De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Zeeuws-VlaanderenXII Axel-Neuzen-ZaamslagA. Het optreden van Johan Willem VijgeboomZeeuws-Vlaanderen, het gebied tussen Westerschelde en de Belgische grens, bestond omstreeks 1840 uit twee in menig opzicht geheel verschillende delen, die van elkaar gescheiden waren door een zee-arm, de Braakman genaamd (in 1953 grotendeels ingepolderd). Het westelijk deel werd en wordt algemeen het land van Cadzand genoemd; oostelijk Zeeuws-Vlaanderen viel weer in twee delen uiteen, namelijk het land van Axel tussen de Braakman en het voormalige Hellegat gelegen, en het land van Hulst ten oosten van het Hellegat, een water dat Hulster- en Axeler-Ambacht van elkaar scheidde (nu ingepolderd). In ons hoofdstuk zal het nu gaan over de Afgescheiden kerk in midden Zeeuws-Vlaanderen, dus in het land van Axel. Eigenlijk waren het drie gemeenten, namelijk die van Axel, Neuzen en Zaamslag, maar ze waren gecombineerd en hebben jarenlang één kerkeraad gehad, met vertegenwoordigers uit de drie verschillende gemeenten. Axel, 10 km ten zuidoosten van Terneuzen gelegen, was een stadje op het agrarische platteland, ontstaan diep in de middeleeuwen en dus met een rijke historie. We noemen hier slechts enkele belangrijke gebeurtenissen met verstrekkende gevolgen: In 1565 had zich de Reformatie in Axel (vanuit Antwerpen) al duchtig laten gelden. En ruim 20 jaar later - in 1586 - werd het stadje door de toen 18-jarige prins Maurits op de Spanjaarden veroverd, ten gevolge waarvan in het land van Axel de Gereformeerde godsdienst de heersende werd. Dit was dus nog min of meer in het begin van de 80-jarige oorlog. Het aangrenzende gebied - het land van Hulst - kwam pas aan het eind van deze oorlog in handen van de protestanten, toen prins Frederik Hendrik in 1645 Hulst innam. Kort daarna werd de vrede van Munster gesloten (1648) en liet men de godsdienstige verhoudingen zoals ze op dat moment waren. En zo is tot nu toe het land van Hulst in grote meerderheid Rooms-Katholiek gebleven. Het veel jongere Neuzen - zo luidde tot ± 1950 de officiële naam, hoewel iedereen Terneuzen zei - had enkele weken voor de onverwachte dood van prins Willem I (1584) stadsrechten gekregen. Het kleine vestingstadje lag op een strategisch belangrijk punt vlak tegen de Schelde aan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||
En Zaamslag, 8 km ten zuidoosten van Terneuzen, was toen een betrekkelijk jong landbouwdorp. De Afgescheiden gemeente aldaar voegde zich pas in 1844 als zelfstandige gemeente bij de combinatie Axel-Neuzen- Zaamslag.
De Hervormde gemeenten in het land van Axel behoorden vanaf 1816 tot de classis IJzendijke, ring AxelGa naar eindnoot1. Deze ring besloeg heel oostelijk Zeeuws-Vlaanderen en telde ± 1836 de volgende Hervormde gemeenten (we zetten het zielental met het aantal belijdende leden erbij):
In dit ressort zijn de Afgescheiden gemeenten van Axel, Neuzen en Zaamslag ontstaan, in het gebied dus, dat in 1586 dank zij prins Maurits' wapenfeit onder het bestuur van de Staten van Zeeland was gesteld en tengevolge van o.a. immigratie vanuit Walcheren en vooral Zuid- Beveland - wat de bevolking betreft - een andere inslag kreeg, vergeleken met de bewoners van het land van Hulst. In de dagen van de Afscheiding stond in de Hervormde kerk van Axel ds. Nicolaas Borsboom, die in 1842 met emeritaat ging, na zijn gemeente bijna 18 jaar te hebben gediend. Zes jaar later is hij in Middelburg overleden, 72 jaar oud. De Hervormde predikant van Terneuzen was ds. J.P. Hofman, die in 1853 zijn emeritaat ontving en twee jaar later ten huize van zijn zoon, predikant te Baarland, overleed. En in Zaamslag stond in de dagen van de Afscheiding ds. S.A. Arntzen, die in '46 emeritus werd, na 22 jaar de kerk van Zaamslag te hebben gediend. Hij overleed 7 jaar later in Harderwijk, bijna 83 jaar oud. Volledigheidshalve voegen we eraan toe, dat in die dagen in Hoek, een dorpje 5 km ten zuidwesten van Terneuzen gelegen en geheel op genoemde plaats georiënteerd, predikant was Christiaan Meeuse. Hij was 74 jaar, toen hij in september 1838 overleed, na 35 jaar in Hoek dominee te zijn geweest en zijn gemeente op gemoedelijke wijze te hebben gediendGa naar eindnoot2. Hij was een echte volksman. | ||||||||||||||||||||||||||||
Ds. Hermannus WesselinkWe moeten eerst echter onze aandacht richten op de voorganger van ds. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Borsboom in Axel, namelijk op ds. Hermannus Wesselink, die van 1797-1824 als Hervormd predikant in Axel stond. Want tijdens diens predikantschap hebben zich in Axel in 1822-'24 kerkelijke gebeurtenissen afgespeeld, die een aparte vermelding in de vaderlaiidse kerkgeschiedenisboeken hebben gehaald. We doelen hier op het optreden van de oefenaar Johan Willem Vijgeboom, wel eens genoemd een ‘voorbode’ van de Afscheiding.Ga naar eindnoot3 Eerst nu enige informatie over ds. Hermannus Wesselink. Hij had gestudeerd aan de hogeschool van Harderwijk en was op 5 september 1784 - dus nog diep in de 18e eeuw - dominee geworden in Everdingen, gelegen in de Hervormde classis Gouda, ring Vianen. Vandaar vertrok hij naar Prinsenland, in de Hervormde classis Breda, ring Willemstad, en vervolgens in 1791 naar Kerkwerve, een paar km ten noordwesten van Zierikzee. De rest van zijn leven zou hij in de provincie Zeeland doorbrengen. In januari 1797 preekte hij wegens vertrek naar Axel zijn afscheid van Kerkwerve en werd op 5 februari 1797 door rfs. J.J. Groenewoudt van Zierikzee in Axel bevestigd met Ezechiël 33:11: ‘Zegt tot hen, zo waarachtig als ik leve, spreekt de Heere Heere: Zo ik lust heb in den dood des godloozen! Maar daar in hebbe ik lust, dat de godlooze zich bekeere van zijnen weg, ende leve: Bekeert u, bekeert u van uwe booze wegen; want waarom soudet gij sterven, o huis Israëls?’Ga naar eindnoot4 Ds. Wesselink zou bijna 27 jaar in Axel werkzaam zijn. In zijn memoires typeerde P. Marijs - die één van de voormannen in de in 1822 ontstane Vijgeboom-groep was, maar ook de eerste, die in 1824 zich er weer aan onttrok - ds. Wesselink als: ‘een oud en rechtzinnig leeraar; dien naam gaf hem elk, hij leerde ouderwetsch, niemand had wat tegen zijn leer in te brengen.’Ga naar eindnoot5 In onze studie De Geschiedenis van Axel (1966) hebben we brede aandacht geschonken aan de voorgeschiedenis, het ontstaan en het einde van de Vijgeboomkring in Axel. We volstaan nu met daarnaar te verwijzen en geven hier over Vijgebooms persoon en boeken - hij heeft namelijk heel wat gepubliceerd - een aantal bijzonderheden, met enkele grepen uit het verloop van de beweging in Axel. | ||||||||||||||||||||||||||||
Komst VijgeboomOmstreeks 1820 heerste in Axel veel verzet tegen de door de classis gesaneerde kerkeraad. Het was in deze situatie, dat op 15 juni 1822 op uitnodiging van bakker Pieter Marijs de in Schiedam woonachtige oefenaar Johan Willem Vijgeboom in Axel arriveerde. Misschien had Marijs persoonlijk met hem kennis gemaakt op een soort vakantiereis, die hij van 8-16 april 1822 naar Bergen op Zoom, Prinsenland, Rotterdam en Schiedam had gemaakt. In Rotterdam woonde hij een oefening bij: aan het eind daarvan mocht ook hij ‘tot roem van Gods genade verhalen wat God aan hem gedaan had’. Tenslotte ‘werd mij het danken opgedragen. Ik ondernam het zuchtend, de Heere gaf te spreken en daarna scheidden wij’. Aldus Marijs in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zijn correspondentie. In elk geval was Vijgebooms faam als oefenaar hem al vooruit gegaan, want Louis de Regt te Axel - die in het begin even tot de Vijgeboom-groep had behoord - verklaarde in een rekest aan de koning, dat hij over diens oefeningen ‘veel had hooren spreken’.Ga naar eindnoot6 Het is ook heel goed mogelijk, dat Marijs wel eens iets van Vijgeboom had gelezen, want toen deze in juni 1822 in Axel begon te oefenen, had de 49-jarige oefenaar al heel wat geschriften op zijn naam staan. Zijn oudste bekende werk, voor eigen rekening uitgegeven, dateert van 1819 en telt niet minder dan 371 pagina's (plus nog 12 pag. als inleiding). Vijgeboom gaf dit boek als titel mee: ‘Praktikale Oefeningen naar aanleiding van den Heidelbergschen Catechismus...’. Op het titelblad noemt hij zich ‘lidmaat der Hervormde gemeente te Schiedam’. Hij had zijn boek geschreven en uitgegeven met de bedoeling ‘de uitbreiding van het Godsrijk, door waarheid en Godzaligheid te vermeerderen’, hoewel hij stellig verwachtte, dat sommigen door de geest van Arminius en Pelagius ‘vervoerd’, zijn werk als ‘dwaasheid’ zouden typeren. Zijn verwachting kwam uit. Een recensent in een voornaam tijdschrift wenste hartelijk, dat Vijgeboom ‘dit gebroddel schielijk voor scheurpapier verkocht’ en nooit meer een zo ‘walgelijke poespas’ in de wereld zou ‘stoten’. Nu was Vijgeboom er de man niet naar om onder de indruk van een dergelijk geschrijf te raken. Integendeel. Het volgend jaar (1820) antwoordde hij op de kritiek, door de recensent op zijn boek uitgebracht, en verdedigde in een geschriftje van 32 pagina's opnieuw ‘de leer van de voorverordinering of verkiezing en verwerping der menschen tot zaligheid of verdoemenis’, en weerlegde de daartegen ingebrachte bezwaren.Ga naar eindnoot7 Het zou opmerkelijk zijn geweest, als Vijgeboom zich ook niet heftig had gekant tegen de Evangelische gezangenbundel. Toen een dominee in Maassluis, P.J. Resler, die nieuwe gezangen warm had aanbevolen, was Vijgeboom op de ketting gesprongen en had in 1820 - weer voor eigen rekening - een boekje van 56 pagina's (plus 8 pag. inleiding) gepubliceerd; waarin hij ds. Resler scherp bestreed o.a. op het punt van ‘de algemene genadeleer’, die in niet weinig gezangen te vinden zou zijn. Er ontwikkelde zich een hele polemiek. Het was ds. J. Martijn, Hervormd predikant te Lage Zwaluwe, die weer tegen Vijgeboom inging. Deze diende hem daarop van repliek in een brochure van 86 bladzijden (1822). Ook een anonieme geestverwant van Vijgeboom koos in een geschriftje partij tegen ds. J. Martijn, waarna deze weer aan zet was en op beide tegen hem gerichte werkjes antwoordde met ‘Onverpligt, maar goedwillig bescheid...’. Van dit boekje vonden we een recensie in het tijdschrift Boekzaal der geleerde Wereld van 1822Ga naar eindnoot8, waarin we over Vijgeboom lezen: ‘Wat menschen als de hier genoemde Vijgeboom, en dergelijke lieden... voor of tegen de Gezangen aanmerken, doet immers toch waarlijk niets ter zake, en is de aandacht van een eenigzins verstandig en beschaafd Pu- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||
bliek niet waardig. Kan men zulke betweters te regt brengen, men doe dit met Christelijk geduld, maar openlijk dezulken te willen weerleggen, is hun waarlijk eene onvoegzame eere te bewijzen. Zeker is het althans meer eer van de zoodanigen gehoond dan van hen geroemd te worden.’ In 1821 had Vijgeboom nog een werkje gepubliceerd, 96 pagina's groot, waarin hij inging op ‘de leer over de zaligheid der vroegstervende kinderen’. Het is dus duidelijk, dat Vijgeboom bij zijn komst in Axel in 1822 - hij was toen ongeveer 50 jaar - in de kerkelijke wereld door zijn geschriften al een zekere mate van bekendheid of beruchtheid had gekregen, al naarmate de theologische sympathieën en antipathieën van zijn lezers lagen. In elk geval mogen we aannemen, dat hij in de kring van de Axelse opposanten prestige genoot en graag als hun geestelijke leidsman werd erkend. Hij had immers al zovele tastbare bewijzen geleverd van goed in de waarheid te zijn onderlegd. Dit bleef zo totdat hij twee jaar later in conflict kwam met een andere leider van de Axelse kring, Pieter Marijs. De oorzaak daarvan lag echter vooral op het financiële vlak. Heel belangrijk voor ons doel is Vijgebooms 40 pagina's tellend autobiografisch werkje: Korte beschrijving van de voornaamste lotgevallen van en door Johan Willem VijgenboomGa naar eindnoot9. Hierin gaf hij ook de redenen van zijn onttrekking aan de Hervormde kerk van Schiedam op. Het geschriftje verscheen in 1822 in Rotterdam, zoals gewoonlijk weer voor eigen rekening uitgegeven. Hij vertelt er zelf in, dat hij het had gepubliceerd om de over hem uitgestorte laster te weerleggen. In elk geval heeft hij in 1822 officieel met de Hervormde kerk in Schiedam gebroken. Dit blijkt uit de notulen van de ‘Groote Kerkeraad’ van 19 november 1822. In die vergadering las de praeses een ingekomen brief van J.W. Vijgenboom voor. Deze verzocht daarin teruggave van zijn vroeger ingeleverde attestatie, niet om die elders in te leveren, ‘maar tot eenen geheelen uitgang uit de Hervormde Kerk’. De kerkeraad was echter (terecht) van oordeel, dat ‘tot zulk een doel geene attestatiën worden afgegeven’.Ga naar eindnoot10 | ||||||||||||||||||||||||||||
Uit Vijgebooms levensloopToen Vijgeboom in Axel kwam, waar de korte maar meest stormachtige periode van zijn leven zich zou afspelen, had hij al een maatschappelijk bewogen levensloop achter de rug. Laten we daarover eens in details mogen treden. Van afkomst was Johann Wilhelm Fiegenbaum - zo heette hij eigenlijk - een Duitser. Hij was op 3 juni 1773 geboren in Ladbergen in het graafschap Teckelenburg in Westfalen, als zoon van Johann Diederich Fiegenbaum en Johanna Catharina Priggen. In 1790 emigreerde hij naar Nederland. In Rotterdam werkte hij - naar hij zelf schreef - eerst in een tabaksfabriek. Vervolgens was hij 1½ jaar als tuinmansknecht in dienst bij de heer Het Hooft in Schoonderloo bij | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Delfshaven, dan 2 jaar in dezelfde functie bij de heer Verboom in Hillegersberg. In 1794 verhuisde hij naar Schiedam, waar hij op 9 oktober 1794 werd ingeschreven in het lidmatenboek van de Hervormde kerk aldaar.Ga naar eindnoot11 De naam Fiegenbaum was inmiddels vernederlandst tot Vijgenboom, zoals hij die altijd zelf spelde op officiële stukken of in de titels van zijn geschriften. Later is het Vijgeboom geworden, misschien door de neiging in de provincie Zuid-Holland de slot-n bij het spreken van bepaalde meervouds- en werkwoordsvormen weg te laten. Op 2 juli 1797 trouwde Johan Willem Vijgenboom in Schiedam met Gardina Cornelia van Breda, geboren in de Meijerij van 's Hertogenbosch (met toestemming van haar moeder Elisabeth Henriëtte, weduwe van Adrianus van Breda). Uit dit eerste huwelijk van Vijgeboom werden de volgende kinderen geboren:
In mei 1808 verhuisde Vijgeboom met zijn gezin naar Overschie, ‘wonende onder oud-Mathenesse’, waar nog in hetzelfde jaar zijn vrouw overleed. Hij hertrouwde op 4 november 1810 met Lena Spanjersberg, geboren te Vlaardingen. In februari 1813 kwam het gezin Vijgeboom volgens het lidmatenboek van de Hervormde kerk terug van Overschie naar Schiedam. Uit dit tweede huwelijk werd op 24 november 1813 Geertrui geboren. De vader was toen 40 jaar, van beroep tuinder, wonende Schiedam. Kort daarna, in 1814 of wat later, werd hij veehouder en moest nu een andere woning zoeken. Dit blijkt uit notariële acten.Ga naar eindnoot13 Maar Vijgeboom kon zich financieel niet handhaven, met als gevolg een faillissement. We geven in de aantekeningen weer bepaalde gegevens uit een aantal notariële acten.Ga naar eindnoot14 | ||||||||||||||||||||||||||||
Vijgeboom in AxelWe keren nu terug naar Vijgebooms eerste komst en optreden in Axel. De zondag na zijn komst - 16 juni 1822 - was hij eerst 's morgens bij ds. Wesselink in de kerk geweest en had toen 's avonds een oefensamenkomst bij Marijs aan huis gehouden. Hierin had hij behandeld Rom. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Boerderij van David van Kerkvoirt in de Grote Huyssenspolder bij buurtschap De Kwakkel onder Zaamslag, waar Vijgeboom 19 juni 1822 een oefening hield over Zondag 7 van de H. Catechismus. Later bewoond door M. van Kerkvoirt, die in 1860 ouderling was van de gecombineerde gemeente Axel-Neuzen-Zaamslag.
8:28 ‘En wij weten dat degenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk degenen, die naar zijn voornemen geroepen zijn.’ Ds. Wesselink was door Vijgebooms optreden zeer ontstemd, stelde al de volgende morgen paniekerig de vrederechter en de burgemeester van alles in kennis en verzocht de burgerlijke overheid tegen zulke z.i. onwettige bijeenkomsten op te treden. Nog diezelfde maandag liet de burgemeester daarom Vijgeboom bij zich komen en verbood hem het verdere oefenen. Maar Vijgeboom verklaarde met zijn godsdienstoefeningen te zullen doorgaan, als geoorloofd bij de grondwet en ‘het Synode van Dordrecht’. Aan de reglementen van de synode van 1816 weigerde hij zich te onderwerpen. En inderdaad, dinsdagavond 18 juni oefende hij weer, nu op de hofstede van Louis de Regt, een 56-jarige landbouwer in de Capelle polder, en lid van de gemeenteraad. Volgens zeggen waren er wel 500 personen aanwezig geweest. Woensdagavond kwam men samen op de boerderij van de 53-jarige landman David van Kerkvoirt Janzn., wonende onder Zaamslag bij de buurtschap Kwakkel. Vijgeboom was een vurig spreker, die bezield voor de ‘oude waarheid’ opkwam en afwijkingen van de officiële kerkleer striemde. Hij en zijn volgelingen wensten te blijven bij de drie formulieren van enigheid (de Nederlandse geloofsbelijdenis, de Heidelbergse catechismus en de Dordtse leerregels) en bij de Kerkenorde van Dordrecht. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Al spoedig daarop volgden de eerste onttrekkingen: Pieter Marijs en zijn vrouw Tanneke van de Wege gingen voorop (27 juli '22). Het door de Hervormde kerkeraad van 6 augustus opgegeven lijstje luidt verder: Jan den Hamer en Sara de Blaeij (arbeiders); Johannes Voordijk, arbeider onder Axel; Hermannus de Koeijer (vrachtrijder) met één ongedoopt kind; Pieter Cornelis Schuppens (timmerman) en zijn vrouw Elisabeth van den Broeke; Huig Jongejan (kleermaker); Pieter Bernardus Ornee (grutter) met zijn vrouw Janna Janssen; Pieter de Pree (smid); Johan Pieter Fokker (dokter). Toch vonden we de laatste naam niet bij de Vijgebomianen terug. Allen verzochten uit het lidmatenboek te worden ‘uitgeschrabt’. In het najaar gingen opnieuw lidmaten uit de Hervormde kerk weg, o.a. de al genoemde landbouwer Louis de Regt en zijn vrouw Francina de KrakerGa naar eindnoot15. Allen op Fokker na, sloten zich aan bij de ‘Herstelde Kerk van Christus’. In de herfst van 1822 keerde Vijgeboom naar Schiedam terug en maakte vervolgens een tournee door het noorden van het land, door Friesland en Groningen, waar hij in verschillende plaatsen oefende, o.a. in Leeuwarden, Makkum, Drogeham, Franeker, Harlingen en in Groningen en Stroobos. Voor zijn oefeningen in Leeuwarden op 21 en 22 oktober 1822 kreeg hij een boete van ƒ 90,-. Zijn oefeningen in juni '22 kostten hem ƒ 90,50 boete. Marijs, De Regt en Van Kerkvoort, die hun huis beschikbaar hadden gesteld, kregen resp. ƒ 50,-, ƒ 25,- en ƒ 25,- gulden te betalen. En samen moesten ze bovendien een bedrag van ƒ 126,87½ aan proceskosten opbrengen. Aldus het vonnis van de rechtbank van eersten aanleg te Goes op 27 februari 1823. De veroordeelden gingen - behalve De Regt - in appèl, maar op 27 mei 1823 bekrachtigde de rechtbank te Middelburg het vonnis. De Regt had het op een andere manier geprobeerd en met succes. In een schrijven van april 1823 aan de koning vroeg hij kwijtschelding van straf en deze schonk hem 3 november '23 gratie, maar De Regt moest wèl uit dankbaarheid werkzaam zijn ‘ter bevordering van de godsdienstige vrede’! Dat is zeker gebeurd, want de naam De Regt komen we onder de Vijgebomianen niet meer tegen. We moeten hierbij bedenken, dat Louis de Regt een geacht raadslid en één van de notabelen in het Axelse wereldje was. Maar door zijn aanvankelijk partij kiezen voor Vijgeboom, had hij in Axel veel prestige verloren. Dit kon hij alleen terugwinnen, als hij zich van de Vijgeboomgroep distantieerde, waarin het hem misschien ook tegenviel. En voor de overheid was er veel aan gelegen hem uit dat kamp terug te halen, waardoor dit aanmerkelijk verzwakt raakte. Zeker zal De Regt dus ook ‘op politieke gronden’ zijn vrijgesproken. Marijs bleef voorlopig echter nog actief genoeg. In december 1823 wendden hij en nog 36 andere ondertekenaars zich met een uitvoerig verzoekschrift tot de koning, waarin om vrijheid van godsdienstoefe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ning en kwijtschelding van straf en proceskosten werd gevraagd. In een bijlage van een rapport aan de koning waren aan de minister van Eredienst hoofdzakelijk ongunstige inlichtingen over de ondertekenaars verstrekt, zo ongunstig, dat F.L. Bos in zijn Archiefstukken over de Afscheiding de namen maar heeft weggelaten om gevoeligheden te vermijdenGa naar eindnoot16. Hoewel wij die namen weten, nemen wij ze ook niet op, omdat de informatie met een boos oog is geschreven. In mei 1824 overhandigden Marijs en Vijgeboom in Den Haag persoonlijk een tweede rekest, nu door 50 personen ondertekend, weer zoals te verwachten viel, zonder resultaat. Het stuk is voor ons van belang, omdat we hier de namen van zowat de hele Vijgeboom-aanhang hebben (mei 1824). Voorop gaan Pieter Marijs en vrouw Tanneke van de Wege, J. Willem Vijgenboom en vrouw Lena Spanjersberg, Pieter Cornelis Schuppens en vrouw Elisabeth van den Broeke en dan volgen nog 44 namen. Vijf personen hadden met een kruisje getekend, allen vrouwen. Uit Terneuzen waren ook enige echtparen afkomstig, o.a. Pieter van Wijck en vrouw Jacomina van de Wege over wie in een schrijven gerapporteerd wordt: ‘tevoren schoenmaker, thans rentenier, bezit een vermogen van ongeveer 20 'a ƒ 25.000,-, heeft daardoor eenigen invloed op dezen en genen, en beijvert zich dan ook andersdenkenden tot den aanhang van Vijgeboom over te halen’.Ga naar eindnoot17 In september 1823 was Vijgeboom met zijn vrouw en twee kinderen inmiddels weer in Axel teruggekomen en had voorlopig zijn intrek genomen bij smid Pieter de Pree. Hij legde de burgemeester een acte d.d. 8 november 1823 over, waarin verklaard werd, dat hij t/m 1 mei 1822 inwoner van de gemeente van Mathenesse, kanton Schiedam, was geweest. Deze verklaring was door de schout van die gemeente afgegeven, die erbij meedeelde, dat Jan Willem Vijgeboom gedurende zijn verblijf aldaar is geweest ‘een goede buur’. De burgemeester van Axel schreef aan de Gouverneur bij geruchte te hebben vernomen, dat Vijgebooms aanhangers een inschrijving voor een behoorlijk jaarlijks inkomen wilden openen. Voor de Hervormde ds. Wesselink waren het moeilijke tijden, vol zorgen. In het najaar van 1823 - het hoogtepunt van Vijgebooms actie - kreeg hij een beroep van de kleine gemeente Kats op Noord-Beveland. Hij nam het aan, na ongeveer 27 jaar lief en leed met zijn gemeente te hebben gedeeld en na de laatste paar jaar - hoe gaat het gewoonlijk bij de aanpak van een ingrijpend conflict - aan veel kritiek te hebben blootgestaan. Omdat van ds. Wesselinks laatste dienstjaren nagenoeg niets bekend is, is het hier de plaats daarover toch enige informatie te geven. In de Boekzaal der geleerde Wereld lazen we in de rubriek Kerkelijk leven: Axel, 4 januari 1824Ga naar eindnoot18. Nadat onze Leeraar H. Wesselink, beroepen naar Cats, deze morgen Avondmaal gehouden had, predikende bij die gelegenheid over Luc. 22:15, heeft hij 's middags ‘plegtig afscheid van ons genomen’ met 1 Thess. 4:1. In de toen gebruikte Statenverta- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ling luidt deze tekst: ‘Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt.’ De volgende zondag werd hij in zijn nieuwe gemeente Kats bevestigd door zijn vriend ds. C. Meeuse van Hoek (bij Terneuzen) aan wie de consulent ds. J. Poppe van Kortgene ‘deze beurt had afgestaan’.Ga naar eindnoot19 Nog geen twee jaar is ds. Wesselink in het geïsoleerd liggende, kleine Kats gebleven, want al op 1 oktober '25 werd hij uit een 3-tal beroepen te Waarde op Zuid-Beveland, ook al heel klein. Met hem hadden op het 3-tal gestaan J. Dagevos van Kruiningen en J.J. Schilham te BathGa naar eindnoot20. Op 11 december '25 echter preekte hij afscheid van KatsGa naar eindnoot21 en een week later werd hij in Waarde bevestigd door ds. P.J. Landsknecht ‘zijn gewezen nabuur en vriend op N. Beveland, bij afwezigheid van ds. J.J. Schilham te BathGa naar eindnoot22. Ds. Landsknecht heeft van 1816-em.'51 in Wissenkerke (N.-Beveland) gestaan. Maar ruim één jaar later - 20 februari 1827 - overleed ds. Wesselink plotseling in Waarde, 66 jaar en 7 maanden oud, nalatende 4 meerderjarige kinderen en een bedroefde weduwe, Alberta Catharina Roderhorst, met wie hij ruim 42 jaar was getrouwd geweest. De gemeente van Waarde had ‘zijn Evangeliearbeid maar ruim 1 jaar mogen genieten’.Ga naar eindnoot23 Toen de 62-jarige ds. Wesselink in de eerste dagen van 1824 uit Axel was vertrokken, werd zijn pastorie op de Markt - volgens de memoires van Marijs - aan de Vijgebomianen verkocht. Vijgeboom ging er zelf in wonen en leidde daar zijn godsdienstige bijeenkomsten. Bij de Hervormden begon nu het zoeken naar een nieuwe predikant. Maar - schreef de gouverneur aan de minister van Eredienst - welke predikant van enige naam zal zich naar Axel, vooral in de tegenwoordige omstandigheden, willen begeven? En een min kundige of zelfs middelmatige zal, vrees ik, de zaak nog erger maker. De minister antwoordde: Met u geloof ik dat, wanneer het kon gelukken een braaf, verlicht en menskundig predikant in plaats van de vertrokken ds. Wesselink te krijgen, veel zou gewonnen worden. Verder zag de gouverneur zijn voorstel, de ƒ 300,-, die door de gemeente voor het predikantstraktement via een hoofdelijke omslag moest worden opgebracht, voor 's Lands rekening te laten nemen, met succes bekroond. Die financiële twistappel in de gemeente was dus weggenomen. Het hele traktement van ƒ 1200,- kwam zo ten laste van het Rijk. Nu die ‘brave, verlichte, menskundige’ predikant nog. De kerkeraad formeerde een 3-tal: N. Borsboom (Serooskerke op Walcheren), J.A. Janssen (St. Anna ter Muiden) en J. ab Utrecht Dresselhuis (Wolphaartsdijk), allen ‘liberale’ figuren. Het werd de eerste. Burgemeester en wethouders drongen er bij ds. Borsboom op aan het beroep aan te nemen. Hij deed het en op 5 september 1824 bevestigde ds. J.J. van Deinse van Hulst (maar beroepen te Middelburg) hem met Ps. 126:5, waarna hij 's middags zijn intree preekte met Gen. 31:13a. ‘Ik ben die God van Beth-el’.Ga naar eindnoot24 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Was het in 1823 in de Vijgeboom-kring in opgaande lijn gegaan, in de zomer van '24 volgde de neergang. Want er ontstond ruzie in de top met als uiteindelijk resultaat de ondergang van ‘De Herstelde Kerk van Christus’. Dit was de pretentieuze naam van de ‘afgescheidene Leden der thans naamdragende Hervormde Kerk te Axel, en elders’, zoals staat te lezen op het titelblad van een in 1823 door J.W. Vijgeboom ‘uit last van genoemde Kerkleden’ uitgegeven, 241 pagina's tellend geschrift: Korte Verklaring der zeven en dertig Geloofsartikelen... (Amsterdam 1823). Had Vijgeboom tot en met 1822 al zijn geschriften (5 stuks, in totaal 681 (!) bladzijden) voor eigen rekening laten verschijnen, zoals hij op het titelblad telkens uitdrukkelijk vermeldt, zijn Verklaring van de 37 artikelen van de Nederl. Geloofsbelijdenis had hij uitgegeven op last van ‘genoemde Kerkleden’; dat waren leden van de Herstelde Kerk van Christus in Axel. Er staat daarom niet langer meer bij ‘voor rekening van den autheur’. En dat betekende, dat ook anderen in de kosten van de uitgave hadden bijgedragen. Wie die ‘anderen’ waren, weten we niet, maar zeker is wel, dat verreweg het meeste uit de beurs van Pieter Marijs moest komen. Nu was Marijs - ook wat kennis betreft - wel wat mans. Volgens eigen zeggen had hij zes maanden (mee)gewerkt aan een verklaring van de drie Formulieren van Enigheid, waarmee hij het hierboven genoemde boek bedoelde. En dit was met meerderheid van stemmen op naam van Vijgeboom gesteld! Aan het slot van dit werk staat nog een ‘Uittreksel’ van 15 pagina's, door Vijgeboom gemaakt uit een historisch ‘Berigt der Geloofsbelijdenis’. Dit laatste is te vinden vóórin Zions Roem en Sterkte..., de bekende verklaring van de Nederlandse Geloofsbelijdenis van de Steenwijker predikant ds. Arnoldus Rotterdam (Amsterdam 1757, 2 delen). Het zou een aparte studie van Vijgebooms boeken vereisen om diens theologische opvattingen in kaart te brengen en om te ontdekken bij welke ‘oude schrijvers’ hij in de leer is geweest. In het voorbijgaan merken we hier op, dat hij in 1823 - het jaar waarin zijn activiteit in Axel haar hoogtepunt bereikte - niet alleen zijn Korte verklaring van de 37 Geloofsartikelen heeft gepubliceerd (260 pag.), maar ook zijn maar weinig minder uitgebreid werk Een gedeelte van de oude leer der Waarheid... (224 pagina's). In de Voorrede daarvan (blz. IV) viel ons een typering van het genadeverbond op, namelijk ‘het eeuwig en onveranderlijk genadeverbond, dat van geen eischen weet, maar alles belooft en schenkt, uit verkiezende, verwervende, toepassende en bewarende genade, en anders is genade geen genade meer, al ware het, dat er maar een zucht aan onze zijde als beweegoorzaak voor onze rekening bleef’. We dachten hierbij ineens aan Klaas Pieters Kuipenga uit Ulrum, die later tegen ds. De Cock in Ulrum de gevleugelde en vaak geciteerde woorden sprak: ‘Als ik ook maar een zucht tot mijn zaligheid moest bijbrengen, dan was het voor eeuwig verloren.’Ga naar eindnoot25 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Op zondagavond 7 november 1824 ontstond er helaas weer een hevige twist tussen Marijs en Vijgeboom. De eerste had er namelijk schoon genoeg van steeds maar weer het leeuwenaandeel van de boeten, schulden, onkosten en het onderhoud te moeten betalen. De dag daarop - maandag - brak hij met Vijgeboom, nadat hij 's nachts zijn Afscheiding van de Hervormde Kerk als zonde had leren zien.Ga naar eindnoot26 Hij besloot - zoals hij het in zijn memoires uitdrukt - uit het schip te springen en deelde zijn besluit in een briefje van 4 à 5 regels aan Vijgeboom mee. Deze kwam dadelijk naar hem toe, maar Marijs wilde hem niet meer ontvangen. Enkele weken later voegde hij zich weer bij de Hervormde kerk. Juichend kon de nog maar kort geleden bevestigde ds. Borsboom aan de gouverneur schrijven: Uw Exc. zal het nauwelijks kunnen geloven: de man die het eerst verzocht heeft zijn naam uit het Hervormde lidmatenboek te schrappen, de man die Nederland door een godsdienstige oorlog wilde verscheuren en de gemeente van Axel bijna heeft verwoest, ik bedoel Pieter Marijs, heeft zich verklaard voor de goede zaak, en komt nu sedert drie weken trouw naar de kerk. Reeds zijn er hem gevolgd! Dat het optreden van de ‘Vijgeboomiaansche factie’, zoals de Hervormde notulen het noemen, ook buiten Axel veel weerzin had gewekt, blijkt uit een sarcastisch stukje in de rubriek Mengelwerk in het tijdschrift De Boekzaal der geleerde Wereld van eind 1822. Onder de titel Timon (in de klassieke oudheid een bekend mensenhater in Athene), lezen we het volgende: ‘Timon, de mensenhater genoemd, beklom eens de stoel der Redenaars. Daar hij dit nu nog nooit gedaan had, stond het volk verstomd over de plotselinge verschijning, en alles zweeg. Atheners, zo sprak hij, ik bezit een kleine tuin, waarin ik thans voornemens ben te bouwen; in die tuin staat nu een Vijgenboom, die ik moet laten wegnemen. Verscheidene burgers hebben zich reeds daaraan opgehangen; wil iemand van u zich nu nog met dat doel van die boom bedienen, dan geef ik hem hierbij te kennen, dat hij zich haasten moet.’Ga naar eindnoot27 In 1824 verscheen in een maandblad in Zeeuws-VlaanderenGa naar eindnoot28 een spotdicht op Vijgeboom en diens aanhang in Axel, onder de titel ‘De Vijgeboom in Nederland’, en ondertekend door D.V.B. te B., achter welke initialen zich de Hervormde dominee van Biervliet verschool: D. van Basselaar. Deze had in 1814 samen met ds. J. ab Utrecht Dresselhuis van Hoofdplaat het departement Biervliet en Hoofdplaat van de Maatschappij ‘Tot Nut van 't Algemeen’ opgericht. Het gedicht staat vol allegorische toespelingen op Vijgeboom en op Axelse toestanden. We laten hier enkele passages volgen met de annotatie erbij, zoals H. Maassen - de ontdekker van het gedicht - die geeft.Ga naar eindnoot29 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De Vijgeboom in NederlandEen edel heer van Turksch geloofGa naar eindnoot30
En vriend van spaansche persecutie,
Voor elke stem van vrijheid doof
En wars van alle constitutie,Ga naar eindnoot31
Was, schoon gekweekt in hoogen stand,
Toch ook een vriend van hovenieren,
En 't snoeimes stond hem regt ter hand,
Geen boompje mogt te welig tieren -
En verder: Een vijgeboompje vindt men spoedig,
En juist geschikt voor dezen vriend,
Geen blad of takje te overvloedig.
't Is waar geplant in 't best van 't Land,
En nog wel tusschen branderijen,Ga naar eindnoot32
Gekoesterd zelfs door vrouwenhand,Ga naar eindnoot33
Had 't boompje nergens willen dijen.
In Vrieslands vette klei misschien?Ga naar eindnoot34
In deze trant gaat het gedicht nog en poosje door. We citeren alleen nog de regels: Ik vrees, of men het boompje orneert,
En plant het in den mest van koeijen,
Of ook den grond met schuppen keert,
Een Jonge Jan het steeds laat snoeijen,
Of plant het zelfs voor dijk of muur,
Of bij een warmen bakkers oven,
Of klink' de hamer 't op den duur
Bij 't smids vuur vast, om 't daar te stoven,
Ik vrees, hoe warm en hecht het stond,
Het vijgeboompje zal niet tieren.
De gecursiveerde woorden zijn duidelijk zinspelingen op de namen van de volgende personen, allen Vijgebomianen van het eerste uur: P.B. Ornee, H. de Koeijer, P.C. Schuppens, H. Jongejan, J. Voordijk, bakker P. Marijs, J. den Hamer en smid P. de Pree. Bij de Afgescheidenen van het eerste uur (1836) in Axel komen we verscheidene namen uit de vroegere Vijgeboom-kring weer tegen o.a. Pieter de Pree, Jan den Hamer, Johannes Voordijk, Pieter Cornelis Schuppens. De naam van Vijgeboom zelf niet, maar die was in 1836 dan ook naar St. Jan ten Heere (bij Domburg) op Walcheren vertrokken. Na het weggaan van Marijs bleef er van de Vijgeboom-groep inderdaad weinig over. Toch verdween ze nog niet helemaal. Op 21 februari 1828 schreef de burgemeester aan de gouverneur: Vijgeboom gaat voort met het houden van oefeningen, hoewel zijn aanhang gering is en ook niet meer toeneemt. Hij verdient zijn brood voornamelijk met tuinwerk en het snoeien van tuinbomen (hij was dus zoals vroe- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ger in Schiedam weer tuinier geworden). Twee jaar later rapporteerde de burgemeester opnieuw: de aanhang van J.W. Vijgeboom is bijna geheel vervallen, hoewel hij nog des zondags voor zeer weinigen oefeningen houdt, levende hij overigens rustig en stil en trachtende hij door handenarbeid en een klein winkeltje aan de kost te komen. En het volgend jaar (1831) luidt het tenslotte: wat Vijgeboom betreft, deze is geheel tot de gewone burgerstand teruggekeerd en zijn invloed in het godsdienstige is vervallen.Ga naar eindnoot35 We voegen er nog aan toe, dat Vijgebooms vrouw, Helena Spanjersberg, op 28 oktober 1833 in Axel overleed, 57 jaar oud. Ze was echtgenote van de toen 60-jarige winkelier Johan Willem Vijgenboom. Samen met hem had ook Jacobus Matthijs, musiquant, 28 jaar, in garnizoen in Axel, het overlijden aangegeven. Ze woonde in het huis wijk A, no. 128. In 1836 is Vijgeboom zelf uit Axel naar Walcheren vertrokken. Daar zullen we hem bij de Afgescheidenen aantreffen. Hij heeft dus niet ‘slechts korte tijd’ in Axel gewoond, zoals Meertens in zijn artikel vermoedde, maar van 1823-'36. Wel is zeker, dat hij soms af en toe vanuit Axel Nederland introk om hier en daar te oefenen, b.v. omstreeks 1830 ten noorden van het IJ en in ArnhemGa naar eindnoot36. Het oefenen kon hij nu eenmaal niet laten en daardoor bleef hij onder de ‘vromen’ enige bekendheid genieten. We besluiten dit hoofdstuk met het vermelden van nog een aantal onbekende bijzonderheden over het gezin van Vijgeboom in Axel. Eerst hadden we deze in de aantekeningen willen plaatsen, maar het bleek ons, dat er bij de schrijvers van scripties en de liefhebbers van lokale historie een gezonde drang bestaat om meer speciale bijzonderheden over Vijgeboom aan de weet te komen. Daarom plaatsen we onze opgespoorde gegevens maar in de tekst. Dat is eervoller dan deze naar de aantekeningen te verbannen. Al moet erbij gezegd worden, dat het lezen ervan misschien wat ‘splinterig’ overkomt en ook wat hersengymnastiek vergt. We schreven al, dat Vijgebooms tweede vrouw, Lena Spanjersberg eind oktober 1833 in Axel was overleden, 57 jaar oud. De weduwnaar bleef toen achter met zijn twee dochters, de 19-jarige GeertruijGa naar eindnoot37 en de 23-jarige Anna Catharina GeertruijGa naar eindnoot38. In 1834 kwam bij hem vanuit Schiedam inwonen zijn oomzegger en schoonzoon Jan Dirk Albert Vijgeboom, tuinman, een zoon van Vijgebooms broer Adolf, inmiddels getrouwd met Vijgebooms dochter Anna Catharina Geertruij (het was dus een huwelijk van neef en nicht). Het jonge echtpaar kreeg op 25 mei 1834 een zoontje, Adolf genoemd. En op 21 maart '36 schonk ook de jongste dochter, Geertruij, het levenslicht aan een zoontje, Cornelis, dat echter nog dezelfde dag overleed, een uur oud. Geertruij bleek een ongehuwde moeder te zijn. Waarschijnlijk woonde ze alleen in Axel, want op 7 april (1835?) was haar vader naar de gemeente Domburg op Walcheren vertrokken, en per 16 november '35 werden de namen van haar zus Anna Catharina Geertruij en die van man en zoontje wegens vertrek naar Domburg in het bevol- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kingsregister van Axel doorgehaald. Ook Geertruij vertrok naar St. Jan ten Heere bij Domburg, en trouwde ruim een jaar later - 13 januari '37 - met de 24-jarige arbeider Cornelis van der Bilt. Vader Vijgeboom had intussen nog een zoon, namelijk Willem Frederik, geboren Schiedam 7 september 1801. Uit het bevolkingsregister van Zaamslag blijkt, dat hij op 20 mei 1835 als tuinman in Zaamslag was komen wonen, met zijn vrouw Teuntje van OostGa naar eindnoot39. Het huis staat aangegeven als E6 no. 310. E6 bevindt zich op het domein van de buitenplaats Pauwvliet en het genoemde huis zal een arbeiderswoning geweest zijn. Sedert 1825 woonden in deze dienstwoning achtereenvolgens allemaal hoveniers, van wie Willem Frederik Vijgeboom sedert 20 mei '35 er één was. In maart '39 is hij vertrokken naar AxelGa naar eindnoot40. Op PauwvlietGa naar eindnoot41 - onder Zaamslag aan de weg naar Axel gelegen - verbleef zomers Josias Paulus, die in het laatste kwart van de 18e eeuw verscheidene perioden burgemeester van Axel is geweest. Later woonde er zijn dochter Joanna Maria, getrouwd met M.G. de Backer, kolonel in het Nederlandse leger. Hun dochter Petronella Françoise trouwde in 1825 - toen de Vijgeboom-groep in Axel net was uiteengevallen - met de bekende liberale ds. J. ab Utrecht Dresselhuis, predikant in Wolphaartsdijk, eerder in Hoofdplaat in westelijk Zeeuws-Vlaanderen. Via zijn (tweede) vrouw en haar broer - burgemeester van Axel - had hij het nieuws van de Vijgeboom-troebelen in Axel van nabij kunnen vernemen. In 1824 schreef hij onder het pseudoniem Transisalanus in een tijdschrift in liberale geest over de verschillende aard van het godsdienstig leven in het land van Axel en in westelijk Zeeuws-VlaanderenGa naar eindnoot42. Zijn artikel is uit dogmatisch-historisch oogpunt interessant, hoewel hij het niet altijd juist zag. We geven er in de aantekeningen enige passages uit weer.Ga naar eindnoot43 We eindigen ons hoofdstuk met een vraag, waarop we zo goed mogelijk een antwoord proberen te geven. Waarom is de Afscheiding van 1834 niet in Axel begonnen, in de tijd van Vijgeboom? Anders gezegd: Hoe kwam het dat diens optreden in Axel niet het begin werd van een landelijke afscheiding? En de activiteiten van ds. De Cock in 1834 in Ulrum in korte tijd wél respons vonden in het hele land? Aan b.v. de afgelegenheid van het gebied kon het niet liggen. Want zover het zuiden verwijderd is van het noorden, zo ver liggen Axel en Ulrum van elkaar vandaan, beide plaatsen aan een rand van het land. Als oorzaak is wel aangewezen, dat Vijgeboom te weinig prestige bezat, omdat hij geen dominee was. Hij had niet genoeg status, zo wordt dan gezegd. En De Cock bezat die als predikant wel. P.J. Meertens, die bovengenoemde vraag ook heeft trachten te beantwoorden, schrijft: Vijgeboom ‘was een onontwikkeld man, en geen academies gevormd predikant als De Cock en Scholte, hij schreef een stijl die niet alleen mat en kleurloos is, maar bovendien, zoals hij het zelf uitdrukt, gebrekkig, en die om zijn onbeholpen vorm de spotlust wekte. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Ook als redenaar heeft hij ongetwijfeld de meeslepende welsprekendheid van de leiders der Afscheiding gemist. Bewust heeft hij aangestuurd op een breuk met de kerk, maar het aantal van zijn volgelingen is te klein gebleken dan dat zijn pogingen succes konden hebben.’Ga naar eindnoot44 We veroorloven ons bij deze passages enkele kritische opmerkingen. Dat Vijgeboom geen academisch gevormd predikant als De Cock en Scholte was, stemmen we natuurlijk toe. Maar om nu te zeggen, dat hij een onontwikkeld man was en dat zijn stijl de spotlust opwekte, gaat o.i. te ver. Een onontwikkeld man schrijft niet zo vele boeken. Dat hij als redenaar de meeslepende welsprekendheid van De Cock miste, is mogelijk. Van beiden bestaan echter geen ‘bandjes’. En als Vijgeboom dan inderdaad niet zo meeslepend welsprekend was, hoe valt dan te verklaren, dat hij in het hele land een zeer bekend en veel gevraagd oefenaar was? Dan moet hij zijn gehoor toch geboeid hebben en wist hij het hart van het bevindelijke volk te bereiken. Is dit geen vorm van welsprekendheid? Naar ons inzien ligt de oorzaak van het niet aanslaan van Vijgebooms acties in Axel en wèl van die van De Cock in Ulrum mee hierin, dat De Cock meer ‘kerkelijk’ dacht en handelde dan Vijgeboom. De Cock was dus bevoegd gemeenten te institueren door het bevestigen van gekozen ambtsdragers. En daarmee zijn we toch weer terecht gekomen bij de in het begin genoemde oorzaak: de status van predikant. Echter niet met de sociologische bijbetekenis, dat De Cock ‘deftiger’ was dan Vijgeboom, de failliet gegane veehouder uit Schiedam, maar in de zin van: De Cock wilde zich niet door een groep op het schild laten heffen. Hij zag de kerk in haar geheel en wilde die reformeren. Vijgeboom ging uit van de vrije groep, van het conventikel en voelde zich daarin thuis. Terwijl De Cock juist de verstrooide gelovigen boven hun conventikels heeft uitgetild.Ga naar eindnoot45 Twaalf jaar na Vijgeboom belandde ook het land van Axel in het krachtenveld van de Cocksiaanse afscheiding. We gaan het in het volgend hoofdstuk behandelen. Vijgebooms actie was nog maar een eerste aanzet geweest, een voorspel zo men wil. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||
B. De eerste decennia van de Afgescheiden kerkWas de Vijgeboom-groep in 1824 door interne ruzies beginnen te verlopen, in 1836 onttrokken zich in het land van Axel opnieuw personen aan de Hervormde kerk. Van dit laatste was nu niet de oorzaak het optreden van een begaafd oefenaar, maar de schorsing en afzetting van een eenvoudige, toch ook begaafde dorpsdominee in de provincie Groningen, van ds. Hendrik de Cock in Ulrum. Dit had in de Hervormde kerk grote onrust verwekt, want De Cock kreeg in vele provincies aanhangers, ook in het land van Axel. Evenals Vijgeboom vóór zijn komst in Axel, had De Cock voordat hij in Ulrum tot zijn daad van Afscheiding kwam, al verscheidene geschriften gepubliceerd, waarin hij opwekte de besluiten van de nationale synode van Dordrecht 1618/19 in ere te houden. Vooral als het ging om de op die synode vastgestelde belijdenisgeschriften van de kerk, de zogenaamde drie formulieren van enigheid. Gelukkig beschikken we over fotokopieën van bewaard gebleven notulen van de gecombineerde kerkeraad van Axel-Neuzen-Zaamslag. En heel profijtelijk is ook, dat er een deskundig geschreven 75 pagina's tellend herdenkingsboekje bestaat (1938)Ga naar eindnoot1. We hebben er dankbaar gebruik van gemaakt en het aangevuld met de resultaten van eigen bronnenonderzoek. Als hoofdoorzaak van de Afscheiding geeft de inleiding van het notulenboek op, dat de synode van 1816 in 's Gravenhage gehouden ‘heimelijk en in sommige punten openbaar’ afweek van ‘de grond van de oude en beproefde leer der Godzaligheid, zoo als die volgens de meening van God de H. Geest in zijn Woord beschreven werd’. Het was nu duidelijk, dat de hele Hervormde kerk het ‘voetspoor’ van de nationale synode, in 1618/19 in Dordrecht gehouden, had verlaten, en dat Gods inzettingen voor ‘menschelijke’ moesten wijken. De Hervormde kerk was een ‘liberale’ kerk geworden, waarin een algemene genadeleer ‘ruimschoots’ aan onbekeerde en onboetvaardige zondaars werd verkondigd zonder de nadruk te leggen op ‘waarachtige bekeering tot God’. Als gevolg hiervan waren rechtzinnige predikanten afgezet, zodat overal in Nederland de ogen van Gods volk werden geopend en velen die trouwe predikanten waren gevolgd. Het was in 1834 begonnen met ds. De Cock in Ulrum in de provincie Groningen, ‘die aan de menschelijke instellingen en anti Gereformeerde belijdenis niet langer konde nog wilde vasthouden, maar wenschte in alle betrekkingen te reformeeren overeenkomstig Gods getuigenis en onze oude gereformeerde grondregels boven gemeld’. Kort daarna brak dit verder door onder de predikanten H.P. Scholte, S. van Velzen, A. Brummelkamp, A.C. van Raalte, H.J. Budding en G.F. Gezelle Meerburg. Het was verboden met meer dan 20 personen te vergaderen ‘om over de dingen rakende Gods Koningrijk te spreeken, of elkander te stigten met Psalmgezang en gebeden’. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Sommige predikanten kregen gevangenisstraf, andere werden door aanhoudende geldboeten ‘uitgemergeld’. Gemeenteleden die hun boete niet konden betalen, kwamen in gijzeling; ook werden op sommige plaatsen militairen ingekwartierd of de samenkomsten door soldaten uit elkaar gejaagd ‘zoodat zij geacht werden als veldhoenen op de bergen, en schapen ter slachtinge, zijnde een spot en smaad van alle roekeloze en verloren gaande wereldlingen’. Aldus het notulenboek. De eerste Afgescheidenen in het land van Axel organiseerden zich in het begin nog niet dadelijk in een eigen gemeente. Men wist eigenlijk niet goed, hoe men dit behoorde aan te pakken, maar besefte wel dat het moest gebeuren. Het blijkt uit een schrijven, dat J.P. Oggel op 5 november 1836 aan ouderling J. Minderhout in Middelburg richtte. In het voorbijgaan merken we op, dat Oggel enige weken eerder - met een brief gedateerd 18 oktober '36 - zich aan de Hervormde kerk van Axel had onttrokkenGa naar eindnoot2. In zijn schrijven aan de Middelburgse ouderling deelde Oggel mee, dat hij had gesproken met de ‘vrienden’ d.w.z. met hen die zich in Axel en omgeving ook wilden afscheiden of dit al hadden gedaan. Allen waren eenstemmig van oordeel ‘eerlang ene gemeente te formeren’. Na geklaagd te hebben ‘over hun eenzaam zijn’, verzocht Oggel vriendelijk informatie over ‘de regelen en orden, hoe een gemeente te formeren’. En hoe ouderlingen en diakenen gekozen moesten worden ‘overeenkomstig den Woorde Gods, en de gronden waar op dat aangevangen kon worden’. Ook wilde hij graag contact opnemen met ds. Budding. Waar was deze momenteel te bereiken?Ga naar eindnoot3 Bijna 3 maanden later - Axel 7 februari '37 - schreef Oggel weer naar Minderhout in Middelburg en verzocht o.a. ds. Budding op te wekken ‘om de hier aan zijne zorg toevertrouwde schapen een lettertje te schrijven’. En weer wat later - 29 maart '37 - bevestigde hij, dat hij het bericht van zijn benoeming tot correspondent van het 5e district (d.i. oostelijk Zeeuws-Vlaanderen) had ontvangen, met het verzoek om vrijwillige bijdragen voor het Ier aarstraktement te willen inzamelen. Het ging hierboven over de vraag: wat was de kerkelijke positie van de Afgescheidenen in het land van Axel, zolang daar nog geen officiële gemeente was geïnstitueerd. Hoe moesten ze hun ‘eenzaam zijn’ oplossen? Met die vraag hadden meer Afgescheidenen te kampen gehad, b.v. die in Goes. De broeders daar hadden als oplossing gevonden, dat ze contacten met de Afgescheiden gemeente van Middelburg hadden gezocht (die 10 maart '36 was geïnstitueerd). De kerkeraad van Middelburg wilde best adspirant-leden uit een andere streek opnemen, mits ze - schreven ze aan de Goesenaren - hun naam, leeftijd, beroep en woonplaats opgaven. En het zou heel gewenst zijn - bij een voldoend aantal leden - één of twee opzieners en een scriba aan te wijzen, die dan ‘onder het kerkbestuur van Middelburg’ zouden staan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het valt te begrijpen, dat de meeste Afgescheidenen in het land van Axel - niet allen - zich in het prille begin individueel aansloten bij de Afgescheiden gemeente van Middelburg, waar de zeer geziene ds. Budding de leiding had. Ook voegden zich enigen bij de gemeente te Borssele of te Krabbendijke, aan de overkant op Zuid-Beveland gelegen, waar al vroeg Afgescheiden gemeenten waren gesticht. Wellicht hadden Axelaren contacten met bepaalde Afgescheidenen aldaar. De grote man bij de Afgescheiding in Borssele op Zuid-Beveland was de landbouwer Jannis van de Luijster, die een tijd lang ook in westelijk Zeeuws-Vlaanderen had geboerd en nog kennissen had in het land van Axel: niemand minder dan Vijgeboom en Cornelis de Zutter, de kleermaker. In september '34 had hij hen in Axel eens opgezocht; ‘vroome menschen’ noemde hij hen in zijn dagboek; we hebben het al geschrevenGa naar eindnoot4. Wat precies de contacten met Krabbendijke waren, weten we niet. In de notulen zijn de namen van de eerste Afgescheidenen uit het land van Axel te vinden, met vermelding van de gemeente, waarbij ze zich hebben aangesloten. We hebben ze in de aantekeningen een plaatsje gegeven en eraan toegevoegd of ze uit Axel, Terneuzen of Zaamslag kwamenGa naar eindnoot5. Het betekende voor de Afgescheidenen in het land van Axel een welkome versterking, toen in 1837 de Middelburgse ouderling Ernst Moorhoff met zijn vrouw Anna FlippoGa naar eindnoot6 in omgekeerde richting de reis maakte en in Axel kwam wonen. Over deze Ernst Moorhoff (zijn naam wijst op Duitse afkomst) eerst enkele bijzonderheden. Hij was in 1791 geboren in Haarlem en woonde onder Koudekerke op Walcheren, waar hij tuinman was op de buitenplaats Torenvliet, even buiten Middelburg aan de Koudekerkse weg gelegen, toen eigendom van jhr. J.C. Schorer. Op dezelfde dag, dat de eerste Afgescheiden kerkeraadsleden van Goes en Baarland in Oudelande door ds. Budding waren bevestigd (zie hoofdstuk Goes), had de toen 44-jarige Ernst Moorhoff een godsdienstoefening van Middelburgse Afgescheidenen geleid in de zogenaamde Chinese tuin. Dit was een soort ‘uitspanning’ buiten de Langevielepoort op Koudekerks grondgebied gelegen. Huis en omgeving waren eigendom van jhr. W. Versluijs van St. Jan ten Heere bij Domburg, die het voor hun zondagse bijeenkomsten aan de Afgescheidenen van Middelburg had afgestaan. Moorhoff had een preek van Erskine, een Schotse schrijver, voorgelezen. Zijn activiteit was hem op een boete van ƒ 25,- komen te staan en had ook tot gevolg, dat hij als tuinman werd ontslagen. Deze tuinman Moorhof (zo wordt zijn naam meestal gespeld) kwam nu in Axel wonen (1837). Even eerder was tuinman Johan Willem Vijgeboom uit Axel verhuisd naar het grondgebied van de gemeente Domburg, naar de buitenplaats St. Jan ten Heere, waar jhr. W. Versluijs de Walcherse Afgescheidenen aan alle kanten hielp. Ernst Moorhof was zeer waarschijnlijk een broer van Dirk Moorhof, ook een tuinier, die in Hallum en Marrum (Fr.) ouderling bij de Afge- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||
scheidenen was geweest en in 1839 naar Workum (Fr.) verhuisde, omdat hij in Marrum ‘geen voldoende bestaan had’. Deze Dirk was ook in Haarlem geborenGa naar eindnoot7, op 14 november 1787. Van 1838-'62 heeft Ernst Moorhof de Axelse gemeente als ouderling gediend. Toen ds. Budding in 1839 bij de Afgescheidenen was weggegaan, heeft ds. Scholte de gemeente van Goes nog op E. Moorhof gewezen. Hij was bereid hem tot dominee op te leiden. Maar het is er niet van gekomen. Hij is op 28 maart 1873 in Axel overleden, 81 jaar oud, weduwnaar van Anna Flippo. | ||||||||||||||||||||||||||||
Eigen gemeente 1838Op de boerderij van Jan van de Wege onder Terneuzen in de zuidpunt van de Catspolder gelegen, kwamen op 19 januari 1838 manslidmaten van Axel en Terneuzen en ook enkele van Zaamslag samen met het doel een eigen gemeente te stichten. Daar werden tot ouderling gekozen Gerard Weijns, een landbouwer onder Terneuzen, en de hierboven al genoemde tuinman Ernst Moorhof uit Axel. En tot diakenen Jan van den Berge Mzn., een ‘koopman’ uit Terneuzen, en Johannes Pieter Oggel, een winkelier uit Axel. Pas in de zomermaand van dit jaar - 17 juni 1838 - werden de gekozen kerkeraadsleden officieel door ds. Budding in hun ambt bevestigd. Dat wil zeggen: alleen de beide diakenen, want E. Moorhof was immers indertijd al in Middelburg ouderling geworden en Gerard Weijns was ‘door hoogen ouderdom’ niet aanwezig. De plechtigheid vond plaats in de ‘schuit’ van de Baarlandse schipper Andries Steketee, die aan de kade van Baarland lag. Die 17e juni 1838 is de datum van de instituering van de Afgescheiden kerk van Axel-Neuzen (waarbij later nog Zaamslag kwam). Na de bevestiging van de beide kerkeraadsleden - de samenkomst was 's morgens om 9 uur begonnen - volgde er opnieuw een plechtigheid, namelijk de doop van 8 kinderen; één van resp. J.P. Oggel, P.H. de Pree, D. Minderhout, Andries van Doeselaar, A. van de Velde, Jan van den Berge, Pieter Willemsen en J. van den Broek. Nog 12 personen sloten zich diezelfde dag met hun kinderen bij de gemeente aanGa naar eindnoot8. Kort daarop volgde een nieuwe serie, nu van 13 personen, al of niet met kinderen. In 1839 werd het in de Afgescheiden kerk van Zeeland zeer onrustig, zo erg zelfs dat het op een scheuring uitliep. Het optreden van ds. Budding was hiervan de oorzaak. Eén van de strijdpunten was Buddings weigering om uit de nieuwe psalmberijming - die van 1773 - te laten zingen. Hij zelf koos hartstochtelijk partij voor de 16-eeuwse berijming van Petrus Datheen en wenste zijn keus aan de Zeeuwse gemeenten, waarvan hij toen algemeen predikant was, op te dringen. Daarbij kwam nog, dat de synode van Utrecht 1837 een nieuwe kerkenorde had aangenomen, in plaats van de oude Dordtse kerkenorde 1618/19 te handhaven. We voegen eraan toe, dat Budding zelf niet veel | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van een kerkenorde moest hebben, daarvoor was hij veel te individualistisch ingesteld. Men moest dus kiezen voor of tegen Budding, de man die zijn hoorders vooral emotioneel aan zich wist te binden. Ze wilden voor hem wel door het vuur gaan. We illustreren dit - wat het land van Axel betreft - met een brief, die de goed met de pen overweg kunnende Axelse diaken J.P. Oggel namens zijn kerkeraad aan die te Goes zond. Het schrijven is gedateerd, Axel, 4 april 1839.Ga naar eindnoot9 Na gemeld te hebben, dat hijzelf de vorige dag niet op de classisvergadering aanwezig had kunnen zijn, vervolgt hij: Thans beleven we ‘dagen van twist en verwarring’ als gevolg van de strijd om de oude en nieuwe psalmen. Ook de gemeente van Axel kreeg daarvan haar deel: ‘Andries van Doeselaar van ZaamslagGa naar eindnoot10 heeft in zijne bijeenkomst afstand gedaan van den nieuwen rijm onder het gebulder van een partij onbetamelijkheden...’. Terloops merken we op, dat deze 49-jarige schipper in 1823 al tot de Vijgeboom-groep had behoord. Oggel wilde niet pro of contra de oude psalmen kiezen, maar vond wel, dat men zich behoorde te onderwerpen aan de synodale besluiten, althans zeker zo lang ‘tot zij kunnen bewijzen, dat er ongoddelijke dingen plaats in hebben, want zonder orde en regel kan niets in stand blijven’. Zo dachten de meesten in het land van Axel erover; enkelen ‘volgen Doeselaartje’ (hier hebben we weer de typisch Zeeuws-Vlaamse gewoonte graag het verkleinwoord van eigennamen te gebruiken, met de gevoelswaarde: een mens moet zich maar niets verbeelden). Doeselaar c.s. meenden ds. Budding ‘niet te kunnen verlaten’. ‘Doeselaartje heeft aan Moorhof en mij eerder een brief geschreven, waar de antiliefde des naasten duidelijk in doorstraalt.’ In de brief aan Moorhof had hij o.a. geschreven, dat deze geprobeerd had hem (Doeselaar) en de zijnen ‘het zij door onkunde of door verleidinge... aan Baäl Peor te koppelen... om langs die weg mijn geweten te willen binden aan de Lampiaanse en fijne Pelagiaanse geest, gelijk in den nieuwen rijm van de Psalmen te vinden is, en klaar te zien is, als God om Christus' wille onze blinde ogen maar belieft te openen’. De lezer ziet het: bij ‘Doeselaartje’ gaat het: van dik hout zaagt men planken. Moorhof had hem (Doeselaar) ook willen binden ‘aan het Sinode van Utrecht en alle deszelfs nieuwe regels, en dat in plaats van aan de oude Dordtsche Synode van 1618-1619 om ons aan de oude rijmen en aan de kerkregels van dat Synode te verbinden, daar mijn harte al over twintig jaren aan gebonden is geworden; is dat nu die getrouwheid, die gijl, beloofd hebt voor God en de gemeente en hebt gij daar van onzen leeraar moeten aftrekken, Budding, die onder een biddend opzien tot het oude beproefde wenscht terug te brengen...’ (aldus Doeselaar). Wij hebben nog niet geantwoord, schrijft Oggel verder, en denken nog al, dat het besten is van het stil te laten leggen, en zien wat de Heere zal believen te werken, die alle harten in Zijn hand heeft... | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hij geve ons maar te zien welke de goede en wel behagelijke en volmaakte wille Gods zij’. In het bovengenoemde schrijven van Oggel vangen we heel duidelijk echo's op van enkele moeilijkheden, die zich voordeden in de prille Afgescheiden kerk van het land van Axel. Op de volgende classisvergadering - die van 3 juli '39 in Goes - was nu J.P. Oggel namens Axel-Neuzen wèl aanwezig. In deze werd gerapporteerd, dat Andries Doeselaar van Zaamslag zich ‘op zich zelven’ houdt ‘om reden van de oude Psalmen’. De classis verzocht de broeders van Axel en Neuzen er bij de opposant op aan te dringen ‘om te vereenigen’. Een maand later schreef de kerkeraad van Axel-Neuzen aan die van Goes, dat ze ‘met volkomen genoegen’ besloten hadden mee te werken aan de te Dordrecht te houden vergadering om tot een oplossing van de problemen te komen ‘tot opbouwing van de gemeenten in onze provincie die zoo zeer van een wort gescheurt’.Ga naar eindnoot11 En dan valt in oktober 1839 de slag: Budding weigerde ook maar iets toe te geven en kwam zo met zijn aanhangers buiten het kerkverband te staan. De breuk was een feit. Op de classis van 1 april 1840 werd gemeld, dat enige leden van de gemeente Axel-Neuzen zich bleven onttrekken aan het bijwonen van de kerkdiensten. Daar was natuurlijk ‘Doeselaartje’ uit Zaamslag met zijn (geringe) aanhang bij. Hen blijven vermanen, was het advies van de classis. Ze hadden zich bij Buddings vrije gemeente in Goes gevoegd, die niet alleen in heel Zuid-Beveland, maar zelfs in Zeeuws-Vlaanderen haar leden had wonen.Ga naar eindnoot12 In 1840 vond er een wisseling in de kerkeraad plaats. In het begin van dit jaar was er een gemeentevergadering bij de ‘landman’ Jan van de Wege in de Catspolder onder Terneuzen. Daarin werd toen met meerderheid van stemmen tot ouderling gekozen Jogchem van de Wege, in de plaats van Gerard Weijns, die verklaard had ‘door hoogen ouderdom’ niet langer meer in staat te zijn, zijn werk als ouderling te doen. Het is hier de plaats over Gerard Weijns en Jogchem van de Wege, beiden voormannen van de Afscheiding in Terneuzen, enige achtergrondinformatie te geven. De ‘hoge ouderdom’, waarop Weijns zich beriep, was 73 jaar, een voor die tijd zeker hoge leeftijd. Gerard Weijns was op 19 december 1766 in Ossendrecht (N.-Brab.) geboren. In 1791 werd hij in het bevolkingsregister van Terneuzen ingeschreven. als ‘landman, komende van Ossendrecht’. In ditzelfde jaar trouwde hij in Axel met Elisabeth Dieleman (geb. 1 juli 1763), die op 1 febr. 1836 in Terneuzen overleed; in hetzelfde jaar en dezelfde maand als Maria Dieleman, de vrouw van Jogchem van de Wege. In 1799 kocht Gerard Weijns de hoeve ‘Zeldenrust’, even verder dan de boerderij van Van de Wege aan de oostkant van de weg Terneuzen-Axel gelegen, bij het gehucht Driewegen. Hij woonde er op van 1799-1835, waarna hij werd opgevolgd door zijn zoon François Weijns, gehuwd met Elisabeth Willemsen.Ga naar eindnoot13 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Op 30 juni 1857 is de oude Gerard Weijns in de gemeente Terneuzen overleden, oud 90 jaar, landbouwer, zoon van Jan Weijns en Catharina Huizers, weduwnaar van Elisabeth Dieleman. We herinneren ons nog, dat enkele tientallen jaren geleden de hoeve Zeldenrust in wit en blauw was geschilderd. Jogchem van de Wege (1774-1852), geboren op de hoeve ‘De Leeuwtjes’, bezat nog al wat land in de Zuidpolder en behoorde daarmee tot de vermogendste ingezetenen van Terneuzen. Hij woonde op de Oudelandse Hoeve. Dit was de boerderij in de Zuidpolder bij Driewegen, even ten oosten van de weg naar Terneuzen. De laatste bewoners hiervan waren van 1936-'67 Levinus de Feijter en Janna Cornelia Huijssen. Van 1915-'36 hadden Jan Huijssen en Janna Adriana Paulina Dieleman op deze vroegere boerderij van Jogchem van de Wege gewoond. Jogchem van de Wege is 11 oktober 1852 overleden, 78 jaar oud, geboren te Neuzen, rustend landbouwer, zoon van schepen Daniël van de Wege en Maria van der Hofstede, weduwnaar van Maria Dieleman. Laatstgenoemde was 16 februari 1836 plotseling overleden op het moment, dat de familie bij elkaar aan tafel zat. Ze was een kleindochter van schepen-griffier Jan Dieleman en van Magdalena de Zutter. In zijn dagboekGa naar eindnoot14 wijdt de schoonzoon van Jogchem van de Wege, namelijk Nicolaas Bakker (1793-1868) ook een passage aan het ontstaan van de Afscheiding in het Terneuzense gebied. Zijn gegevens kloppen echter niet helemaal. Niet in 1843 hebben de Afgescheidenen de ‘vrijheid’ gekregen: de gemeente van Axel-Neuzen werd al op 21 januari '41 door de regering erkend, en op 12 januari 1844 die van Zaamslag. En de bijeenkomst in de schuur van Jogchem van de Wege bij Driewegen (het ‘Naeykussen’), waarin ds. Cornelis van der Meulen uit Goes voorging ‘voor eene groote schare menschen’, vond niet plaats in 1841, maar op 2 augustus 1840. De schare toehoorders was inderdaad groot, zeer groot zelfs. We gaan nu wat details van deze samenkomsten geven. | ||||||||||||||||||||||||||||
Proces-verbaal 2 augustus '40Dit wordt ons mogelijk gemaakt, doordat we beschikken over twee processen-verbaal van deze op 2 augustus 1840 gehouden godsdienstoefeningen. Het waren er in totaal drie geweest.Ga naar eindnoot15 Hierin verklaarden veldwachter Pieter van Fraaijenhove en de ‘geregtsdienaar’ Jacobus Broekman - beiden met standplaats Terneuzen - dat ze zondagmorgen 2 augustus '40 tussen 8 en 9 uur naar de hofstede van Jogchem van de Wege in de Zuidpolder waren gegaan. Daar hadden ze ‘eene ontelbare schare verzamelde mannen, vrouwen en kinderen’ aangetroffen, die zich zowel in als buiten de schuur bevonden. Een zekere Cornelis van der Meulen, ‘partikulier, woonachtig te Middelharnis’, stond net ‘eene redevoering’ te houden over Hosea 2:18 en 19.Ga naar eindnoot16 Als kansel deed dienst een boerenwagen, die op de dorsvloer van de schuur was neergezet, met daarop een tafel en stoel. Toen de veldwachter aan Van der Meulen vroeg of hij toestemming had een dergelijke bijeenkomst te leiden, antwoordde deze, dat hij permissie | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van het Ministerie had. Volgens zijn zeggen, keurde de ene rechtbank het goed en de andere niet. Van der Meulen kreeg nu te horen, dat zo'n samenkomst verboden was en dat er dus ‘relaas’ moest worden opgemaakt, als de vergadering niet uiteen ging; waarop Van der Meulen reageerde met: ‘het is wel, gij moet uwen dienst doen’. Nu sprak de veldwachter Jogchem van de Wege aan en zei, dat deze als wethouder toch wel wist, dat dergelijke ‘vergaderingen’ niet plaats mochten vinden en dat hij verplicht was proces-verbaal van het voorgevallene op te maken. Van de Wege antwoordde laconiek, dat hij niet anders verwachtte. In het proces-verbaal lezen we verder, dat de politiemensen hadden geconstateerd, dat er aan weerskanten van de uitgangsdeur van de schuur een ‘gesloten armbus’ hing en een dito in één van de stallen. Vóór het uitspreken van de zegen had Van der Meulen de menigte nog verzocht bij het uitgaan een gift in één van die bussen te doen. Nadat iedereen was vertrokken, had Van de Wege die bussen eraf gehaald. Dit was voor de veldwachter het sein hem te verzoeken de bussen te openen en het geld te tellen. Dan kon het bedrag in het proces-verbaal worden opgenomen. Van de Wege had echter geantwoord, dat dit nu niet kon gebeuren, maar dat hij het bedrag tot de laatste ‘penning’ bij hen zou laten bezorgen (hij bedoelde waarschijnlijk het totaalbedrag opgeven). 's Middags waren de beide politiedienaren tussen één en twee uur opnieuw naar de boerderij van Jogchem van de Wege gestapt. Daar troffen ze weer een schuur vol mensen (‘ontelbare schare’) aan. Van der Meulen preekte nu - zittend achter een tafel op een stoel op de ‘boeremenwagen’ - over zondag 3 van de Heidelbergse catechismus (Over de verdorven aard van de mens). Vooraf had Van de Wege enige verzen uit de bijbel voorgelezen. Toen hem werd gezegd, dat er ook nu een proces-verbaal zou komen, had hij in gelijke geest als 's morgens geantwoord: ‘Ik kan er niets van zeggen, gij moet uwen dienst doen.’ Voordat Van der Meulen aan zijn preek was begonnen, had hij eerst nog 7 kinderen gedoopt. De notulen noemen ons de doopvaders: 1 van Jan van den Berge, 1 van Jacobus Lamaitre, 2 van Jacobus van den Berge, 2 van Jacobus Krokkee, en 1 van P. de Meester. De laatste twee doopvaders kwamen uit Zaamslag, de eerste drie uit Terneuzen. Om 5 uur in de namiddag was de derde dienst begonnen; Van der Meulen preekte nu over Hebr. 12:1 en 2 en na het eind van zijn preek had hij Jogchem van der Wege ‘geïnstalleerd’ als ouderlingGa naar eindnoot17. En de gevolgen? Op 31 augustus 1840 veroordeelde de arrondissementsrechtbank te Goes ds. Van der Meulen tot ƒ 100,- boete. Ook Jogchem van de Wege, de eigenaar van de schuur, zoon van Daniël, 66 jaar oud, landbouwer, geboren en wonende te Neuzen, kreeg ƒ 100,- te betalen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Uit het kerkelijk levenEnkele dagen vóór de hierboven beschreven godsdienstoefeningen van zondag 2 augustus '40, was Van der Meulen al ‘in het land’ gekomen, gehoor gevend aan een smeekbede van diaken Jan van den Berge uit Terneuzen. Deze had hem geschreven, dat er in de gemeenten in het land van Axel ‘dringende behoefte’ bestond aan ‘de woorden des levens’. In ruim 2 jaar was de doop niet meer bediend.Ga naar eindnoot18 Op donderdag 30 juli was Van der Meulen gearriveerd en had de volgende avond in Axel bij timmerman Jan de Pree in huis 4 kinderen gedoopt, van Axelse ouders, namelijk 1 kind van J.P. Oggel, 1 van P.H. de Pree, en 2 van Jan de Pree. Twee dagen later had hij in het gebied van Terneuzen en Zaamslag 7 kinderen gedoopt, we schreven het al. Het kerkelijk leven in Axel en Neuzen was goed georganiseerd. Volgens ds. Scholte was er ‘een zeer goede kerkeraad’Ga naar eindnoot19 (namelijk de ouderlingen Ernst Moorhoff te Axel en Jogchem van de Wege te Neuzen, met de diakenen Joh.P. Oggel te Axel en Jan van den Berge te Neuzen). De kerkeraadsvergaderingen werden geregeld gehouden. Ze begonnen in de zomer om 2 uur en in de winter om 1 uur. Zo werd althans in het najaar van 1840 bepaald. Wie te laat kwam, kreeg 25 cent boete voor de kerk te betalen en wie om onwettige redenen verstek liet gaan, kon op ƒ 1,- boete rekenen. Vijf jaar later bracht men een variant aan: 10 cent per uur voor de telaatkomer. We vragen: over welke tijdsaanduiding beschikte men toen? Op papier klopte het allemaal precies. En de praktijk? In de kerkeraadsnotulen van vele Afgescheiden gemeenten in het hele land komen we het dreigen met dergelijke boetebepalingen tegen. Maar het strakke systeem verslapte al spoedig om dan geruisloos te verdwijnen. In elk geval geeft het wel aan, dat de 2 ouderlingen en de 2 diakenen in de gemeente van Axel-Neuzen hun taak serieus wilden opvatten. In het begin werden de kerkeraadsvergaderingen altijd bij één van de ouderlingen aan huis gehouden. Ze woonden niet dicht bij elkaar, want Ernst Moorhoffs huis stond binnen Axel en Jogchem van de Wege woonde ten zuiden van Terneuzen bij Driewegen. Dit duurde tot in 1842 zowel Axel als Terneuzen een eigen sober kerkgebouwtje kregen met een bijbehorend consistorietje. Pas in 1842 kwamen er een ouderling en een diaken voor Zaamslag bij. Op 1 juli '42 vergaderde de kerkeraad voor 't eerst bij ouderling Jacobus de Jonge in Zaamslag aan huis. Hij was schoenmaker van beroep. Belangrijke gegevens over de kerkelijke toestand van de gemeente Axel-Neuzen eind 1840, worden we gewaar uit een schrijven door de kerkeraad gezonden aan ds. H.P. Scholte te Utrecht, en gedateerd Axel, 30 november 1840. Het stuk staat in de notulen opgenomen. Ds. Scholte had deze inlichtingen nodig, omdat hij persoonlijk contact had gehad met de nieuwe koning Willem II en met hem over de zaak van de Afscheiding had gesproken. Begin januari '41 stuurde hij hem volgens belofte een ‘Verslag’ toe met informatie over de toestand van de gemeenten, waarmee hij in de provincies Utrecht, Zuid-Holland, Noord- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Holland, Zeeland en Gelderland in relatie stond. Aan de hand van een aantal vragen had Scholte de diverse kerkeraden eerst om inlichtingen verzocht. Zo'n verzoek had ook de kerkeraad van Axel-Neuzen ontvangen, die de 10 vragen ‘zoo getrouw mogelijk’ had beantwoord. We geven er nog de volgende antwoorden uit door:
| ||||||||||||||||||||||||||||
Erkenning Axel-Neuzen 21 januari 1841Een belangrijke dag in het kerkelijk leven van een Afgescheiden gemeente was de datum, waarop deze door de regering werd erkend. Dan hoefde de veldwachter niet meer te komen tellen of er soms meer dan 20 bezoekers per samenkomst waren; en van de kant van de burgerlijke overheid waren geen vervolgingen meer te vrezen. Als de erkenning afgekomen was, kon men zich ook de luxe van een eigen kerkgebouwtje permitteren. Er waren nog wel meer voordelen. Het is waar, in sommige gemeenten leefde onder invloed van ds. Budding een sterke weerzin tegen dit aanvragen van de ‘vrijheid’, maar in de gemeente Axel-Neuzen was de grote meerderheid vóór. Al in januari 1840 had de gecombineerde gemeente Axel-Neuzen een verzoekschrift om erkenning naar de koning gezonden. Dit rekest was door 43 personen ondertekend, als volgt verdeeld: voor Axel 16 handtekeningen en voor Terneuzen 27. We hebben die stukken onder ogen gehad en geven hier de namen door, met bij allen zoveel mogelijk de voornamen voluit, en aangevuld met enige genealogische data en zo mogelijk het beroep. De echtparen hebben we bij elkaar geplaatst. Uit Terneuzen waren het de volgende 27 personen, van wie 3 met een kruisje hadden getekend (ze konden dus niet schrijven). Voorop gingen de ouderling Jogchem van de Wege en diaken Jan van den Berge Mzn., koopman, geboren te Neuzen 21 juni 1809 en zijn vrouw Neeltje Elisabeth de Pree, geb. Neuzen 26 juli 1807. Verder kwamen: Maria Klaassen, geb. Neuzen, 6 oktober 1822 (ze was getrouwd met de molenaar Daniël van Wijck, geb. Neuzen 19 febr. 1814). Krina Donze, rentmeester, geb. 16 jan. 1795 te Hoek, ongehuwd, in mei 1836 gekomen van Zaamslag, overleden 1 feb. 1842. Adriana Verpoorte, rentmeester, geb. 11 oktober 1776 te Liefkenshoek, weduwe in mei '36, van Zaamslag gekomen, overleden te Axel 11 sept. 1847. Ze woonde met Krina Donze in Terneuzen op hetzelfde adres (no 141 wijk A). Jan Kamerik, scheepstimmerman, geb. Neuzen 10 november 1800 en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zijn vrouw Maria Cornelia de Smidt, geb. Neuzen, 29 juni 1809 (ze had met een kruisje getekend). Jan van de Wege, geb. Neuzen 19 april 1778, overleden 7 mei 1847, landman, en zijn vrouw Janna Dekker, geb. Neuzen 15 sept. 1781. Jan van de Wege en Jogchem van de Wege waren broers. François Weijns, landman, geb. Neuzen 14 dec. 1804 en zijn vrouw Elisabeth Willemsen, geb. Zaamslag 30 maart 1800. Hij was een zoon van Gerard Weijns. Pieter de Meester Mzn., werkman, geb. Neuzen 13 mei 1811, in november 1834 van Borssele gekomen. Hij was getrouwd met Janna Blanche, geb. Goes september 1810, eveneens in 1834 van Borssele gekomen. Gerard Weijns, rustend landbouwer, weduwnaar Levina Bakker, werkvrouw, geb. Neuzen 13 aug. 1796. (Ze was getrouwd met Hermannus de Regt, arbeider, geb. 26 nov. 1790 te Neuzen.) Cornelis Leunis Abz., geb. Neuzen 28 sept. 1823, schippersknecht, overleden 22 juni 1891. Hij was getrouwd met Susanna Leynsen, geb. 25 okt. 1827 en overleden 4 maart 1898. Jacomina van de Wege, dienstmeid, geb. Neuzen 21 feb. 1818. Ze was een dochter van ouderling Jogchem van de Wege. Jacobus van den Berge, timmermansknecht, geb. Neuzen 17 maart 1807 en zijn vrouw Jozina Verlinde, geb. Neuzen 8 nov. 1808. Jacobus Lamaitre, broodbakker, geb. Axel 15 maart 1793 en zijn vrouw Janne keKolijn, geb. Hoek 19 dec. 1800. Willem van Tatenhove (had met een kruisje getekend), geb. Hoek 10 feb. 1797, landman, gekomen van Hoek 3 mei 1807, overleden 19 nov. 1847, en zijn vrouw Sara Scheele, geb. Zaamslag 30 sept. 1796, gekomen van Zaamslag 5 mei 1820. Cornelis Klaassen, schipper, geb. Neuzen 20 jan. 1773, overleden 10 feb. 1848, en zijn vrouw Janneke Keukelaar (had met kruisje getekend) geb. Neuzen 30 aug. 1774. Tenslotte hadden nog getekend Elisabeth Vijgenboom en haar zoon. J.W. van den Broek. Ze was een dochter van de bekende oefenaar J.W. Vijgenboom en getrouwd met L. van den Broek uit Schiedam. Uit Axel hadden getekend:
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||
We merken hierbij nog op, dat voor Neuzen 13 mannen en 14 vrouwen en voor Axel 7 mannen en 9 vrouwen hadden getekend. De zusters waren dus - wat de ondertekening betreft - even in de meerderheid. Bij Koninklijk Besluit van 21 januari 1841 no. 153 kwam de positieve reactie uit Den Haag af. In het verzoekschrift stond, dat men resp. te Axel in de woning van Ernst Moorhoff en te Neuzen in die van Cornelis Leunis Azn. de kerkdiensten zou houden. | ||||||||||||||||||||||||||||
ZaamslagAls logisch vervolg op het bovenstaande vermelden we hier nog, dat het naburige Zaamslag, waar de Afgescheidenen zich in 1842 hadden georganiseerd, bij K.B. van 12 januari 1844 no. 110 door de regering was erkend. Het verzoekschrift uit Zaamslag was gedateerd 8 juni '43 en door 31 personen ondertekend. Men zou kerken ‘in het huis wijk A no. 81', kadastraal sectie F. nr. 744. In 1854 hielden de Afgescheidenen in Zaamslag hun diensten in een kerkje in de Kiezelstraat. Het boogvenster in de schuur van een bakkerij herinnert hier nog aan.
Restant van het eerste Afgescheiden kerkje van Zaamslag in de Kiezelstraat, hoek Rozemarijnstraat (1854). Momenteel de schuur van een bakkerij.
De linkerrij van de ondertekenaars geeft de namen van 15 mannen, de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||
rechter die van 16 vrouwen. We hebben de echtparen zoveel mogelijk bij elkaar gezet, met tussen haakjes de naam van hem of haar die niet had getekend. Ouderling Jacobus de Jonge, geboren Zaamslag 20-11-1805, schoenmaker en zijn vrouw Jacomina van Wijck, geb. Zaamslag 27 sept. 1811. Diaken Jan van Fraeijenhove, geb. Zaamslag, 15 febr. 1795, vleeshouwer, en Maria Leunis, geb. Zaamslag 24 juli 1798. Jacobus Krokké, geb. Zaamslag 26 maart 1802 en Dingetje de Jonge, geb. Zaamslag 20 juni 1801, arbeidster. Krijn Willemsen, geb. Zaamslag 8 jan. 1796, arbeider en Cornelia van Kerkvoirt , geb. Zaamslag 15 dec. 1799, arbeidster. Marinus van Kerkvoirt, geb. Zaamslag 21 okt. 1810, arbeider (zijn vrouw Adriana Scheele, geb. Zaamslag 28 maart 1812 overleed 27 april 1843). Jan Frederik Beijerlé, geb. Philippine 17 okt. 1785, landman en Cornelia Willemsen, geb. Zaamslag 25 jan. 1790, landbouwster. Anthony Willemsen, geb. Zaamslag 24 december 1782, visser en Jacoba de Zeeuw, geb. Zaamslag 8 jan. 1791. Jacobus de Ruijter, geb. Neuzen 6 nov. 1816, vissersknecht en Tanneke Willemsen, geb. Zaamslag 20 juli 1818. Jacobus de Ruijter zal wel op het schip van zijn schoonvader hebben gevaren. De 4 bovengenoemde personen stonden op één adres ingeschreven. Pieter de Pree, geb. Axel 7 juli 1772, particulier (en zijn vrouw Maatje Berbera Paasse, geb. Hontenisse 9 okt. 1779). Jacob Rookus, geb. Aardenburg 14 febr. 1799, hoefsmid en Maatje Koekkoek, geb. Hoek 10 november 1806. C. van Langevelde, dit kan zijn Christiaan, geb. 9 dec. 1809 Neuzen, werkman, of Christiaan geb. 13 sept. 1810 Zaamslag. Joos Kolijn, geb. Axel 9 juli 1788, arbeider en Maria de Pooter, geb. Zaamslag 16 juni 1793, arbeidster. Hendrik Moens, geb. Colijnsplaat, 30 aug. 1790, pakkendrager, en Mechelina Leunis, geb. Zaamslag 12 juli 1796, winkelierster. Jan de Putter, geb. Zaamslag 7 april 1813, landman en Anna Scheele, geb. Zaamslag 20 mei 1818, landbouwster. Johannes Platteeuw, geb. Hoek 4 april 1812, schoenmaker en Anna Joris, geb. Zaamslag 17 juli 1813, dienstmeid. Neeltje Koster, geb. Zaamslag 11 januari 1789, winkelierster. (Ze was getrouwd met Levinus de Putter, geb. 17 juli 1782 Zaamslag, arbeider.) Berbera Houg, geb. Zaamslag 26 nov. 1808 (ze was getrouwd met Daniël Riemens, geb. Zaamslag 8 okt. 1797, timmerman). Jacomina de Groote, geb. Zaamslag 22 juni 1818, ongehuwd. Maatje Engels, geb. Vlissingen 14 juni 1816 (ze was getrouwd met Hendrik Leunis, geb. Zaamslag 3 sept. 1813, schipper).Ga naar eindnoot21 De eerste plaats van samenkomst, waarmee de gemeente te Zaamslag zich beholpen heeft, was oorspronkelijk een schuur, zo goed en zo kwaad als het ging in orde gebracht om er kerkdiensten in te kunnen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||
houden. Op 20 juni 1844 werd ze in gebruik genomen. Het was alles nog heel primitief. In juni 1851 besloot men het kerkgebouw grondig te vernieuwen. In diezelfde maand is er in de kerkeraadsnotulen sprake van het ‘fundamentleggen’ van de kerk en het ophalen van stenen. En in november van hetzelfde jaar (1851) werden de zitplaatsen verhuurd:
Zo hadden de Afgescheidenen in Zaamslag hun eerste kerkje gekregen. In totaal was voor de kerkbouw uitgegeven ƒ 2237,32½. Aan vrijwillige bijdragen was opgebracht ƒ 1.001,05; J. Lensen, een vooraanstaand Afgescheidene uit Terneuzen, had ƒ 1000,- geleend, zodat nog ƒ 236,27 te betalen overbleef.Ga naar eindnoot22 En hoe was het met de Afgescheiden kerkgebouwtjes in Axel en Terneuzen gegaan? | ||||||||||||||||||||||||||||
Eigen kerkgebouw in Axel en TerneuzenDe Afgescheidenen daar konden na de verkregen erkenning serieus gaan denken over het bouwen van een eigen kerkgebouwtje. Maar hoe moest dit worden gerealiseerd en waar moest het komen te staan? Aanvankelijk voelde men er wel voor het op Zoutespui te plaatsen. Spui, zoals het gehucht in de volksmond werd en wordt genoemd, lag immers mooi centraal in ‘het middelpunt des Lands’, om de woorden van de notulen te gebruiken. Inderdaad ligt Spui op gelijke afstand van Axel, Terneuzen en Zaamslag, ongeveer 5 km van elke plaats. Er viel voorlopig toch niet aan te denken in elke plaats een kerkje te bouwen, meende men. In de gemeentevergadering van 16 februari 1841 werd dit plan ter sprake gebracht; 21 manslidmaten waren opgekomen.Ga naar eindnoot23 Na stemming bleek, dat 17 stemmen voor Spui en 3 voor Axel of Terneuzen waren; er was één onthouding. Wat de financiële kant van de zaak betrof: men zou na taxatie een stuk grond kopen van Jac. de Jonge (Zaamslag) en ieder kon aandelen à ƒ 100,- tegen 4% nemen. Van deze mogelijkheid maakten de volgende personen gebruik:
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Men vond dit voorlopig genoeg om te kunnen beginnen. Maar zie, anderhalve maand later bleek men het toch ‘onraadzaam’ te vinden het kerkje op Spui te plaatsen. Er werd besloten het in Axel naast het huis van ouderling Moorhoff (in de moestuin van diaken J.P. Oggel) te bouwen - 16 ellen lang en 8 ellen breed. Dit was ongeveer op de plek van de tegenwoordige Gereformeerde kerk in de Kerkdreef. En zo is het gebeurd. Aan het eind van 1841 was het Axelse kerkje klaar. Met een preek over Psalm 132:3, 4 en 5 is het door ds. Van der Meulen uit Goes in gebruik genomen.Ga naar eindnoot24 Het was dus alles vlot verlopen. Toen Spui als plaats van kerkbouw verviel, had men (toch!) besloten zo mogelijk in twee plaatsen een kerkje neer te zetten, in Axel en Terneuzen. In Terneuzen waren echter wat meer moeilijkheden te o ver winnen geweest. In de kerkeraadsnotulen van januari '42 lezen we, dat Jogchem van de Wege - de grote man in Terneuzen - voorstelde om ook in Neuzen een kerk te bouwen. Hiertegen werden als bezwaren ingebracht, dat de gemeente ‘nog zoo zwak is’, en dat er op hen ‘die buiten ons zijn’, die dus nog geen lid waren, niet gerekend kon worden, omdat ‘die zich later (soms bij het minste voorval) weer zouden kunnen onttrekken’. Cornelis Leunis meende, dat men het om het geld niet hoefde te laten. Hij wilde ‘er wel alleen borg voor zijn, en zegt dat het gebouw er moet komen, al zou hij het alleen zetten’ (!). Op dit punt van de discussie gekomen, stelde Oggel voor om eerst samen Ps 133:3 te zingen (‘Waar liefde woont gebiedt de Heer de zegen...’). Of dit zingen niet zo van harte ging of dat er weer wat krakeel ontstond, we weten het niet, maar J.P. Oggel verklaarde in elk geval, dat hij niet meer mee wilde doen, als de kerk er zó moest komen. Om uit de moeilijkheden te geraken, stelde Jogchem van de Wege voor om op dezelfde manier als in Axel gebeurd was, aandelen op te nemen. Er was ongeveer ƒ 5000,- nodig. Op staande voet tekenden de volgende personen in:
Dus samen ƒ 3400,-, zodat er nog een tekort was van ƒ 1600,-. Omdat er nu nog wel meer mensen zouden zijn die aandelen wilden nemen, en die nu niet aanwezig waren, besloot men de zaak nog even aan te zien. Op de volgende kerkeraadsvergadering bleek het bedrag nog met ƒ 1700,- te zijn opgevoerd, nl.
zodat het totaalbedrag nu ƒ 5100,- was. Men besloot te gaan bouwen. En op zondag 7 augustus '42 heeft ds. Van der Meulen het kerkje in | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gebruik genomen. Het stond op de plek van de tegenwoordige Gereformeerde kerk in de Noordstraat. | ||||||||||||||||||||||||||||
Eigen domineeIn dezelfde tijd dat de gemeente Axel-Neuzen haar eigen kerkgebouwen probeerde klaar te krijgen, deed ze ook al haar best een eigen dominee rijk te worden. In juli '41 besloot de gemeente een beroep uit te brengen op Nicolaas Haasnoot te Katwijk, die echter nog tot dominee moest worden opgeleid! De gemeente Axel-Neuzen zou dan zijn studiekosten en die van zijn levensonderhoud voor haar rekening moeten nemen. Op 20 juli was deze Haasnoot voor een bespreking in Axel op de kerkeraad aanwezig. Hij genoot blijkbaar nu al hoge achting van de Zeeuws-Vlaamse broeders, want hij werd al dadelijk in een commissie benoemd, die een heel vervelende financiële zaak - waarbij een diaken was betrokken - kreeg uit te zoeken. Om praktijkervaring op te doen? Ook ging hij aan het eind van de vergadering in dankzegging voor en tenslotte zongen de 15 aanwezige manslidmaten nog ps. 133:3.Ga naar eindnoot25 Zes dagen later werd de officiële beroepsbrief naar Haasnoot gezonden. Kort daarop verzocht J.P. Oggel namens de kerkeraad aan die te Dordrecht om hulp in de preek voorziening. Want slechts om de 10 weken kwam een dominee in het land van Axel preken. Weliswaar was Haasnoot van Katwijk beroepen, maar die moest nog de hele opleiding volgen. En daarom zou Oggel graag zien, dat de gemeente van Dordrecht haar pas gekomen predikant P.M. Dijksterhuis verlof gaf eens naar het land van Axel te gaan. Wat de reisgelegenheid betrof, die was heel gunstig, omdat er elke zaterdag een stoomboot van Rotterdam naar Terneuzen voer, en Terneuzen lag maar 2 uur gaans van Axel. Tegelijkertijd stuurde Oggel aan ds. Dijksterhuis een uitnodiging, waarbij deze er wel op bedacht moest zijn, - als hij kwam - ‘van een vroeg getij’ gebruik te maken (dus rekening houden met eb en vloed). Op 10 augustus nam Haasnoot het beroep aan en schreef verdere regulering te zullen afwachten. Een paar weken later besliste de kerkeraad, dat Haasnoot voor de opleiding contact moest opnemen met ds. Brummelkamp. Het is echter op niets uitgelopen, want na wat heen en weer geschrijf beschouwde de kerkeraad het beroep als ‘een afgesneden zaak’Ga naar eindnoot26. Wat daarvan precies de oorzaak was, is ons onbekend. Wie nu? Het oog viel op de 35-jarige Joh. Laurens Lankhorst. In een gemeentevergadering werd gevraagd of deze Lankhorst ‘student in de Godgeleerdheid’ niet iets voor de gemeente kon zijn. Hij had al driemaal in Axel-Neuzen gepreekt en ieder kon dus een indruk hebben van ‘zijn talent en gaven’. Alle aanwezigen bleken wel vóór een beroep te zijn, maar voorzichtigheidshalve zou nog een commissie van 2 leden - Jan van Fraayenhove en Jacobus de Jonge - naar Schiedam en Schoonhoven reizen om daar informaties over hem in te winnen. We merken hierbij op, dat Lankhorst in Schoonhoven enige jaren hulponderwijzer was geweest, waar hij om zijn separatistische gevoelens was ontslagen. In 1841 benoemde | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de kerkeraad van Schiedam - waar toen ds. Brummelkamp stond - hem tot hoofd van een op te richten christelijke school. Maar door tegenwerking van de overheid kwam die school er niet, en nu was Lankhorst theologie gaan studeren. Men zou in Schiedam aan Brummelkamp vragen, hoe lang die studie nog moest duren en hoeveel de gemeente gedurende die tijd zou moeten bijdragen in het onderhoud van het gezin Lankhorst. In Schoonhoven kon men dan informeren naar ‘het gedrag en den wandel’ van Lankhorst. Vielen de inlichtingen gunstig uit, dan zou men hem de beroepsbrief overhandigen; zo niet, dan moest eerst nog nader met de gemeente worden overlegd.Ga naar eindnoot27 Inmiddels was er een kaper op de kust verschenen, want vlak daarop beriep ook de gemeente van Middelburg student Lankhorst. Daarover waren de broeders in het Axelse en Neuzense zeer gebelgd en op de provinciale vergadering verklaarden ze, dat de broeders in Middelburg bestraft dienden te worden, omdat dezen het beroepingswerk in Axel en Neuzen ‘bemoeilijkt’ hadden. Ze kregen de vergadering op hun hand en deze sprak uit, dat de broeders in Middelburg hierin ‘niet getrouwelijk hebben gehandeld en alzoo in dezen grootelijks te bestraffen zijn’.Ga naar eindnoot28 Enige maanden later bracht de commissie rapport uit over haar bevindingen in Schiedam en Schoonhoven. Van ds. Brummelkamp had ze vernomen, dat de duur van Lankhorsts studie nog wel 1½ à 2 jaar zou zijn (en dat dan nog ‘zonder de talen’). En wat de verzorging van zijn gezin betrof, deze diende de gemeente geheel voor haar rekening te nemen. Hiertegen had de commissie ingebracht, dat de gemeente te zwaar zou worden belast, als ze zo lang een heel gezin kreeg te onderhouden, maar dat men wel bereid was jaarlijks 3 à ƒ 400,- bij te dragen in de studiekosten. Brummelkamp bleef echter bij zijn standpunt. Vervolgens was de commissie naar Schoonhoven gereisd en had daar o.a. met Lankhorst zelf gesproken. Na de ingewonnen inlichtingen te hebben aangehoord, besloot de kerkeraad Lankhorst en ds. Brummelkamp te berichten, dat men van het beroep afzag. Hoewel ds. Van der Meulen uit Goes zijn uiterste best heeft gedaan het beroep van Lankhorst weer op gang te krijgen - wat hem ook lukte! - en Lankhorst persoonlijk nog een keer op een kerkeraadsvergadering is verschenen, was het eind van het lied toch, dat deze in augustus '42 schriftelijk meldde, dat hij bedankte. Vooral in Zaamslag - waar Jac. de Jonge pas ouderling was geworden en J. van Fraayenhove diaken - leefde verzet tegen het beroepen van Lankhorst. Rest ons hier nog te vermelden, dat Lankhorst een kleine 2 jaar later in Middelburg dominee werd. Daar is hij reeds enkele maanden na zijn bevestiging overleden (19 mei 1844). In dezelfde vergadering, waarin het bedankje van Lankhorst werd voorgelezen, vestigde de praeses, ds. Van der Meulen, de aandacht op de Hervormde ds. J.J. Knap te Aarlanderveen (in Zuid-Holland ten noorden van Zwammerdam gelegen). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||
We keken even van deze naam op. Hoe kwam ds. Van der Meulen daar nu bij? Wat was dat voor een dominee? Na onderzoek bleek, dat Jan Jakob Knap, een bakkerszoon uit Amsterdam, in Leiden theologie had gestudeerd en in 1829 proponent was geworden. Aarlanderveen werd zijn derde gemeente (1836-'43). Zijn vorige standplaats was Heerde (1832-'36), waar hij contacten met ds. Brummelkamp uit het naburige Hattem had. Hierdoor had - zoals we lazen - Knaps geestelijk leven zich verdiept. Daar hebben we het dus: invloed van Brummelkamp. Mogelijk had Brummelkamp op hem geattendeerd. Al in juni 1839 had de Afgescheiden kerkeraad van Leiden er bij ds. Knap - de vriend van ds. Brummelkamp - op aangedrongen met de Hervormde kerk en haar organisatie te breken. Zeker is, dat ds. Knap uitgesproken rechtzinnig was, maar - zoals we zullen horen - de Hervormde kerk niet wilde verlatenGa naar eindnoot29. De kerkeraad van Axel-Neuzen benoemde een commissie die deze ds. Knap zou bezoeken. Hierin werden benoemd ds. Van der Meulen met P. de Koeijer en Jac. de Jonge. Al in de volgende vergaderingGa naar eindnoot30 bij E. Moorhof in Axel aan huis gehouden, brachten ze verslag uit van hun bezoek aan ds. Knap. Ds. Van der Meulen had ds. Knap eerst verteld, dat - na lezing van zijn geschriften - de gemeente van Axel-Neuzen met hem één (‘vereenigt’) was in de leer, maar dat men nu ook graag wilde weten, hoe hij dacht over de ‘regering’ van de kerk. Ook op dit punt bleek eensgezindheid te bestaan. Tenslotte had ds. Van der Meulen nog aan ds. Knap gevraagd ‘of hij nog iets goeds verwachtte van het Hervormd Kerkgenootschap, waarop deze neen had geantwoord’. Met algemene stemmen werd nu besloten ds. Knap te beroepen op een traktement van ƒ 900,- per jaar met vrij wonen, of anders ƒ 1000,- per jaar, maar dan moest hij zelf voor een woning zorgen. Hij mocht verder kiezen of hij in Axel of Terneuzen wilde wonen; reiskosten kwamen voor rekening van de gemeenten. Maar ook ds. Knap bedankte. Het staat echter niet in de notulen vermeld. We vonden de bedankbrief in het archief van ds. Van der MeulenGa naar eindnoot31. Ds. Knap schreef o.a.: ‘dat de beroeping mij als overviel’. Vooral ‘de godvruchtige wijze’, waarop het beroep werd uitgebracht ‘maakte het mij onduidelijk om hetzelve af te slaan zonder ernstige overweging... ik heb geen vrijheid gevonden het kerkgenootschap bij hetwelk ik dienende ben, te verlaten. Wáártoe de redenen hiervan UEd. voorgesteld?’. Hij wenste te blijven, waar hij nog de vrijheid had ‘naar de inspraak van mijn hart te prediken’. Dus in de Hervormde kerk. We hebben hierboven eens in details het beroepingswerk beschreven om een beeld te krijgen van de moeilijkheden, die zich in de prille begintijd van de Afgescheiden kerken voordeden als het erom ging een eigen dominee aan de gemeente te verbinden. Het was eigenlijk dringend nodig, dat er in het land van Axel een dominee kwam, want aan de ene kant groeide de gemeente wel wat, maar aan de andere kant vielen er ook leden af. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Zo werd in april '43 een niet gering aantal personen van de ledenlijst afgevoerd, omdat ze toch nooit meer in de kerk kwamen en door hun daden toonden zich in feite aan de gemeente te hebben onttrokken. Ze hadden zich aangesloten bij de vrije gemeente van ds. Budding in Goes. Onder hen was ook Andries Doeselaar uit Zaamslag met zijn gezin, die we al eerder in dit hoofdstuk als een vurig aanhanger van ds. Budding hebben leren kennen.Ga naar eindnoot32 Toch is in het land van Axel in die tijd nooit een Budding-gemeente of een officiële gemeente onder het kruis ontstaan. Omstreeks 1860 in Axel wèl een zg. Bakkeriaanse gemeente, d.w.z. volgelingen van de latere ds. Daniel Bakker, in Hoek geboren. In wezen was het een Ledeboeriaanse gemeente. Waarschijnlijk hebben zij, die zich toen aan de Afgescheiden kerk hadden onttrokken, zich teruggetrokken in gezelschappen of conventikels. Er is weinig van bekend. We volgen intussen nog even het beroepingswerk. Op 27 april '43 werd in een vergadering met manslidmaten met algemene stemmen het voorstel aangenomen om de bijna 50-jarige ds. Hendrik Geert Klijn van Kockenge (U.) te beroepen. Namens de gemeente Axel-Neuzen-Zaamslag werd hem dit bericht. We lezen in dit schrijven, dat men al lange tijd gebeden had om een eigen herder en leraar te bezitten. En nu was hij op de volgende ‘gronden’ beroepen:
Uit een schrijven van ds. Klijn aan de kerkeraad van Axel-Neuzen-Zaamslag blijkt, dat hij ‘woensdagavond 28 juni’ na een goede reis uit Zeeland in Kockenge was teruggekeerd.Ga naar eindnoot34 Hij schreef verder in de typisch piëtistische stijl van die tijd: ‘De nog dagelijksche overdenkingen aangaande het regt broederlijk verkeer in U midden ondervonden, is voor mij steeds zoet en zalig. Na mijn terugkomst uit Zeeland levert de uitgebrachte roeping vernieuwde stof van overdenking; ja het is dagelijks mijne verzuchting tot den Heere, dat Hij mij onderwijze in den weg die naar zijn wil, tot heil zijner kerk en tot bevordering van de uitbreiding van Gods Koningrijk dienstbaar zij. Ik mag het niet verbergen: de begeerte mijns harten slaat meer en meer over, zoo het 's Heeren wil is, mij te verplaatsen naar dat gedeelte in ons vaderland, daar de Heere door zigtbare teekenen zegt ‘Heft uwe oogen op en aanschouwt de landen, want zij zijn alrede wit om te oogsten. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Joh. 4:34-38 kan voor mijne overdenkingen wel eens regt aangenaam zijn. Het is dierbaar voor het hart in het geloof te rusten in God, die naar zijnen wijzen raad mij en de gemeente die roept, en de gem. alhier leiden zal tot zijn eer en tot heil der gemeenten...’ ‘Broeders, zoo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn. Ik wensch op 's Heeren wenken te blijven zien, Hem te volgen, mij onbepaald aan zijne regeering over te geven. Opent de Heere de weg, ik ben bereid te volgen; maar zoo de Heere sluit, Hij beware mij door vleeschelijke middelen die geslotene weg zelf te willen openen. Zie daar Broeders mijne tegenwoordige stand.’ Ds. Klijn wilde vervolgens graag nadere informatie over de ‘stand’ van de gem. Axel-Neuzen-Zaamslag; ‘het is voor elk wedergeborene toch zoo begeerlijk zoo wel opregt jegens elkander als voor den Heere te verkeeren’. En omgekeerd mocht (en moest) ook de beroepende gemeente inlichtingen inwinnen over persoon en werk van de te beroepen dominee. De uitslag? Ds. Klijn is niet naar het land van Axel gegaan; in april '45 wel naar Middelburg als opvolger van de een jaar eerder in Middelburg overleden ds. Lankhorst, ooit ook eens in Axel-Neuzen beroepen geweest.
Het duurde hierna een hele tijd voordat de kerkeraad het beroepingswerk weer aanpakte. Pas in de notulen van 17 maart '46 lezen we, dat men inlichtingen zou inwinnen over ‘den Leeraar Beunke omtrent Gurkom’, met wie bedoeld werd de nog jonge ds. H.G. Bömke, die in 1844 predikant in Giessendam was geworden (en al in 1847 is overleden). We hebben in de notulen over deze poging niets meer gelezen, maar wel, dat 2 maanden later in het kerkgebouw te Terneuzen een gemeentevergadering werd gehouden, waarin de ouderlingen J. van de Wege en J.A. VerborstGa naar eindnoot35, en de diakenen D.C. de Pree en F. Weijns aanwezig waren, met nog 35 manslidmaten.Ga naar eindnoot36 Het voorstel was: ds. A.G. de Waal van Winterswijk beroepen. Vóór het beroep stemden 34 aanwezigen, 3 andere - hoewel vóór - zouden graag zien, dat ds. De Waal het ambtsgewaad ging dragen; en C. Leunis en Jac. Leunis waren tegen, omdat hij in Winterswijk dit predikantskostuum niet droeg (mantel met bef, korte broek). In menige Afgescheiden gemeente in het hele land heeft deze kwestie van het ambtsgewaad veel emoties losgemaakt en nog in hetzelfde jaar (1846) zou de synode van Groningen er een uitspraak over doen om de door deze kwestie soms verhitte gemoederen tot bedaren te brengen. In de andere ‘delen’ van de gemeente (Axel en Zaamslag) werd het voorstel ds. De Waal te beroepen met algemene stemmen aangenomen. Ook de overige gemeenten in Zeeland hadden geen bezwaren en dus kon enkele dagen later de beroepsbrief, met een schrijven aan de gemeente Winterswijk, worden voorgelezen en verzonden.Ga naar eindnoot37 Maar och arme, er deed zich een onverwachte complicatie voor: de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||
kerkeraad in het land van Axel kreeg geweldig op zijn kop. Namens de classis Winterswijk had ds. J. Wildenbeest van Varsseveld een brief geschreven, waarin het op ds. De Waal uitgebrachte beroep ‘zondig en berispenswaardig enz.’ werd genoemd. Wat dit ‘enz.’ inhield, staat niet vermeld, maar het zal ook wel niet veel moois zijn geweest. Als reden van die sterke afkeuring stond opgegeven, dat de beroepsbrief aan de Leraar was gericht en niet aan de classis! Voor een goed begrip moeten we hier het volgende zeggen: ds. Wildenbeest en zijn aanhangers hadden aparte gedachten over het verroepen van een dominee d.w.z. het beroepen van een dominee die al een gemeente had. Deze gemeente èn de classis hadden te beslissen over de plaats, waar een beroepen predikant mocht werken. Toen ds. Wildenbeest enkele jaren later (1848) zelf in Goes was beroepen, kwam hij met dezelfde onhoudbare theorie aan. Ouderling Geense uit Goes toonde dit aan: Als een gemeente én een classis hadden te beslissen over de plaats waar een beroepen predikant diende te werken, dan werd vergeten, dat die beide instanties ook maar uit mensen bestonden (zie hoofdstuk IV Goes). | ||||||||||||||||||||||||||||
Ds. Apollonius Gerardus de Waal, aug. 1846-22 april '55De kerkeraad van Axel-Neuzen-Zaamslag liet zich niet van de wijs brengen, ds. De Waal zelf ook niet. Op 17 augustus '46 presideerde hij voor het eerst een kerkeraadsvergadering, maar hij woonde toen nog niet officieel in het land van Axel. Want op dezelfde datum besloot de kerkeraad een scheepje naar Zutphen te sturen om daar het huisraad van ds. De Waal op te halen. Een probleem was nog: Waar moest ds. De Waal komen te wonen. In Terneuzen of in Zaamslag? Dominee moest zelf maar kiezen, vond de kerkeraad.Ga naar eindnoot38 Welnu, hij loste de moeilijkheid op een merkwaardige manier als volgt op: hij legde twee briefjes op tafel; op het ene stond Neuzen, op het andere Zaamslag. Vervolgens liet hij - na vooraf te hebben gebeden - een kind komen om één van die beide papiertjes van tafel te nemen. Het pakte het briefje met Neuzen.Ga naar eindnoot39 Maar in Terneuzen bleek niet zo gemakkelijk een geschikte woning te vinden; in Zaamslag wel. Daar was het huis van A. Dieleman beschikbaar als pastorie, voor ƒ 60,- per jaar. In mei 1850 verhuisde het gezin weer naar Terneuzen. Hij was, toen hij in genoemde gemeente dominee werd, bijna 33 jaar oud en nog geen jaar eerder getrouwd met Geertruida Verbeek. Na een aantal jaren onderwijzer te zijn geweest, ging hij als huisonderwijzer naar zijn geboorteplaats Delft terug, waar hij zich bij de Afgescheidenen aansloot, hoewel zijn familie daar sterk tegen was. Na eerst door ds. G.F. Gezelle Meerburg te Nieuwendijk (N.-Br.) en daarna door ds. Van Raalte te Ommen en ds. Brummelkamp te Arnhem te zijn opgeleid, werd hij eind oktober 1845 kandidaat. Ruim een maand later verbond hij zich aan de kleine gemeente te Winterswijk (2 decem- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ber '45) en toen hij het beroep naar het land van Axel aannam, was het nog maar een goed half jaar verder. | ||||||||||||||||||||||||||||
EmigratieAl spoedig na zijn komst kreeg ds. De Waal te maken met het ingrijpende verschijnsel van de landverhuizing naar N.-Amerika. Ook in het land van Axel raakten vele Afgescheidenen door de ‘Amerikaanse koorts’ aangetast. Geen wonder, want hun landelijke leiders, zoals ds. Van Raalte en ds. Scholte gaven het voorbeeld door met een grote groep aanhangers zelf de oceaan over te steken, resp. in 1846 en '47. Ds. Van der Meulen wilde eerst niet, maar ging later toch wel. Het betekende voor vele gemeenten een ware aderlating o.a. met als gevolg dat hun financiële basis veel smaller werd, maar ook met het ongedachte bij-effect, dat problemen verdorden en tegelijk hiermee verdwenen. | ||||||||||||||||||||||||||||
Uit het kerkelijk levenBij het doorlezen van de kerkeraadsnotulen viel het ons op, dat er toen ook al sprake was van een ingrijpend probleem met de jeugd d.w.z. men zat met de vraag, welke houding aan te nemen t.o.v. ‘hen die zich gedurig schuldig maken aan het bijwonen der openbare vermakelijkheden, zooals kermissen, koopdagen en hoogtij dagen’. Dat het daar losbandig en woest kon toegaan, wist iedereen. De kerkeraad vond, dat het moeilijk uit te maken viel wat wel of niet geoorloofd was, maar was wel van oordeel, dat er zeker zonde in lag, als de kinderen werd toegestaan, ‘de openbare vermaken bij te wonen’. Met algemene stemmen werd dan ook besloten de jongelui, die zich hadden misdragen, te vermanen en hen te laten beloven ‘die plaatsen voortaan te vlieden en zich te onthouden van zulk een ongeregeld pad’. Anders werden ze als dooplid geroyeerd en ‘gelijk gesteld met alle anderen, die niet tot de gemeente behooren’.Ga naar eindnoot40 Op 3 januari '53 (na oudejaarsavond en nieuwjaarsdag!) vergaderde de kerkeraad weer, nu te Axel. Opnieuw werd gesproken over ‘kinderen der gemeente’, die zich schuldig hadden gemaakt aan ‘buitensporigheden’. Ze zouden worden bezocht en moesten nu kiezen. Als ze geen beterschap wilden beloven, zouden hun namen van de preekstoel worden afgelezen. En mochten ze zich weer komen te ‘misgaan’, dan werden ze van de gemeente ‘afgevoerd’. De kerkeraad liet het niet bij vermaningen. Inderdaad viel het besluit ‘wegens ongeregeld gedrag de navolgende kinderen te censureren’ en dan geven de notulen ons de namen van 5 meisjes en 2 jongens. | ||||||||||||||||||||||||||||
Iets over ds. De WaalToen ds. De Waal nog in Zeeuws-Vlaanderen stond, kreeg hij al een zekere landelijke bekendheid. In 1849 had hij een preek laten drukken ten bate van noodlijdende christenen in Noord-Brabant. En in 1851 was hij lid van de synode van Amsterdam, in 1854 van die in Zwolle. Later | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zou hij het ook nog zijn van de synode van Leiden (1857) en van Amsterdam (1866). En van 1866-'68 was hij curator van de Theologische school. Ook was hij medewerker aan De Bazuin, het in 1853 opgerichte kerkelijke weekblad (Gereformeerde Stemmen uit de Chr. Afgesch. kerk in Nederland). In juni 1854 verscheen daarin een bijdrage van zijn hand, geschreven met het oog op de komende synode van Zwolle, waarvan hij lid was en waarop o.a. het besluit zou vallen in Kampen een Theologische school te stichten.Ga naar eindnoot41 Eendracht was de titel van De Waals artikel, waarin hij - naar hij zelf aangaf - Krummachers Leerredenen, 1849, bladzijde 243 vrij had gevolgd.Ga naar eindnoot42 In De Bazuin zijn ook bewijzen van zijn ‘dichterlijke’ gaven te vinden. In het nummer van 1 november '53 vonden we een gedicht van 7 coupletten, elk van 10 regels, met als titel ‘Wekstem’. In mei '54 kreeg ds. De Waal van zijn kerkeraad toestemming - op weg naar de synode van Zwolle - in het vacante Kockenge te preken. Of het nu mee een gevolg van die diensten was, weten we niet, maar hij kreeg een beroep en eind januari '55 deelde hij mee, dat hij het had aangenomen. Dinsdag na Pasen preekte hij zijn afscheid en eind april '55 werd hij in Kockenge bevestigd. In totaal heeft hij 10 gemeenten gediend, ook nog een paar jaar die van Amsterdam, waar de geleerde en latere dr. A. van de Linde hem het leven zuur maakte. Van hem kreeg ds. De Waal het bittere en onrechtvaardige verwijt te horen, dat hij in Amsterdam in 2 jaar meer had afgebroken, dan Van Velzen in 15 jaar had opgebouwd. In 1859 - De Waal was toen net naar Assen vertrokken - ging Van de Linde met een groep aanhangers zelfs apart vergaderen.Ga naar eindnoot43 In 1889 is ds. De Waal overleden. Over zijn Zeeuwse tijd lezen we in zijn In memoriam: ‘Maar zijn leven is niet geweest zonder strijd. Zo hij veel met gejuich heeft mogen maaien, hij heeft ook onder tranen gezaaid. In Zeeland, waar hij overigens zooveel liefde had ondervonden, dat hij zelfs verzen heeft gedicht op ‘dat goede land’, had hij een moeilijk arbeidsveld. Drie gemeenten moest hij tegelijk bedienen. Ook had hij er vooral in het laatste van zijn bijna 9-jarig verblijf, te worstelen met ziekte en hevige aanvechtingen van de Satan.’ En het In memoriam vervolgt: ‘In andere gemeenten wachtte hem de strijd weer in andere vorm. Hij werd als een geoefend krijgsknecht van Christus op moeilijke posten geroepen, waar hij soms zeer bitter moest ondervinden hoe ook in de gemeente van J. Chr. de werkelijkheid kan vloeken tegen haar heerlijk ideaal. De rustverstoorder volgde de man des vredes haast op den voet; lijden was in hoge mate zijn deel.’Ga naar eindnoot44
De gemeente Axel-Neuzen-Zaamslag was dus in 1855 weer vacant geworden. Hoe moest het verder? Men vroeg aan ds. P.J. Oggel, de expredikant van Utrecht, of hij iemand kon aanbevelen. Deze geboren en getogen Axelaar had begin juli '55 afscheid genomen van zijn gemeente te Utrecht, omdat hij beroepen was door de Hollands-Gereformeerde | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gemeente in Grand Haven (Michigan). Hij ging dus emigreren naar Noord-Amerika, maar bleef de hele winter '55/'56 nog in Axel, waar zijn vader, diaken Joh.P. Oggel, woonde. De 26-jarige Pieter Jan Oggel was niet de eerste de beste. In 1854 had hij een benoeming gekregen tot docent aan de op te richten Theologische school in Kampen, waarop hij niet had durven ingaan.Ga naar eindnoot45 Aan deze streekgenoot vroeg men nu advies bij de vervulling van de vacature. Hij attendeerde op ds. J.Ph. Sluijter van Boskoop, die de eerstkomende zondag in Baarland kwam preken. Dit lag dichtbij, aan de overkant van de Schelde op Zuid-Beveland en het was dus een prachtige gelegenheid om er een hoorcommissie op af te sturen.Ga naar eindnoot46 Spijtig genoeg moest deze op een volgende vergadering rapporteren, dat men ds. Sluijter niet had kunnen beluisteren en spreken, omdat hij al vertrokken was. De commissie zou nu met ds. Oggel meereizen naar Holland, om hem daar te gaan horen. Waarschijnlijk is dit plan niet uitgevoerd, want er deed zich een veel betere mogelijkheid voor: op 12 augustus '55 kwam Sluijter zelf in Terneuzen preken. Men besloot echter nog geen beroep op hem uit te brengenGa naar eindnoot47, want - overwoog men - zou ds. Oggel zelf niet de komende winter de gemeente tijdelijk als predikant willen dienen? En zo is het gebeurd. Vanaf juli '55 tot april '56 heeft hij in de gecombineerde gemeente Axel-Neuzen-Zaamslag pastorale werkzaamheden verricht. Vóór zijn vertrek naar Amerika verscheen van zijn hand een bundel met 4 preken, onder de titel: ‘Leerredenen tot Aandenken achtergelaten bij zijn vertrek naar Noord-Amerika door P.J. Oggel, vroeger predikant bij de Chr. Afgescheiden Gemeente te Utrecht. Uitgegeven te Kampen, bij S. van Velzen Jr. 1856. Zijnen Hooggeschatten Leermeester Den Weleerw. Heer A. Brummelkamp, Leeraar aan de Theol. School te Kampen, worden deze leerredenen ten blijke van hoogachting en erkentelijkheid opgedragen door den schrijver.’ In het Voorwoord lezen we o.a.: ‘Men heeft mij om een aandenken gevraagd, en dewijl ik in mijn Vaderland heb overwinterd, en geheel in strijd met mijne gedachten tot heden daarin gebleven ben; dewijl ik in deze vacante gemeente, welke ik tegenwoordig bedien, wel gestadige, maar toch geen drukke bezigheden heb, meende ik dit verzoek niet van de hand te mogen wijzen.’ En verder: ‘Ik sta gereed mijn vaderland te verlaten, en naar ver verwijderde oorden mij te begeven. Heeft mijn begeerte zich sedert lang reeds uitgestrekt naar Amerika, het heeft den Heere behaagd, te Zijnen tijde mij van eene plaats, waaraan ik niet gedacht had, geheel ongezocht, eene hartelijke en eenparige roeping te doen toekomen, en ik heb haar aangenomen. Had niet de ongesteldheid van mijnen dierbaren Vader mij wederhouden (nadat ik deze regelen geschreven en verzonden had, werd mijn Vader weggenomen, Openb. 14:13), ik ware reeds lang naar Grand Haven vertrokken. Het is den Heere bekend waartoe. Weldra echter | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||
hoop ik naar de plaats mijner bestemming mij te begeven. En hoe wijd wij ook op de levenszee van elkander mogen dwalen, onder het geleide van onzen dierbaren stuurman, den oversten leidsman en voleinder des geloofs, komen wij allen ééns aan dezelfde haven; aan de haven die in het nieuw Jeruzalem ons voert. Axel, Februaru 1856.’Ga naar eindnoot48 Op 29 april 1856 is ds. P.J. Oggel met zijn broers J.M. en E.C. en zijn zuster D.M. uit Hellevoetsluis vertrokken om de Atlantische Oceaan over te steken. | ||||||||||||||||||||||||||||
Ds. Sietse Oenes Los, 21 nov. 1856-28 april '67Nadat in 1856 de keus tweemaal zonder het gewenste resultaat op ds. J. Bavinck uit Hoogeveen was gevallen, werd in oktober met gunstig gevolg de 53-jarige ds. S.O. Los van Werkendam, een voormalige schipper, met 49 van de 60 stemmen beroepen. Zijn traktement zou, met vrij wonen, ƒ 80,- per maand bedragen met de gevaarlijke toevoeging dat, als de financiën het niet toestonden, het bedrag zou verlaagd worden tot ƒ 60,- per maand, uiteraard ‘na christelijk overleg’. In De Bazuin vonden we het volgende berichtje over zijn intree en bevestiging: ‘De dag van 21 november j.l. was ons een dag van ware blijdschap en gebedsverhoring, omdat onze geroepen leraar S.O. Los werd bevestigd in zijn heilige dienst door ds. C. Steketee, die tot grondslag van zijn leerrede had 2 Tim. 2:15. Daarna deed onze nieuwe leraar op zondag de 23e zijn intree naar aanleiding van 1 Cor. 2:2, tot stichting en blijdschap van een talrijke menigte. De Heer en Koning zijner Kerk ondersteune Z.Ew. met zijn genade en kracht, opdat hij als dienstknecht des Heeren dienen moge tot vertroosting van het erfdeel des Heeren en tot opbouwing van Gods Kerk in deze streken. Namens de kerkeraad van Axel, Neuzen en Zaamslag.’Ga naar eindnoot49
In ds. S.O. Los had de gemeente een zeer ijverige ‘Herder en Leraar’ gekregen. Voor enkele biografische gegevens over deze sympathiek overkomende domineesfiguur, verwijzen we naar het hoofdstuk over Baarland, zijn volgende standplaats, waarheen hij in 1867 uit het land van Axel is vertrokken.Ga naar eindnoot50 In de notulen komen we herhaaldelijk de naam van zijn zoon Oene tegen (in 1842 geboren). Toen hij 15 jaar oud was, besloot de kerkeraad op de provinciale vergadering te vragen of Oene direct naar de Hogeschool in Kampen kon gezonden worden of dat hij eerst nog enig lager onderwijs diende te volgen. Het antwoord was: laat de jongen maar direct naar Kampen gaan, per 1 augustus 1857.Ga naar eindnoot51 Bijna 3 maanden later lag er een schrijven van Oene Los op de kerke- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||
raadstafel, waarin hij het volgende bedrag declareerde:
Het bedrag moest worden betaald uit het fonds Axel-Neuzen-Zaamslag. Weer 3 maanden later bedankte Oene Los de kerkeraad voor de ontvangen financiële steun, wat voor de kerkeraad aanleiding was de gemeente op te wekken het studentenfonds beter te bedenken, want het bedrag, dat nu via de collecten binnenkwam, was ontoereikend. Vakantie had een dominee in die tijd amper. Trouwens, wie wel? In april 1858 mocht ds. Los voor 8 à 10 dagen op reis gaan, en in augustus van dat jaar kreeg hij toestemming met zijn zoon, de student, naar Kampen te gaan en daar een zondag over te blijven. Niet alleen op zondag moest dominee preken, ook had hij - tenminste in de wintermaanden - een weekbeurt voor zijn rekening te nemen. In oktober '58 werd afgesproken, dat ds. Los op donderdag om beurten in Zaamslag en Axel zou preken, en in Terneuzen op woensdagmiddag om 2 uur (dan was het marktdag). Omstreeks het begin van de jaren '60 heerste er in de driedelige gemeente Axel-Neuzen-Zaamslag enige onrust als gevolg van het optreden van de oefenaar - later dominee - Daniël Bakker. We merkten het ook in de kerkeraadsnotulen van de gemeente, die we nu aan het behandelen zijn. Twee met name genoemde broeders, beiden uit Axel, konden niet meer geloven, dat de Chr. Afgescheiden kerk de kerk van Christus was. De kerkeraad zou ‘bij een gepaste gelegenheid’ met de dwalende leden praten. In de notulen van 20 februari 1861 wordt gesproken over leden ‘die gaan horen naar hen, die buiten de kerk oefening houden, terwijl er bij ons Zondags prediking is’. In de notulen van 25 februari '63 worden 5 personen met name genoemd, die zich aan de gemeenschap van de Afgescheiden kerk hadden onttrokken.Ga naar eindnoot52 In april van hetzelfde jaar was er een lid in Zaamslag, dat bezwaren had zijn kind te laten dopen, omdat hij ‘geen goed licht’ had of de Afgescheiden kerk wel de ware kerk was. Een commissie zou hem opzoeken; als hij bleef bij zijn standpunt, dan zou de mogelijkheid van censuur worden overwogen. In 1867 duikt de naam D. Bakker weer in de notulen op. Andries van Dixhoorn - die tot de volgelingen van Bakker had behoord - wilde zich met zijn kinderen bij de Afgescheiden gemeente voegen. Maar de moeilijkheid was: die kinderen waren door Daniël Bakker gedoopt. En was dit een wettige doop te noemen? Men zou het op de prov. vergadering vragen. Nee, besliste deze, niet wettig. De broeders uit Axel waren het hiermee niet eens, en wisten hun collega's uit Neuzen en Zaamslag te overtuigen. Dus ging er een protest naar de volgende prov. vergadering. Deze bleef echter bij haar beslissing. En de Axelaars bleven bij hun protest. Het kwam opnieuw in behandeling. Om tot overeen- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||
stemming te komen, breidde de prov. vergadering haar besluit als volgt uit: de doop van de kinderen van Van Dixhoorn zou men nu verder laten rusten, maar de kinderen, die na 2 oktober '67 ‘bij D. Bakker of Kruisgemeente of dergelijken, die zich onwettig hebben opgeworpen, gedoopt zijn, niet als gedoopte kinderen te erkennen en aan te nemen’.Ga naar eindnoot53 | ||||||||||||||||||||||||||||
Opening Christelijke schoolWas in de jaren '40 van de vorige eeuw in het land van Axel al serieus gedacht over het stichten van een Christelijke school, van een bijzondere school Ie klasse zoals het heette, het zou tot 1858 duren, voordat er in Terneuzen een dergelijke school in gebruik kon worden genomen en pas in november '64 werd die in Axel geopend. In het herdenkingsboekje Tot een naam.., is daarover al een en ander geschreven, zodat we ons nu beperken tot het weergeven van een verslagje van de opening van de Axelse school. We vonden het in het weekblad De BazuinGa naar eindnoot54. Bij die opening voerde ook de voorzitter H.J. van den Berge het woord. Deze Van den Berge was koopman in granen en levensmiddelen en fabriceerde ook stijfsel; vandaar zijn bijnaam ‘Heine Stiefsel’. Tot 1930 toe heette de Chr. school in Axel in de volksmond wel de ‘Stiefselschool’Ga naar eindnoot55. We geven nu het verslag hier grotendeels weer: ‘Axel, 14 nov. 1864 - Deze dag mag waarlijk een zeer heuglijke genoemd worden, omdat heden de opening van onze Byzondere Christelijke school met veel plechtigheid plaats vond. Nadat de vergadering geopend was, liet ds. Los zingen ps. 119:17 en ging voor in gebed. Hierna schetste de voorzitter van het bestuur in korte trekken de aanleiding tot de oprichting en tevens de strekking van deze Byz. Chr. school, Hierna sprak hij over de noodzakelijkheid van het Christelijk element in het onderwijs en wees de hoofdonderwijzer J. van Doorn op zijn grootse en gewichtige taak. De ouders wekte hij op met de onderwijzer samen te werken, overeenkomstig hun verplichting. En hij eindigde met een hartelijk woord van vermaning aan de leerlingen, en wekte alle aanwezigen op om door zedelijke en stoffelijke middelen deze school te steunen en te helpen uitbreiden. Hierop werd door ds. Los kort maar indrukwekkend geantwoord en het een en ander nader ontwikkeld. Nu kwam de hoofdonderwijzer aan het woord. Hij zei het gewicht van zijn taak te gevoelen en wees bestuur, oprichters, ouders en leerlingen op de grote daden des Heeren, en sprak zijn begeerte uit het onderwijs door Gods genade dienstbaar te maken aan een Christelijke opvoeding, die het kind zijn betreurenswaardige toestand van nature voorstelt en het tevens de weg aanwijst om in de ware betrekking tot God door Christus te geraken. Nadat de vergadering gezongen had ps. 119:5, kreeg J. Mulder, de hoofdonderwijzer te Neuzen, het woord. Deze sprak nog een ernstig woord naar aanleiding van de woorden: De kinderen zijn het erfdeel des | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Heeren, in verband met: gij vaders, voedt uw kinderen op in de vreeze en de vermaning des Heeren. Ds. Los sloot de plechtigheid met dankgebed en het laten zingen van ps. 134:2 en 3.’ Het verslag besluit met: Met het uitreiken van enige verversingen aan een 50-tal kinderen, eindigde de eerste samenkomst in ons doelmatig ingericht schoollokaal. | ||||||||||||||||||||||||||||
Een predikant erbij beroepen?Door het toenemen van het aantal leden in de 3-delige gemeente kwam als vanzelf het idee op de gemeente in 3 zelfstandige delen te splitsen. Er was al besloten (1865), dat de kerkeraad van elke gemeente in overleg met de predikant afzonderlijk leden mocht aannemen. Voorlopig viel het ideaal van splitsing niet te bereiken, maar een eerste stap op die weg zou kunnen zijn het beroepen van een tweede predikant. Het initiatief ging uit van enige Terneuzense broeders. Op de kerkeraadsvergadering van 27 december '65 verschenen enige leden om hun plan toe te lichten. Het waren J.M. Mulder, het hoofd van de Christelijke school, P. Scheele, A. Scheele, C. de Jonge en O. van Dam. Naar hun overtuiging was er in het land van Axel behoefte aan een tweede dominee. De gemeenten werden aldoor maar groter, zodat voor één dominee al dat preken en catechiseren en wat er verder aan ambtelijk werk te doen viel, veel te zwaar werd.Ga naar eindnoot56 Op de volgende vergadering kwam het voorstel uit Terneuzen in bespreking. In principe ging de kerkeraad akkoord met het beroepen van een tweede dominee. Maar hier zat natuurlijk heel wat aan vast. Hoe moest het met het traktement, de woonplaats en wat er verder nog allemaal bijkwam? Wat het eerste punt betreft, zou voor beide predikanten niet kunnen gelden: elk ƒ 800,- traktement? Maar nu kwam ds. Los los! Geëmotioneerd verklaarde hij tegen het voorstel te zijn om zijn traktement van ƒ 960,- te verlagen tot ƒ 800,- per jaar. Ja, werd tegen hem ingebracht, maar toen hij kwam, was er toch duidelijk bij gezegd, dat zijn traktement ‘na verandering van tijdsomstandigheden’ kon gewijzigd worden. Dat van ds. De Waal was nog minder, namelijk ƒ 720,- per jaar geweest. Nadat hierover met ds. Los enige tijd was gesproken en deze in zijn afwijzing bleef volharden, moest de kerkeraad een ander voorstel bedenken. Er kwamen er twee. Ouderling Jan Lensen van TerneuzenGa naar eindnoot57 stelde voor om de te beroepen dominee ƒ 800,- per jaar te geven. M. van Kerkvoirt van Zaamslag vond ƒ 720,- genoeg. Dus stemmen. Uitslag: 6 tegen 6 stemmen. Nu moest het lot beslissen. Het viel op het voorstel van Van Kerkvoirt (ƒ 720,-). Het traktement van ds. Los werd ‘aan de overweging van Z.Ew. overgelaten’; men liet het dus voorlopig nog onaangetast. En de beide dominees zouden om de beurt in Axel preken.Ga naar eindnoot58 In een vergadering met manslidmaten, een maand later gehouden, bleken 51 van de 54 stemgerechtigden vóór het beroepen van een tweede dominee te zijn; 45 vonden het billijk, dat beide Leraren een gelijk | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||||||||||||
traktement ontvingen van ƒ 720,- à ƒ 800,-. Maar ds. Los verzette zich opnieuw tegen korting op zijn traktement. Omdat door de weigering van ds. Los de goede verhouding tussen predikant en gemeente zou kunnen verstoord worden, werd de zaak aangehouden tot de volgende vergadering. Toen werd het bedrag op / 800,- vastgesteld, maar de datum van ingang van betaling nog niet bepaald.Ga naar eindnoot59 Enige tijd later werd besloten, dat het traktement van ds. Los bleef zoals het nu was, totdat een tweede het beroep had aangenomen.Ga naar eindnoot60 Het beroepen van een tweede dominee ging nu beginnen. Ds. Los onderwierp zich aan het traktementsbesluit. Heel voorzichtig (‘als de jaarlijksche rekening het toelaat’) voegde de kerkeraad er nog aan toe, dat elke predikant nog ƒ 25,- erbij kreeg voor bestrijding van hun belasting.Ga naar eindnoot61 Het beroepen kon nu beginnen. Het eerste beroep ging naar niemand minder dan ds. W.H. Gispen te Kampen, de voormalige Kruisdominee, die zich in 1860 - toen hij in Vlissingen stond - bij de Afgescheiden kerk had gevoegd. Van de 82 uitgebrachte stemmen kreeg hij er 76. Het komt vaker voor, dat een gemeente, die gaat beroepen het eerst hoog in de boom zoekt. Ds. Gispen te Kampen, de stad van de Theologische school. Daar werd men zo maar geen dominee. Ds. Gispen was toen al op weg, één van de bekwaamste en meest vooraanstaande figuren in de Afgescheiden kerk te worden. Misschien kende men hem nog uit zijn Vlissingse tijd. Hij bedankte, evenals enkele maanden later ds. J. Alting van Maasland (die tweemaal werd beroepen). Maar wat niemand verwacht had, gebeurde: de 64-jarige eigen ds. Los kreeg zelf een beroep, namelijk uit Baarland aan de overkant van de Schelde op Zuid-Beveland gelegen. Vanuit Terneuzen kon en kan men bij helder weer aan de horizon de torenspits (van de Hervormde kerk) bespeuren. In april 1867 is ds. Los met zijn vrouw en 3 dochters vertrokken. Nu had het land van Axel in plaats van twee helemaal geen dominee meer! In De Bazuin lazen we het volgende berichtje:Ga naar eindnoot62 Neuzen, 28 april 1867 - Nadat onze leraar S.O. Los gedurende 10½ jaar in de gecombineerde gemeenten Neuzen, Axel en Zaamslag onder 's Heeren zegen werkzaam was geweest, nam hij reeds voor 8 dagen te Zaamslag, met Paasmaandag te Axel en heden alhier een zegenend afscheid van de gemeenten. We bidden hem de zegen en de hulp toe van de Koning der kerk, dat die hem bestendig vergezelle, hem in zijn klimmende jaren sterke en op zijn nieuwe standplaats tot een uitgebreide zegen doe verstrekken. Namens de kerkeraad J. Waeyhaert, scriba.
Gelukkig nam de volgende maand ds. A. Brink van Dedemsvaart het beroep aan en zo had het land van Axel tenminste weer één dominee. De kennisgeving in De BazuinGa naar eindnoot63 luidt: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||||||||||||||||
‘Neuzen, 15 juli 1867 - Gisteren mocht onze gemeente zich verheugen in haar nieuwe Leraar, ds. A. Brink, die nadat hij door onze vroegere Leraar ds. S.O. Los, in zijn gewichtig dienstwerk was bevestigd naar aanleiding van Hand. 20:28, 's namiddags optrad en de gemeente benevens een talrijke menigte van elders opgekomen, een hartelijk en opwekkend woord toesprak over Rom. 1:11 en 12, en zo in zijn heilig dienstwerk als Herder en Leraar zich aan de gemeente plechtig verbond. De Heer en Koning der kerk stelle Zijn dienstknecht voor onze gemeente tot een uitgebreide zegen, gebruike hem als een werktuig in Zijn hand, zo tot bekering van zondaars, als tot troost en sterkte van Gods volk. Namens de kerkeraad, J. Waeyhaert, scriba.’ | ||||||||||||||||||||||||||||
Opheffing combinatieIn de kerkeraadsvergadering van 12 februari '68 kwam ouderling Jan Lensen van Terneuzen met het ingrijpende voorstel tot opheffing van de bestaande combinatie van de gemeenten Neuzen, Axel en Zaamslag. Volgens hem was het gewenst door de ‘thans zich voordoende omstandigheden’ daar nù toe over te gaan. Met die ‘omstandigheden’ zal wel gedoeld zijn op de doorgaande groei van de gemeenten. Na bespreking werd dit voorstel met meerderheid van stemmen aangenomen (9 stemmen vóór, 2 tegen en 2 onthoudingen)Ga naar eindnoot64. Hiermee vervielen dan uiteraard alle vorige ‘verbintenissen’. Ds. Brink bleef predikant voor Terneuzen alleen; zijn verplichte predikbeurten in Axel en Zaamslag hielden op. Beide zo juist genoemde gemeenten zouden elk afzonderlijk beroepen. (Axel kreeg in hetzelfde jaar nog ds. W. Sieders, en Zaamslag het volgend jaar (1869) ds. Adr. Steketee, later docent aan de Kamper hogeschool en zoon van ds. Chr. Steketee van Nieuwdorp.) In de volgende kerkeraadsvergadering (maart '68) besloot men de splitsing van de gemeenten aan de minister van Eredienst en de Provinciale correspondent mee te delen en een algemene kennisgeving in De Bazuin te plaatsen. In dit weekbladGa naar eindnoot65 lazen we het volgende berichtje:
Neuzen, 23 maart 1868. De gecombineerde kerkeraad der gemeenten Neuzen, Axel en Zaamslag, vergaderd 19 maart j.1., heeft in zijn vergadering besloten de tot hiertoe bestaande combinatie der gemeenten, wegens haar meerdere uitbreiding op te heffen, met de bede, dat de nu vacante gemeenten Axel en Zaamslag, zich eerlang mogen verblijden in het bezit van een eigen leraar. Namens voornoemde kerkeraad, J. Waeyhaert, scriba.
In de trits van de nu geheel van elkaar onafhankelijk geworden gemeenten in het land van Axel ging in 1868 - wat het zielental betreft - Neuzen voorop met 250 zielen gevolgd door Zaamslag met 200 en Axel met 166 zielen. Een jaar later (1869) was Neuzen uitgelopen tot 330 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zielen, terwijl voor Zaamslag en Axel de cijfers resp. 224 en 166 bedroegen. In 1903 ontstond er nog een vierde Gereformeerde kerk in het land van Axel, namelijk die van Hoek (een afsplitsing van Terneuzen) en in 1940 een vijfde, die van Zoutespui (gevormd uit leden van Axel en Zaamslag, maar inmiddels wegens te geringe kracht weer opgeheven). |
|