetenen van Thesinge ‘van wie nagenoeg de helft afgescheidenen zijn’, hun erkenning als kerk maar toe te staan. In het verzoekschrift om die erkenning te verwerven, lezen we ondermeer, dat de kerkeraad van de Afgescheiden gemeente bestaat uit drie ouderlingen:
en uit drie diakenen:
Wij hebben leeftijd en beroep achter de namen geplaatst. Verder blijkt uit het rekest, dat het totaal aantal minderjarige kinderen der ondertekenaars 98 bedraagt.Ga naar eindnoot15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Erkenning 1841Het gaat goed met de Afgescheiden kerk van Thesinge. Op 23 april 1841 kan een dankdienst worden gehouden, omdat de kerk als Chr. Afgescheiden gemeente is erkend. Op 2 mei 1841 preekt ds de Cock voor de tweede maal in de nieuwe kerk. Uiteraard moet er nu ook een eigen dominee komen. In 1842 denken de broeders erover een combinatie met de gemeente Ten Boer, Woltersum en Wittewierum aan te gaan om zo een predikant te kunnen beroepen. Dit gaat echter niet door. Nu gaan de Thesingers zelfstandig op zoek naar een herder en leraar. Met het bouwen van een pastorie komt het in 1843 al in orde (kosten ƒ1200). In het ontvangstboek der kerk vonden we een lijst van bijdragen voor de bouw van een nieuwe pastorie.Ga naar eindnoot16. In september 1843 blijkt H.M. Wiersma, theologisch student te Birdaard (Fr.), te zijn beroepen. Hij deed in 1844 intree en vertrok in 1848 naar Giessendam. Uit zijn diensttijd vermelden we nog het volgende uit de notulen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We besluiten met het slechts summier noemen van enkele opvolgers van ds Wiersma. Ds Wiersma werd opgevolgd door ds Onne Jans Hazekamp, in 1821 geboren te Wehe Hij kwam in 1849 in Thesinge en overleed daar op 14 november van hetzelfde jaar, slechts 28 jaar oud. Vervolgens stond in Thesinge ds H.J. van Goor, van 3 november 1850 tot 28 september 1851, dus nog geen vol jaar! Hij werd in oktober 1851 predikant in Aduard. Na hem kwam in 1852 de 22-jarige J.H. Wind, die de gemeente diende van 1852-'75 (overleden in 1881). Hij was een zoon van ds H.J. Wind, die van 1842-'48 in Leens had gestaan. |
|