De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 3. De classis Groningen van de Afgescheiden kerken
(1978)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII MarumDe burgerlijke gemeente Marum maakt het westelijk deel van Vredewold uit, een zandrug met veenvorming aan de randen. We vinden er de dorpen Marum, Nuis, Niebert en Noordwijk met een aantal gehuchten, waaronder Trimunt, Lucaswolde en De Wilp. Omstreeks 1850 stonden de huizen van het dorp Marum op onregelmatige wijze langs een onverharde zandweg gebouwd. Vier kilometer ten noorden van Marum ligt Noordwijk, toen ‘een klein romanesk wouddorpje, stil en vreedzaam, aan de weing bezochte zandweg, met een weinig bevallig, nederig kerkje’. Enkele kilometers ten oosten van Marum ligt Nuis en nog iets verderop, de kant van Tolbert uit, Niebert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schoolmeester Derk van den BergOok in de burgerlijke gemeente Marum werden in het jaar van de Afscheiding (1834), evenals in vele andere plaatsen, conventikels gehouden. We kwamen dit aan de weet, toen we bij de ingekomen stukken van de Provinciale Commissie van Onderwijs een rapport aantroffen, opgesteld door schoolopziener Th. van Swinderen en gedateerd: Groningen, 14 juni 1834.Ga naar eindnoot1. Het handelt ‘over de onderwijzers in het eerste District die zich overgeven aan overdreven Godsdienstige begrippen’. Zodra de schoolopziener was geïnformeerd, dat het onweer van de godsdienstige woelingen ook naar zijn district was overgewaaid en dat de onderwijzer Derk van den Berg ‘zich aan het hoofd had geplaatst van eene bende te Noordwijk en daar voorlas en voorzong’, had hij deze hierover onderhouden. Meester antwoordde, dat men hem hiervoor had gevraagd. ‘Ik zei hem,’ aldus de schoolopziener, ‘dat ik zijn geloof vrij liet, maar dat ik hem verzocht om die conventikels niet langer te bezoeken, en er althans geen functies waar te nemen en zich voor alles te onthouden om zulke leerstellingen in de school te brengen.’ Vervolgens had de schoolopziener voor meester eens op een rijtje gezet wat deze allemaal aan hem had te danken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1812 genoot de onderwijzer een ‘landstractement’ van slechts ƒ50 per jaar. De school was toen niet meer dan een vierkant hok, dat meer op een zwijnenhok leek dan op een school. Ook had meester toen geen vrije woning en ontving hij geen schoolgeld. En nu had van Swinderen ervoor gezorgd, dat er eerst een betere school kwam en dat er een vrije woning voor de onderwijzer werd gebouwd met een grote tuin erbij. Ook mocht hij vrij turf graven uit het kerkeveen. Verder had de schoolopziener bewerkt, dat de 40 kinderen, die vroeger kosteloos onderwijs genoten, nu ƒ3 schoolgeld per jaar moesten betalen. Mee daardoor was het totale tractement successievelijk van ƒ50 op ƒ288 per jaar gebracht. Aan wie had meester nu het meest te danken, vroeg de schoolopziener, aan zijn geloofsgenoten of aan hem (schoolopziener)? Het antwoord kon nu toch niet meer moeilijk zijn. Meester vond dit ook en verklaarde, dat hij nog nooit zijn bijzondere godsdienstige gevoelens in de school had gebracht. En wat die conventikels betrof, daarvan zou hij zich voortaan onthouden. De ‘goede’ van Swinderen had dus zijn doel bereikt. Van hem is wel gezegd, dat hij zich liet vereren ‘als een paus’. Als hij een school bezocht, dan zongen de kinderen: Dag lieve Schoolopziener, Gij
bezocht ons weer, wij zijn nu blij.
Gij houdt niet op te zorgen, (bis)
Wees welkom dan, o brave man!
Elk onzer zal zoveel hij kan
Uw zorgen dankend lonen, (bis)
Laten deze regels ons wat te onderdanig en te zoetelijk in de oren klinken, één ding is toch waar: deze schoolopziener heeft in zijn functie op het gebied van het lager onderwijs verdienstelijk werk geleverd en veel goeds gedaan. Om nog even op deze emotionele schoolmeester Derk van den Berg in Noordwijk terug te komen, het was in 1834 niet de eerste keer, dat hij in opspraak kwam. Een aantal jaren eerder (1828) bleek zijn boekhouding van de Armenzorg in Noordwijk in een chaotische toestand te verkeren. Toen hij daarover werd onderhouden, ging hij in de plaatselijke herberg zelfs op de vuist met de burgemeester en andere leden van het armbestuur. Dit alles bezorgde hem uiteraard een proces-verbaal wegens laster en geweldpleging. In het najaar werd hij veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en betaling van de proceskosten. Toch bleef hij schoolmeester.Ga naar eindnoot2. In het verslag van de schoolopziener van 1 mei 1834 lezen we: ‘meester is zeer doof en dit hinderde hem in het onderwijs.’ Twee jaar later | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijft de schoolopziener: ‘Ik kon het in de school niet langer uithouden van de stank.’ Het wijst alles op primitieve toestanden op onderwijs gebied, vooral op het platteland. Eind 1839 bepaalde de gemeenteraad, dat de dan 47-jarige Derk van den Berg per 1 mei 1840 zijn ‘bediening’ moest neerleggen. Hij kreeg ƒ113 pensioen per jaar, mits hij zich als een rustig ingezetene gedroeg. We merken hierbij op, dat in 1840 nog enkele schoolmeesters in Groningen wegens hun ‘overdreven godsdienstige begrippen’ de laan uit moesten. We doelen hier op Sietse P. Brill te Adorp, Egbert J. Hardenberg te Stadskanaal en Derk Hoeksema te Zuurdijk.
Toen 18 jaar later (1852) in Marum een Afgescheiden gemeente werd gesticht, behoorden meester met zijn vrouw, Maaike Mennes Sielstra (Zijlstra) en hun dochter Martje tot de eerste leden. Hij stierf betrekkelijk kort na de instituering, in oktober 1856, 64 jaar oud. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instituering, 12 april 1852In het kerkelijk weekblad De Stem troffen we een bericht aan, gedateerd Marum 15 april 1852, en meldende, dat er op de beide Paasdagen, 11 en 12 April in Marum een Christelijke Afgescheidene Gereformeerde gemeente was ‘gesticht’ onder leiding van de ‘Hoofdonderwijzer T.F. de Haan’ uit Groningen en met goedkeuring van de classis Groningen. Niet alleen waren nieuwe leden aangenomen, maar ook was er een kerkeraad gekozen en bevestigd, terwijl er twee kerkvoogden waren benoemd. We citeren verder:
‘De opkomst van het volk is bereids aanmerkelijk, en het staat te verwachten, dat de Heere welhaast meer tot onze gemeente zal toevoegen. Het was slechts voor acht weken, dat hier (voor het) eerst openbare dienst werd gehouden, en nu reeds een gevestigde gemeente. Dit mag voorzeker door ons als een gunstig voorteeken beschouwd worden. Nog meer: hier is honger tot en begeerte naar het waarachtig woord Gods. Ook is de inteekening ten behoeve eener kerk zeer gunstig, boven verwachting uitgevallen. Bereids is daartoe meer dan tweeduizend gulden geteekend. Ja, er is reeds een bestek gemaakt van een kerkgebouw en woning eens leeraars, en een commissie benoemd, om die te laten bouwen, alsmede een toereikende en geschikte plek gronds er toe aangekocht. Dit alles geschiedt door de goede hand des Heeren over ons; zoo heeft de Heere ons verblijd, en wie billijkt niet onze verheuging. Nu keeren wij vergenoegd naar huis, God dankende, dat Hij met ons geweest is, en Hem tevens biddende, dat Hij het goede werk, onder ons begonnen, moge kroonen, onze gemeente uitbreiden, door zondaars | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekeering ten leven te geven, en ons verder te verblijden door zijn groote daden, tot prijs zijner heerlijkheid, en tot heil en blijdschap van zijn volk en kinderen.’ Precies vier maanden later lezen we in hetzelfde blad, uiteraard geschreven in de trant van die tijd: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marum, 15 augustusHeden ‘mogten wij ons nieuw kerkgebouw in zo ver voltooid zien, dat hetzelve plegtig Gode ten dienste konde gewijd en geheiligd worden; hetwelk dan ook gebeurd is door den hoofdonderwijzer T.F. de Haan met de woorden uit den 133sten psalm, onder toeloop en toevloed van vele menschen, zowel van ongescheidenen als van gescheidenen, die deze godsdienstige plegtigheid met hun tegenwoordigheid wilden vereeren en bij wonen. Allen, die Sion beminnen, waren verblijd over het werk des Heeren onder ons, en elk wenschte ons verder zegen en leven toe. Mogt de Drieëenige Verbonds-God nu verder ons zegenen en ons een getrouwen en opregten leeraar geven, zoals wij die thans beroepen hebben, die ons gemeente mag voorgaan in het verkondigen van het Evangelie-woord, en in het bedienen van de teekenen en zegelen des Genade-verbonds, ten einde dezelve moge gesticht en gebouwd worden in het allerheiligst geloof en wijd en zijd uitgebreid en den naam des Heeren daarover verhoogd en verheerlijkt worden.’
We kunnen aan de hier geciteerde berichten nog een aantal niet onbelangrijke details toevoegen. Ze zijn te vinden voorin het eerste notulenboek van de Afgescheiden kerk van Marum. In een 13 pagina's tellende inleiding memoreert niemand minder dan de ‘Hoofdonderwijzer’ T.F. de Haan uit Groningen in zijn duidelijk en merkwaardig handschrift met zware verdikkingen, een aantal feiten, die betrekking hebben op de hierboven reeds genoemde instituering en op wat daar direct aan vooraf ging. Er kon trouwens in die eerste jaren na de dood van de Cock, in Groningen geen Afgescheiden gemeente worden geïnstitueerd en geen dominee bevestigd of T.F. de Haan, die in Groningen een theologische opleidingsschool verzorgde, was bij die plechtigheid de leidende persoonlijkheid. In het bedoelde woord vooraf lezen we dan, dat de Afgescheiden kerk van Marum haar leden had wonen in de dorpen Marum, Noordwijk, Nuis en Niebert en in enkele gehuchten. Het was in 1852 zo begonnen: ds De Haan had aangeboden, dat hij op een zondag wel eens in Marum wilden komen preken om te zien of het stichten van een zelfstandige gemeente zin had. De kerkeraad van Grootegast, waaronder Marum ‘ressorteerde, vond het goed. En zo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
preekte De Haan op 22 februari 1852 tweemaal bij de kastelein-landbouwer Doeske Geerts Wijma aan de Kruisweg, boven verwachting ‘met veel opkomst en toeloop van volk’. Wijma woonde op de plek, waar later Walvius een herberg (met een schuur) had, langs de weg aan de oostkant van de huidige kerk. Die grote opkomst gaf zoveel animo, dat men nog diezelfde dag besloot voortaan elke zondag in Marum diensten te beleggen en aan de classis Groningen te vragen, of deze akkoord kon gaan met het stichten van een zelfstandige gemeente in Marum. Het streven naar zo'n zelfstandige kerk kon tot uitdrukking worden gebracht op een lijst, door De Haan opgesteld. Men moest dan daarop zijn naam zetten en ook het bedrag, dat men financieel voor de zaak over had. Het resultaat was zo onverwacht als verrassend. Er werd al dadelijk voor niet minder dan ƒ1900 ingetekend, een zeer aanzienlijk bedrag (dat later nog wat steeg). Men kon dus nu verder. De volgende stap was het beleggen van een vergadering van personen, die op de lijst hadden getekend. Deze werd op 25 maart 1852 onder leiding van ds A.K. v.d. Meer van Zevenhuizen gehouden, weer bij D.G. Wijma aan huis (deze en ook diens vrouw Grietje Jacobs Emmelkamp behoorden tot de eersten, die zich bij de Afgescheiden kerk van Marum aansloten). In die vergadering werd een commissie benoemd, die de kwestie van het kopen van grond en van het bouwen van een kerk moest bekijken. Ook werd aan ds T.F. de Haan uit Groningen gevraagd, of hij op 11 en 12 april 1852, de beide Paasdagen, weer in Marum wilde komen preken om dan de nieuwe gemeente te institueren. Hij beloofde het. En zo werden op Paaszondag na de tweede preek in de kamer van D.G. Wijma binnengeroepen, zij die reeds lid waren van één van de Afgescheiden gemeenten in Grootegast, Leek of Zevenhuizen, en zij die wensten ‘belijdenis te doen of zich uitwendig aan te sluiten’.
In het verhaal van ds De Haan volgen dan de namen van de eerste leden van de Chr. Afgescheiden gemeente van Marum. Natuurlijk geven we ze hier door. Menig Marummer zal er zijn voorouders in herkennen. Eerst de namen van hen, die wensten ‘belijdenis’ te doen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens de namen van hen, die zich ‘uitwendig hebben aangesloten’:
Dan volgen de namen van hen, die al lid waren van de Chr. Afgescheiden kerk te Grootegast, Leek of Zevenhuizen:
De ‘bijwoners’ tenslotte waren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste kerkeraadOp tweede Paasdag 1852 (12 april) zijn de drie gekozen diakenen in hun ambt bevestigd. Het waren:
Tot ouderling hoefde voorlopig niemand te worden gekozen, want er waren al vier broeders, die als ouderling dienden in één van de drie gemeenten Grootegast, Leek of Zevenhuizen. Ze mochten met toestemming van de classis aanblijven tot Nieuwjaar. Dit waren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkgebouwVoor ƒ400 werd een stuk weiland voor de nieuwe kerk gekocht. Deze kwam te staan naast de pastorie en vóór de tegenwoordige kerk. Voor ƒ3400 was de bouw gegund aan L. Wielinga en J. Zuiderhoek. We vermeldden reeds, dat het nieuwe gebouw reeds op 15 augustus 1852 werd ‘ingewijd’ door T.F. de Haan met een preek over psalm 133, onder grote toeloop van gescheidenen en niet-gescheidenen. Het komen van de laatste groep wijst erop, dat niet weinig hervormden verontrust waren over de gang van zaken in hun kerk. Ze hadden in Marum-Noordwijk net een eigen dominee gekregen in de persoon van Samuel Henricus Coldewey, overgekomen uit Borculo, opvolger van de in 1851 overleden ds K.O. Nieweg. En over de moeilijkheden met ds R. Damsté in Nuis-Niebert hebben we al verteld in de schets over Nuis. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om enigszins een overzicht te krijgen van de namen van de kerkleden van het eerste uur in Marum, geven we hier de lijst met namen van hen, die in 1852 een gift schonken voor kerkbouw. We hebben ze geput uit het oudste kasboek van de kerk.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de uitgaven in het eerste kasboek leveren enkele interessante notities op, die we onze lezers niet willen onthouden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dominee, die op een zondag kwam preken, ontving ƒ4,- b.v. ds Jan Mekkes (23 april), ds E. v.d. Berekamp (4 juli 1852), maar ‘Professor’ De Haan uit Groningen kreeg ƒ5, (15 augustus 1852). Och ja, er is nu éénmaal verschil in rang.
De eerste genotuleerde kerkeraadsvergadering is die van 14 april 1852; ouderling E.W. Pera opende die met het laten zingen van een psalmvers, natuurlijk - zouden we haast zeggen - met psalm 25:2: Heer, ai maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend. Het was het vers, waarmee in zo menige vergadering in zo menig dorp altijd werd begonnen. Het jaar 1852 was wel een heel voorspoedig jaar voor de nieuwe Afgescheiden gemeente van Marum, want in begin december 1852 kon de eerste dominee, E.J. Seeger van Bedum, zijn intree doen. Hij was een eenvoudig, vriendelijk man, die tot in zijn grijze ouderdom verscheidene Afgescheiden gemeenten heeft gediend. Laten we met enkele notities mogen besluiten. Al spoeding werden ook in De Wilp kerkdiensten belegd. In november 1857 werd daar door ds Seeger een nieuw gebouw ‘de dienst des Heeren toegewijd’ met Marcus 16:15: En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie alle creaturen. Het gebeurde ‘onder een groote toevloed van menschen, tot blijdschap van velen, tot ergernis van anderen. Terwijl Gods kinderen gaan bidden: Och Heere, Uw koninkrijk kome.’ In de maanden december, januari en februari ging ds Seeger een avond per week bij lichte maan naar De Wilp om daar te preken, maar tijdens donkere maan moest een ouderling op zondagmiddag in De Wilp een preek lezen. Het was ouderling E.W. Pera, die in Lucaswolde catechiseerde; L.A. de Wit en Sikke van der Veen deden dit om beurten in De Wilp. Tenslotte geven we nog enkele namen van ambtsdragers uit die tijd: R. Holtrop, A. Hummel en A. Eringa ouderlingen; P. v.d. Veen en L.J. Everts diakenen. In 1870 vertrok ds E.J. Seeger naar Oldekerk, twee jaar later naar Lioessens (Fr.), waar hij in 1899 emeritus werd. In 1907 is hij gestorven. |
|