De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken
(1976)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| ||||
XXVI WesterleeIn de dagen der Afscheiding stond in de hervormde kerk van Westerlee ds Georg Penon, die de gemeente Wester- en Heiligerlee van 1814-'49 heeft gediend. Zijn zoon Petrus Penon, van 1862 tot zijn dood in 1894 dominee in Westerlee, schrijft o.m.: over hem: ‘Gedurende de eerste helft van zijn diensttijd in deze gemeente kon de kerk vaak nauwelijks de schare toehoorders bevatten; maar die toeloop begon bij de komst der Afscheiding vrij wat te verminderen. In vereniging met zijn vriend en geestverwant ds Cramer von Baumgarten, predikant te Midwolda, gaf hij een vraagboek uit, volgens den leidraad van het Kort Begrip. Tengevolge van zijn wankele gezondheid kwam hij menigmaal, vooral in de laatste jaren, in de vervulling van sommige delen zijner ambtsbediening te kort. Dit noodzaakte hem om reeds op 61-jarige leeftijd emeritaat aan te vragen.Ga naar eindnoot1 In Westerlee heeft nog enige tijd een zelfstandige Afgescheiden gemeente bestaan. We konden er helaas heel weinig over aan de weet komen. In een schrijven aan het classikaal bestuur van Winschoten van februari '36 deelt ds G. Penon mee, dat er in Westerlee geen personen zijn, die zich officieel van de hervormde kerk hebben afgescheiden. Maar wel zijn er 3 lidmaten, die zich reeds sedert geruime tijd niet alleen aan het Avondmaal, maar ook aan de godsdienstoefeningen in Westerlee geheel onttrekken:
De notulen van de classis Pekela leveren ook nog luttele gegevens op. Voor het eerst is Westerlee vertegenwoordigd op de classis Pekela van 4 december 1839; op die van 10 juli 1840 is ouderling Fockens aanwezig. Op 1 juni 1842 wordt bepaald, dat de visitatoren ook Westerlee zullen bezoeken. Op 6 december 1843 besluit de classis Pekela, dat ds Amsing en ouderling J. Moorlag naar de gemeente Westerlee zullen gaan om ze te vermanen ‘dewijl die zig in veelen onttrekt’. Op 3 september 1845 wordt Westerlee in het rijtje van vertegenwoordigende kerken voor het laatst apart genoemd. Het einde lezen we in de classisnotulen van 4 juni 1851: omdat | ||||
[pagina 251]
| ||||
over de leden te Westerlee ‘geen gevestigd opzicht’ meer is, wordt besloten hen bij de naastbij gelegen gemeenten in te lijven d.w.z. bij die van Bovenburen (Winschoten) en Meeden. De leden krijgen vrije keus. |
|