De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken
(1976)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
XII UitwierdeUitwierde ligt enkele kilometers ten noordwesten van Delfzijl. Tot dit dorp behoort de buurtschap Biessum, ook op een wierde gelegen (zonder kerk). Vroeger waren er veel fruitbomen. Er was zelfs een jaarlijkse pruimenmarkt. Momenteel is die buurtschap sterk in verval, nu de ene boerderij na de andere wordt afgebroken en Delfzijl zich al tot deze wierde heeft uitgebreid. In de Afgescheiden kerk van Uitwierde was de landbouwer Geert Geerts Poelman (1789-1855), wonende te Biessum. de belangrijkste figuur.Ga naar eindnoot1 De godsdienstoefeningen werden gehouden in zijn woning en schuur te Biessum. Hij was de vader van ds Harm Geerts Poelman, die in 1846 hertrouwde met Frouwe Venema, de weduwe van ds H. de Cock, en in 1854 overleed. Uit de beginjaren van de gemeente leveren slechts de kerkvisitatie-rapporten ons enkele gegevens op, die overigens niet onbelangrijk zijn. Op 28 juni 1838 stellen de visitatoren E.R. Meijer en K. v.d. Schuur aan de kerkeraadsleden de vraag, of zij zichzelf en de gemeente ‘opwekken tot oefening en aanwas in Godzaligheid’ en of ze vooral ‘aanspoorende zijn tot huisoefeningen’. De broeders moeten erkennen, dat ze hierin nalatig waren en ‘dat het zeer slap toeging’. De visitatoren wekken hen nu op deze ‘bijzonder noodzakelijke en zeer voordeelige plicht’ na te komen en vermanen hen ‘vooral bij het gebruik van de spijze, de naam des Heeren opentlijk aan te roepen, en een gedeelte uit Gods Heilig Woord voor te lezen’. En dat zij als voorgangers in de gemeente met woord en daad daartoe moesten opwekken en aansporen. Ook spraken de visitatoren nog met de kerkeraad ‘over het onderwijs der kinderen, zoo als het thans in de algemeene scholen plaats heeft, en dat ieder huisvader van die valse en verderflijke leeringen zijn kinderen moeste onthouden, opdat hij getrouw moge zijn aan den Heere volgens zijn belofte, in de doop gedaan, aan Hem die getrouwheid eischt’. Het volgend jaar (1839) rapporteren de visitatoren ‘tot onze blijdschap alles wel bevonden en bleek hier te zijn een bizondere liefde en eenigheid des harten’. In 1840 worden de ouderlingen weer vermaand ‘zwak zijnde in de huisbezoekingen’ en in 1841 lezen we opnieuw de klacht, dat de kerkeraadsleden nalatig zijn ‘in huisvaderlijke pligten, als in het openbaar bidden en lezen’. Dat er gereformeerde vaders zijn, die aan tafel niet hardop (durven) voorgaan in gebed, is ook nu nog geen uitzondering. In 1842 vragen de Afgescheidenen van Uitwierde en Holwierde aan de ko- | |
[pagina 118]
| |
ning de erkenning als wettige kerk en krijgen die bij K.B. 23 november 1842. Hieruit blijkt, dat behalve in de woning en schuur van G.G. Poelman te Biessum ook kerk gehouden werd ‘in het binnenhuis der behuizing van de landbouwer Klaas Klaassens Hofstee te Lutjeburen onder Holwierde’. De kerkeraad bestond toen uit de ouderlingen Geert G. Poelman, Andries Pieters Groothof (landbouwer te Uitwierde) en J.J. Smit (landbouwer in Lutjeburen). Diakenen waren Cornelis Geerts Bos (landbouwer te Biessum) Klaas Jans Vos (landgebruiker, wonende te Uitwierde) en K.K. Hofstee (landbouwer te Lutjeburen). De aanvraag was ondertekend door 46 personen. Uiteindelijk bleek de gemeente te zwak om op eigen benen te blijven staan. In 1846 is er al sprake van om gecombineerd met Delfzijl, een predikant te beroepen. Voorlopig komt het niet verder dan dat ds Th. de With te 't Zandt, consulent wordt van Delfzijl en Uitwierde.Ga naar eindnoot2 In 1850 rapporteren de kerkvisitatoren, dat te Uitwierde geen huisbezoek is gedaan ‘wegens onvrijmoedigheid’. Twee jaar later vernemen we, dat er pogingen worden aangewend om Lutjeburen (Uitwierde) met Delfzijl te combineren. In ditzelfde jaar (1852) wordt bepaald dat de combinatie in zal gaan, zodra er een nieuwe predikant bevestigd is. Dit wordt in 1853 ds J.H. v.d. Veen. De gemeente Uitwierde heeft dus als zelfstandige gemeente bestaan van 1836 tot 1853. |