De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken
(1976)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
XV WoltersumIn het lage groene land, enkele kilometers ten zuidwesten van Ten Boer, ligt even ten zuiden van het Damsterdiep Woltersum, op een bodem van veen vermengd met jonge zeeklei. De kom van het dorp telde omstreeks 1845 slechts 320 inwoners. Een klein dorpje dus. De hervormde predikant in 1834 was Wibrandus Gerardus Reddingius, een man met een vruchtbare pen, die in 1828 in Woltersum was gekomen en daar bijna 24 jaar heeft gestaan.Ga naar eindnoot1 Zijn twee jaar oudere broer - ook al een veelschrijver - ds Gerardus Benthem Reddingius uit Assen, had in 1833 een geschriftje, tegen de opvattingen van de Cock gericht, gepubliceerd, wat voor de Cock weer aanleiding was hem als een wolf in de schaapskooi van Christus te betitelen.Ga naar eindnoot2
Dat in Woltersum enige jaren lang een zelfstandige Afgescheiden kerk heeft bestaan, is slechts weinig bekend. Op de classis Appingedam blijkt ze voor het eerst vertegenwoordigd op de vergadering van 23 december 1836 nl. door ouderling G.A. Noorman. Helaas valt er, wat de eerste twee jaar betreft, heel weinig over de geschiedenis van deze kerk mee te delen. Slechts het diaconieboek van de hervormde kerk van Woltersum, waarin de ontvangsten en uitgaven van 1805-1845 staan aangegeven, biedt nog enige aanknopingspunten. Als door een wonder is dit boek bewaard gebleven. Met behulp hiervan kunnen we enkele bizonderheden uit de duisternis van het verleden nog weer aan het licht brengen. We noteren daarom eerst enige ontvangst-posten; we komen er o.a. de namen van (latere) Afgescheidenen in tegen 1815 - 23 mei: Ontvangen van Geert Arends Noorman, voor kamerhuur voor zijn moeder - f 2. (Ze heette Gepke Geerts). 1833 - 6 januari: Bij deze post staan de namen van de hervormde kerkeraadsleden vermeld: W.G. Reddingius, predikant; H.J. Bolhuis, ‘afgaande ouderling’; Wilte Elles Evenhuis en A.H. Boer, ouderlingen; Eppe D. Molema, Geert Arends Noorman, diakenen. P.J. Bakker draagt de administratie aan de juist bevestigde diaken G.A. Noorman over. 1833 - 30 april: Ontvangen van G.A. Noorman en vrouw G.J. Koopman voor het gebruik van het doodlaken van haar oom P.J. Boerma f 1.50. (Het ‘doodlaken’ werd volgens oud gebruik een aantal zondagen na de begrafenis op het ‘doodhek’ van het graf van een overledene gelegd. Op sommige dorpskerkhoven treft men dit gebruik nog wel aan. De opbrengsten van het ‘doodlaken’ vormden een welkome bijdrage voor de armenkas). | |
[pagina 131]
| |
1835 - 1 januari: De hervormde kerkeraad ziet er nu als volgt uit: W.G. Reddingius, predikant; W.E. Evenhuis en A.H. Boer, ouderlingen; L.D. Boerma en W.J. Reinders, diakenen, terwijl G.A. Noorman nu ‘afgaande’ diaken is. Hij komt niet weer terug, want hij voegt zich al spoedig bij de Afgescheidenen, bij wie hij in 1836 ouderling wordt. 1838 - 14 december: Dit is de droevigste post uit het hele boek. Gecollecteerd bij de begrafenis van de jongste zoon van S.K. Slagter - 13½ cent. 24 december: Idem bij de begrafenis van diens oudste zoon - 50 cent. Het gezin van timmerman Sybolt K. Slagter - hij was in 1839 diaken in de Afgescheiden kerk - verloor in 11 dagen tijds 2 zoons, Hindrik en Klaas, resp. 5 en 18 jaar oud. De reeds meermalen genoemde G.A. Noorman was hun buurman en een neef van de moeder. De collecte kwam de Hervormde en niet de Afgescheiden kerk ten goede, wanneer een lidmaat van laatstgenoemde kerk op het officiële kerkhof bij de hervormde kerk werd begraven. Jarenlang is over dit punt strijd gevoerd. 't Kwam ook voor, dat de Afgescheidenen in het sterfhuis collecteerden en op het kerkhof weinig of niets gaven. 1845 - 20 januari: Gecollecteerd bij het begraven van G.A. Noormans vrouw Geessien Jakobs Koopman, (op 14 januari 1845 op 46-jarige leeftijd als ‘winkeliersche’ overleden te Woltersum) - 38½ cent. Ook de uitgaafposten in het diaconieboek geven ons enige achtergrond-informatieGa naar eindnoot3. We nemen nu afscheid van het hervormd diaconieboek en gaan bladeren in de kerkvisitatie-rapporten der Afgescheiden classis Appingedam. Ze werpen weer enig licht op de geschiedenis van de kerk in Woltersum, die ons nu bezig houdt. Wat was het alles zwak! De visitatoren Jan Nienhuis uit Garrelsweer en E.R. Meijer uit Wittewierum rapporteren na hun bezoek van 29 juni 1838 aan Woltersum, dat er geen catechisatie werd gegeven. De ouderling (G.A. Noorman) zei ‘hiertoe niet bekwaam te wezen’. Evenmin werd er huisbezoek gebracht. De kinderen werden nog naar de ‘algemene scholen’ gezonden ‘zoo dat wij de ouderling vermaand hebben, en hem voorgehouden, om aan zijne verplichting, in de mogendheid des Heren, ofschoon in zwakheid, tevens in oprechtheid te beantwoorden, dewijl zijne roeping als ouderling dat van hem eiste, om de gemeente naar des Heeren Woord in allen deze te leiden en voor te gaan’. Tenslotte begeerde Noorman ‘om een mede ouderling te stellen’, en vroeg hoe hij ‘in dezen moeste handelen, verzoekende alzo, onze raad en bestiering, waartoe wij zeer genegen, zoo veel in ons was, ons hebben laten gebruiken, en aan hem den gewonen regel hebben voorgesteld’. Hij voelde zich wel hulpeloos, die ene ouderling. We krijgen wat meer houvast vanaf 7 december 1839, want met die datum begint het notulenboek van de kerkeraad van de ‘Afgescheiden Gemeente van Woltersum’. Het wordt in het kerkeraadsarchief in Ten Boer bewaard en loopt tot 3 juli 1843. Het blijkt dan, dat op 7 december 1839 de kerkeraad gevormd wordt door de volgende personen (leeftijd en beroep plaatsen we er tussen haakjes achter): de ouderlingen Geert Arends Noorman (44 jaar, in zijn huwelijksacte van | |
[pagina 132]
| |
1819 heet hij boerenknecht) en Jan G. Broekema (29 jaar, boerenknecht). De beide diakenen heten Sijbolt K. Slagter (41 jaar, timmerman) en Luitje A. v. Eerden (34 jaar, boerenknecht), terwijl als kerkvoogd optreedt Hindrik Meertens van Bolhuis (52 jaar, kuiper).Ga naar eindnoot4 De eerste ouderling, Geert A. Noorman, was uit Oost-Friesland afkomstig (geboren in Bunde) en ook Jan G. Broekema had Duits bloed in de aderen: zijn grootvader Gerrit Geerts Mulderinck kwam uit Uelsen in het graafschap Bentheim.Ga naar eindnoot5 Deze Jan Geerts Broekema (1809-1901), later naar een vrome oom Jan Egberts genoemd, is in de contreien van Ten Boer een zekere faam gaan genieten. Er bestaat over hem een boeiend boekje van ds J. Kok - Het leven van Jan Egberts Broekema (Kampen, 1907). Daaraan ontlenen we de volgende passages. Hij was geboren te Garmerwolde, onder zeer armelijke omstandigheden in het armhuis te Ten Boer opgegroeid en werd op zijn 16e jaar boerenknecht. In 1834 mocht hij mee op de ‘korrewagen’ met de 3 broers Bolhuis naar ds de Cock in Ulrum.Ga naar eindnoot6 Wat hij daar hoorde en ondervond was ‘als een openbaring uit den hemel’. In Ten Boer bracht hij vóór het gemeentehuis verslag uit van zijn reis en van de Cocks prediking; dit gebeurde ook in de open lucht voor vele hoorders in de dorpen van zijn omgeving als Thesinge en ook Ten Post. Hij had de Cock horen preken over Haggai 1:9 - Gij ziet om naar veel, maar zie, gij bekomt weinig, en als gij het in huis gebracht hebt, zoo blaas ik daarin. Waarom dat? spreekt de Heere der heirscharen; om mijns Huizes wille, hetwelk woest is, en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis. In bovengenoemd boekje schrijft ds J. Kok: Deze woorden werden aldus verklaard, zo vertelde Jan later: De Joden waren weergekeerd uit Babel en allen waren druk bezig met werken, eten en drinken, land te ontginnen, huizen te bouwen en dergelijke dingen meer. Het was als een wedstrijd, wie het meest en het snelst vooruit zou komen. Vooral in de landbouw. Er werd geploegd, gezaaid, gepoot, geplant, alsof dat nu het éne nodige was geworden. Er werd gewerkt op het land, dag aan dag, van de vroege morgen tot de late avond. En wel met grote verwachtingen en begeerten. Wel man, van dit stuk land zouden zij zeker honderd mud koren krijgen, maar het was nog geen 50 mud. Als zij het dorsten, en als zij het in de schuren hadden, viel het al maar tegen, omdat de Here daarin blies. Dan was het niet veel waard; er zat geen zegen in. Het liep altijd weer tegen, met verkopen of gebruiken, zoals het in een boerderij tegen lopen kan. Hoe dat kwam? ‘Om mijns Huizes wille hetwelk woest is, en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis’. Om de waarheid, om het leven naar Gods Woord, om de ere Gods en de zaligheid hunner zielen bekommerden ze zich niet; heerszucht en hoogmoed, aardsgezindheid en begeerlijkheid heersten. En het was nu nog zo. Wel in de vorm anders, maar in het wezen der zaak hetzelfde; omzien naar veel en velerlei en het huis Gods lag woest. Zo predikte ds de Cock - vervolgt ds J. Kok - en alles werkte mee om die prediking voor Jan onvergetelijk te maken. Vooral ook het ge- | |
[pagina 133]
| |
bed. Dit was als een worsteling tussen de prediker en God om het behoud van het Nederlandse volk. Het zag er zo donker uit in ons land. Het ganse volk zou verloren gaan, als er geen verootmoediging en bekering kwam. God echter kon het behouden. En nu begon de prediker te smeken en te pleiten bij God, dat Jan zat te beven op de bank. Hij dacht: dat is een profeet Gods. Bijna had hij het uitgeroepen: ‘dominee! dominee! houd op! 't is onze schuld, het volk wil verloren gaan!’ Hij was ten diepste ontroerd, het hart sloeg hem in de keel. Nooit had hij zo iets gehoord. In zijn eenvoudig geloof ging hij geheel in die prediking op. Zelfs het zingen maakte op hem de indruk, alsof deze prediker rechtstreeks en op een bizondere wijze van God was gezonden als boetgezant.Ga naar eindnoot7 In 1838 vertrok Broekema naar Woltersum. Hij was in dat jaar op 28-jarige leeftijd getrouwd met de 32-jarige Jaapkje Derks AlkemaGa naar eindnoot8. Hij en zijn vrouw dreven een winkeltje in Woltersum, maar de eerste 10 jaar van hun huwelijk werkte hij nog bij de boer als arbeider. Ze hebben gewoond in Woltersum ‘bi 't daipke’ (bij de vaart). Het paadje naast het nu afgebroken huis heet nog de ‘bijbelgang’, naar de grote Statenbijbel die op een lessenaar bij het raam in de kamer op de hoek prijkte. J. Kok vertelt in zijn boekje, dat Jaapkje verstandelijk zeer ontwikkeld was, maar lichamelijk heel zwak. Beiden toonden grote liefde voor de kerk te bezitten. Toen er in Ten Boer een nieuw kerkgebouw kwam, hadden ze geen geld om aan die bouw mee te werken. Al het geld was in de winkel gezet. Maar Jaapkje had nog een gouden slot met koralen; dit werd voor f 30 verkocht en deze som werd voor de kerkbouw gegeven (de gemeente van Woltersum was in 1843 in die van Ten Boer opgegaan). Niet minder dan 63 jaar is Jan Egberts Broekema ouderling geweest. We laten het boekje over deze haast legendarisch geworden figuur nu verder rusten en keren terug naar het notulenboek van Woltersum.
Op 4 januari 1840 vergadert de kerkeraad bij Broekema aan huis. Toen ‘is er gehandeld over een eenzame plaats tot openbare Godsdienst’; diaken S.K. Slagter stelt voor het huis van K. Gelderloos te kopen. Precies een maand later besluit de kerkeraad bij Sijbolt Jans Dijkema en diens vrouw Jantje Harms kerkdiensten en catechisatie te houden voor f 24 per jaar ‘voor plaats, turf en ligt’.Ga naar eindnoot9 Zo nu en dan komen nieuwe leden op de vergadering om zich met de gemeente te ‘verenigen’. Op 7 juni 1840 zijn het S.J. Dijkema, J.F. Klootsema en H.K. Venhuizen. Daarom kan het kerkvisitatie-rapport van 23 juni 1841 ook vermelden: ‘Na de gedane visitatie van het vorige jaar zijn aldaar de ledematen nogal vermeerdert en zij konden gezamentlijk betuigen, dat de Heere nog onder en in hun werkte door zijn Geest’. Het blijkt trouwens herhaaldelijk, dat de broeders op de kerkeraad met elkaar hun ‘zieletoestand’ bespraken en elkaar bemoedigden. Op 7 maart '42 vraagt ouderling Noorman wegens gezondheidsredenen ontheffing uit zijn ambt. Maar een maand later wordt het voorstel van ouderling J. Broekema vermeld: Hindrik K. Venhuizen kan 's morgens wel een preek lezen en S.K. Slagter 's middags. Noorman | |
[pagina 134]
| |
hoefde het dan alleen maar 's avonds te doen, ‘tot gemak van zijn zwak ligchaam’. Vindingrijk was Broekema wel. Venhuizen was wel geen lid van de kerkeraad, maar al op 28 maart 1838 had de classis Appingedam bepaald, dat de kerkeraad iemand uit de gemeente mocht aanwijzen om een preek te lezen. Op 3 juli 1843 wordt de laatste vergadering gehouden. De notulen van de classis Appingedam en die van de kerk van Ten Boer wijzen uit, dat de gemeente van Woltersum in 1843 bij die van Ten Boer is gevoegd. Op 7 augustus van dit jaar gaat Jan E. Broekema voor 't eerst in dankgebed aan het eind van een kerkeraadsvergadering in Ten Boer voor. In Woltersum had hij dit steeds gedaan.Ga naar eindnoot10 |
|