De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 3. De classis Groningen van de Afgescheiden kerken
(1978)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI StroobosDe grens tussen Groningen en Friesland loopt dwars door dit aan het oude Hoendiep gelegen dorpje heen. Omstreeks 1840 was het Groningse Stroobos - 170 inwoners - slechts door een hek gescheiden van het Friese deel. Er was zelfs een herberg, die half op Gronings, half op Fries grondgebied stond, zodat men in Friesland de voordeur inkwam en in Groningen de achterdeur weer uitging. Volgens een geografisch woordenboek was er veel doorvaart naar Groningen, terwijl ook de trek- en vrachtschuiten hier aanlegden. Het gehucht was sedert enkele jaren aanmerkelijk gegroeid. Men had er reeds twee blauwververijen, een grutterij, een scheepstimmerwerf en een wind-pelmolen. In 1846 was hier een Chr. Afgescheiden gemeente erkend, die toen nog geen dominee had. De kerk, die bij het verlaat of de schutsluis stond, was een klein gebouw, zonder toren of orgel. Aldus Van der Aa in zijn geografisch woordenboek (±1847). Misschien was het aan de hierboven genoemde groei van het dorpje te danken, dat er voor de Afgescheidenen aldaar een mogelijkheid ontstond een zelfstandige gemeente te vormen, los van Grootegast. Dit gebeurde in 1845. Waarschijnlijk speelde bij de totstandkoming van de nieuwe gemeente de afstand tot Grootegast ook een rol. Al was die niet zo bijzonder groot, in een groot deel van het jaar was het toch geen kleinigheid om elke zondag langs de wegen en met de vervoersmiddelen van toen van Stroobos naar Grootegast te trekken. Er ging niets boven het kerken in het eigen dorp. Een illustratie hiervan levert ons een bezwaarschrift van 30 oktober 1839, ingekomen bij het hervormd Provinciaal Kerkbestuur van Groningen. Daarin deelde P.M. Pel te Stroobos mee, dat hij reeds in november 1837 aan de hervormde ds Woldringh te Grootegast-Doezum toestemming had gevraagd om zijn kind in het vlakbij gelegen Gerkesklooster te mogen laten dopen en niet in Grootegast ‘wegens de verre afstand in het koude jaargetijde’. Nu bestond er een regel, dat een daalder moest worden betaald om permissie te krijgen elders te laten dopen. Maar het classikaal bestuur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Groningen had die eis tot betaling verworpen. Toch was de kerkeraad van Grootegast dit bedrag blijven eisen. Het gevolg was, dat in Stroobos diverse kinderen ongedoopt bleven. Aldus de klacht van Pel. Pas veel later - op nieuwjaarsdag 1851 - worden zijn drie kinderen gedoopt in de Afgescheiden kerk van Stroobos. Hij is dan geen belijdend lid.
Het notulenboek van de (kleine) kerkeraad begint met 7 juli 1845. Op die datum zijn namens de classis Groningen als kerkvisitatoren in Stroobos ds H.J. Budding van Groningen en ds H. Wiersma van Thesinge. Natuurlijk zijn ook aanwezig ouderling Jacobus van Weringh (38 jaar, blauwverver van beroep)Ga naar eindnoot1. en diaken Sipke Martens van Kooten en verder 3 gemeenteleden, H.P. Brouwer, W.W. Dijkstra en J.E. Talsma (die het volgend jaar, 1846, dominee in Baflo wordt). De visitatoren hadden een bepaald doel met hun komst naar Stroobos nl. het oplossen van de kwestie-van Kooten. Tussen deze diaken en verschillende leden der gemeente bestond ‘geen gulle vereniging’ als gevolg van ‘verschil en beoordeling aangaande het gemoedsbestaan voor den Heere, de leiding Gods met de ziele zijns volks’. Van Kooten trad bij het bestrijden van wat hij als verkeerd zag, zeer driftig en onbroederlijk op en was ook nog zeer ontevreden over het op zichzelf staan van de gemeente Stroobos, gescheiden van de moedergemeente Grootegast. De vergadering verleende hem nu gaarne ontheffing uit het ambt van diaken; hij mocht zich bij Grootegast voegen. Later kwam hij met schuldbelijdenis bij de gemeente Stroobos terug. Aan het eind van de vergadering hebben de visitatoren ‘de gemeente opgewekt om tot moedgeving gedachtig te zijn hoe de Heere menigmaal uit het geringe, het minst verwacht wordende, de heerlijkste uitkomsten beschikt, volgens de waarheid en de ondervinding, dat aller oog en hart op den Drie Eenigen Verbondsgod Zijns volks toch mogt geslagen wezen. Mogt de Heere J.C. ons tot Alpha en Omega zijn!’ Op zondag 23 november 1845 preekte ds T.F. de Haan in Stroobos. Na afloop van de dienst is het onder zijn leiding kerkeraadsvergadering, want er moesten nieuwe ambtsdragers komen. Nu van Kooten zijn ambt had neergelegd, was alleen ouderling J. v. Weringh overgebleven; de kerkeraad bestond immers slechts uit één ouderling en één diaken. Dit was te weinig en men besloot nu het college op twee ouderlingen en twee diakenen te brengen. Naast van Weringh komt J. Talsma als ouderling te staan (hij wordt 11 februari 1846 's morgens bevestigd door ds D. Drukker van Dokkum), terwijl op eerste kerstdag 1845 de nieuwe diakenen Lukas Jans Klamer (28 jaar) en Melle Sjoerds Oostinga, een 36-jarige gardenier onder Visvliet wonende, door ds T.F. de Haan tot hun dienst worden ingeleid.Ga naar eindnoot2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkDiezelfde dag nog wordt besloten met het bouwen van een kerk voortgang te maken. J. v. Weringh en L.J. Klamer zitten in de bouwcommissie. En met Pinksteren 31 mei 1846 kan de nieuwe kerk aan de ‘Groninger Streek' door prof De Haan uit Groningen worden in gebruik genomen, wat hij doet met een preek over ps 51:20: Doe wel bij Zion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem op’. Ouderling J. v. Weringh had de 25e maart 1846 de eerste steen gelegd. De kosten hadden bedragen: timmerman ƒ1329,14, verwer en glazenmaker ƒ53,75. Om deze som te kunnen betalen, was van J.J. Waterberg, schipper op de Leek, ƒ700 geleend tegen 4½% rente en van diens schoonzoon, de blauwverver J. v. Weringh nog eens ƒ100. Een paar dagen voor de ingebruikneming van de nieuwe kerk was ouderling J. Talsma, pas vanaf 11 februari in functie, op de Provinciale Synode van Groningen geëxamineerd en toegelaten tot de bediening des Woords. Vóór zijn vertrek naar Baflo schrijft hij nog eigenhandig de volgende verklaring in het notulenboek: De vertrekkende broeder ouderling wenscht bij dezen met zijn eigen handtekening over zijn gebrek van de gemeente vergiffenis en schenkt wederkerig vergiffenis waar het voor den Heere mogt nodig zijn. De Heere zij met deze gemeente naar derzelver uit- en inwendige behoeften om des Heeren Jezus wil Dit zij zo. J. Talsma.
Zo vlot als het met de bouw van de kerk was gegaan, zo snel ging het niet met het krijgen van een dominee. In februari 1846 had men het oog laten vallen op ds J.R. Ananias te Enkhuizen. Deze gaat een paar keer voor in Stroobos en op 7 november is hij op een kerkeraadsvergadering die hij met gebed opent en sluit. Maar de classis heeft bezwaren tegen hem en beslist, dat niemand hem gelegenheid mag geven om voor te gaan, als hij geen goede attestatie kan tonen (en dat kon hij niet; in 1843 was hij losgemaakt van Meppel en in Enkhuizen was hij nooit officieel bevestigd).Ga naar eindnoot3. Na verscheidene bedankjes krijgt de kleine gemeente te Stroobos pas in 1851 haar eerste dominee. Het is de 27-jarige Timon Westrik, gekomen van Vriezerween. Op zondag 8 juni 1851 werd hij bevestigd door ds T.F. de Haan van Groningen met de tekst 1 Tim. 5:17: ‘Dat de ouderlingen, die wèl regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de Leer.’ De volgende zondag deed ds Westrik zijn intree in Stroobos met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Col. 4:3a: ‘Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des woords opene, om te spreken de verborgenheden van Christus’. Men huurde voor hem in Stroobos een woning van J. van Weringh, vermoedelijk het huis waarin in 1952 D. Scheeringa woonde. Oudervreugde kwam er in deze zeer eenvoudige pastorie, doordat ds Westriks vrouw, Hendrika Fina Bramer (23) in februari 1852 het leven schonk aan een zoontje, Timon Frederik.
De komst van een nieuwe dominee brengt soms (tijdelijk) een versnelling in het gemeentelijk leven te weeg, mee als gevolg van een betere organisatorische aanpak. Zo ook hier. Het blijkt o.a. hieruit, dat zich een aantal personen melden om als lid te worden toegelaten. We noemen Siberinge Petrus Faber (weduwe van W.M. Dijkstra) en haar dochter Hinke Willem Dijkstra, de vrouw van Pieter M. Pel. Wel leverde de belijdenis van eerstgenoemde enige zwarigheden op, maar ze werd toch aangenomen ‘uit kracht van liefde en vereeniging met het volk.’ Met Gods volk, zoals dit samenkwam in de Chr. Afgescheiden gemeente te Stroobos. Ook na afgelegde belijdenis werden toegelaten T. Jelsema en Pietje W. van der Veen en in november 1851 Sapke Teis Tol, vrouw van Pieter Jager. Wat heel weinig voorkwam - de gemeente was ook zo klein - was de kerkelijke bevestiging van een huwelijk. Maar op 29 mei 1853 is er dan toch één nl. van Aldert Hendrik Piersma en Johanna Pieter Pel. Niet lang is ds Westrik in Stroobos gebleven. Na 2½ jaar vertrok hij naar Staphorst. Zijn opvolger, de 36-jarige Frans Rederus, proponent te Kampen, getrouwd met de 7 jaar jongere Martje Pieters Oosterhof, was in Stroobos in december 1855 beroepen op een tractement van ƒ450 per jaar plus vrije woning. Alles heel sober dus. 't Kon ook moeilijk anders, want in 1855 bedroeg het zielental 21 belijdende leden, 10 bijwoners en 49 kinderen, in totaal dus slechts 80 zielen. Op 4 mei 1856 werd proponent Rederus door prof, de Haan - daarvoor overgekomen uit Kampen - in Stroobos als predikant bevestigd met Matth. 4:18-20, waarin Jézus tot Petrus en Andreas zegt: ‘Volgt mij na, en Ik zal U visschers der menschen maken.’ Zijn intreetekst was Hand. 16:9, 10, waarin het gaat over het ‘nachtgezicht’ van Paulus: ‘daar was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonië en help ons.’ Na bijna 3 jaar in Stroobos te hebben gewerkt, vertrok ds Rederus naar Beetgum (Fr.). De kerkeraadsnotulen zeggen ervan: ‘Nadat onze Leeraar Ds F. Rederus bijna den tijd van 3 jaaren, onafgebroken en met vlijt en ijver, onder ons werkzaam was geweest, heeft hij op den 28 November afscheid van onze gemeente genomen, predikende bij die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegenheid n.a.v. Hand. 20:32. En is daarna vertrokken naar Beetgum.’ (Notulen 9 december 1858.)Ga naar eindnoot4. In 1878 is een nieuwe pastorie gebouwd aan de Groninger streek. Ze stond voor de nu afgebroken oude kerk. Onlangs (1977) is de voorgevel van de oude pastorie - die allang niet meer als zodanig dienst deed - gerenoveerd. Laten we mogen eindigen met het noemen van de namen van de dopelingen uit de beginperiode der Chr. Afgescheiden kerk van Stroobos.
|
|