De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |||||||||
B Geersdijk-WissenkerkeDoor de grote overstroming van 1530 was ook het kleine dorpje Geersdijk op Noord-Beveland vernield en ten onder gegaan. Pas veel meer dan een eeuw later is het na indijking van de Geersdijkpolder herrezen (1668). Was in 1862 - we bepalen ons nu bij het onderwerp van onze studie - in Colijnsplaat een Afgescheiden gemeente ontstaan, in 1864 vond een soortgelijk feit in Geersdijk plaats. Omdat kerkeraadsnotulen uit die begintijd ontbreken, moeten we onze gegevens weer uit meer indirecte bronnen putten. En dan komen we allereerst terecht bij de notulen van de provinciale vergadering van 6 juli 1864. In die vergadering was uitvoerig gesproken over de moeilijkheden, waarmee de gemeente van Colijnsplaat had te kampen: daar was een groep die de oude kerkeraad vervangen wilde zien door een nieuwe. Met het doel een zo goed mogelijke oplossing te vinden, werd ds. Steketee opgedragen daar persoonlijk heen te gaan. Hij kon dan ter plaatse onderzoeken, waar nu precies de moeilijkheden lagen. En als hij dan | |||||||||
[pagina 272]
| |||||||||
toch op Noord-Beveland was, moest hij ook maar eens in Geersdijk poolshoogte nemen. Hij kreeg de bevoegdheid mee, daar ‘op verlangen van die vrienden’ een gemeente te ‘organiseren’ en zelfs - als het hem gewenst voorkwam - handopening te verlenen tot het beroepen van een predikant. Ds. Steketee was geknipt voor zulke karweitjes. In de notulen van de provinciale vergadering van augustus 1864 is sprake van de ‘stichting’ van de gemeente te Geersdijk op Noord-Beveland door ds. Steketee. Maar de eigenlijke stichting was dat toch nog niet. ‘Organiseren’ is niet hetzelfde als ‘institueren’. Hoogstwaarschijnlijk zijn toen ouderlingen en diakenen gekozen en andere voorbereidende maatregelen getroffen. De echte instituering van de gemeente Geersdijk vond plaats op 18 september 1864 op welke dag volgens het toen aangelegde lidmatenregister de eerste ouderlingen en diakenen in hun ambt werden bevestigd door ds H. Middel van Wolphaartsdijk. Het waren de ouderlingen:
De beide diakenen waren Pieter van der Weide en Cornelis van der Heide, getrouwd met Janna Overbeke (9 kinderen). Ze waren 21 maart '64 ‘met belijdenis aangenomen’. Voortaan waren op de provinciale vergaderingen ook afgevaardigden van de gemeente Geersdijk aanwezig. In het eerst waren het meestal Marinus de Lange en Cornelis van der Heide; wat later komen we ook andere namen tegen o.a. die van Jan Krijger en Pieter Kallewaard. Van meet af aan was de blik van de kerkeraad gericht op de opbouw van de gemeente, al moest men uiteraard rekening houden met de mogelijkheden. Het zielental was maar gering, namelijk 60 in 1866. Het ideaal was het bezit van een eigen dominee en dan moest er een pastorie beschikbaar zijn. Dus eerst maar eens met de pastorie beginnen. In juli '65 - de gemeente bestond nog geen jaar - kreeg de kerkeraad van de prov. vergadering toestemming het huis naast het kerkgebouwtje te kopen om dat te bestemmen als pastorie voor de eventueel te beroepen dominee. Ze moesten er echter wel voor zorgen om als gemeente door de regering te worden erkend om dergelijke ‘panden’ op naam van de gemeente te kunnen zetten.Ga naar eindnoot1 | |||||||||
Beroep ds. B. AmsingIn 1867 meende men een acceptabele figuur als dominee te hebben gevonden. En in de prov. vergadering van 2 oktober 1867 deelde men mee, dat er een beroep was uitgebracht op Berend Amsing, vroeger predikant te Alblasserdam. Hij was toen 53 jaar, in de stad Groningen geboren, en had al een hele staat van dienst achter de rug. | |||||||||
[pagina 273]
| |||||||||
Als dominee was hij in 1842 in Onstwedde (Gr.) begonnen; vervolgens ging hij in '45 naar Wanswerd (Fr.), in '49 naar Boksum (Fr.), in '52 naar Sexbierum (Fr.) en in 1859 was hij naar Alblasserdam vertrokken. Daar was het fout gelopen, als gevolg van allerlei verwikkelingen en moeilijkheden met de kerkeraad, gedeeltelijk op het financiële vlak liggend. Hij werd losgemaakt van zijn gemeente. Maar kreeg in zijn attest wel de verklaring mee, dat hij ‘altijd het zuiver Evangelie der zaligheid’ had verkondigd. Ook was hij onberispelijk ‘in den wandel’. De kerkeraad wenste hem nog toe, dat hij spoedig een nieuwe gemeente kreeg.Ga naar eindnoot2 Amsing moest dus afwachten of een andere gemeente hem begeerde. Zelf deed hij zijn best wat in het blikveld van de gemeenten te komen en had daarom aan de prov. vergadering van Zeeland gevraagd of hij vacante gemeenten in die provincie eens enige zondagen mocht dienen à ƒ 10,- per zondag plus reiskosten.Ga naar eindnoot3 Dit verzoek had de kerkeraad van Geersdijk onthouden. Of ds. Amsing inderdaad een zondag in Geersdijk gepreekt heeft, weten we niet, maar wel dat hij daar beroepen werd. Dit nieuws deelden de afgevaardigden van Geersdijk op de prov. vergadering van 2 oktober '67 mee. Maar o wee, die mededeling viel helemaal niet in goede aarde, integendeel. De vergadering was verontwaardigd van oordeel, dat Geersdijk aan de consulent en de vergadering niet voldoende informatie had verstrekt over Amsings voorgeschiedenis in Alblasserdam. Daarom behoorde dit beroep te worden ‘vernietigd’, tenzij Zuid-Holland - waarin Alblasserdam ligt - jaarlijks ƒ 200,- wilde betalen en Geersdijk (met Wissenkerke) en Amsing beloofden aan de andere gemeenten in Zeeland geen geldelijke ondersteuning te zullen vragen voor het betalen van het traktement. Op de volgende provinciale vergadering - 11 december '67 - kwam het beroepen van ds. Amsing weer aan de orde. Voor Geersdijk waren aanwezig de kerkeraadsleden M. de Lange, P. Kallewaard en C. van der Heide. Aan de classis Dordrecht - waartoe Alblasserdam behoorde - was al geschreven, dat Zeeland het beroep door Geersdijk op ds. Amsing uitgebracht, had ‘vernietigd’ op grond van:
| |||||||||
[pagina 274]
| |||||||||
Vanaf 1868 bestond er in het nabij gelegen Wissenkerke ook een Afgescheiden groep. Ze vormde met Geersdijk min of meer een combinatie, althans zeker na de landelijke vereniging met de Kruisgezinden in 1869. Het jaarboekje geeft voor 1870 op: Wissenkerke gecombineerd met Geersdijk - 150 zielen. We zouden hiermee ons hoofdstukje over Geersdijk kunnen eindigen - 1869 is immers onze tijdsgrens - ware het niet, dat op 19 mei 1869 in een buitengewone provinciale vergadering een droevige zaak aan de orde moest komen. Omdat deze kwestie in 1869 grote beroering verwekte en diep in het kerkelijk leven van de gemeente ingreep, moeten we ze toch nog in haar geheel behandelen. Men had ontdekt dat ds. Klaas Kreulen van Zierikzee (niet te verwarren met ds. J.R. Kreulen) geruime tijd in Zierikzee in overspel had geleefd met de vrouw van een ander. Hoewel hij het eerst nog durfde ontkennen en dit zelfs lasterpraat noemde, moest hij later wel zijn schuld erkennen. Hetzelfde feit had hij trouwens - naar nù pas bleek - vroeger ook al in Giessendam gepleegd. Op grond daarvan besloot de provinciale vergadering van Zeeland tot zijn afzetting. Een jaar later kreeg de vergadering van 28 mei 1870 een schrijven van de afgezette predikant te behandelen, waarin deze een hernieuwde schuldbelijdenis over zijn vroeger ergerlijk leven deed, en waarin hij tegelijk ernstig verzocht hem van de ‘censuur’ te ontheffen en hem weer toe te staan om te ‘preken’. Na ampele discussie en een gesprek met Klaas Kreulen, besloot de vergadering met 22 stemmen vóór en 11 tegen de op hem toegepaste censuur op te heffen. Maar zijn aanvraag om weer te mogen preken moest hij bij de classis Zierikzee indienen. Hij deed dit en de classis Zierikzee gaf Kreulen ‘mandaat’ om ‘te Wissenkerke of elders’ te preken. Deze beslissing viel lang niet overal bij de kerken in goede aarde, integendeel. Op een vervroegde provinciale vergadering - 22 februari 1871 - kwam de zaak K. Kreulen opnieuw aan de orde, nu naar aanleiding van diverse ingekomen protesten tegen de beslissing van de classis Zierikzee. Ze waren afkomstig van de clasis Genderen en de provinciale vergadering van Noord-Brabant. En van de classis Middelburg en van de kerkeraad van Zierikzee. Ook lag er een brief ten gunste van K. Kreulen op tafel, namelijk van de kerkeraad van Oud-Beijerland, die vroeg om ‘algehele herstelling’ van Kreulen. Besloten werd het mandaat van de classis Zierikzee aan Kreulen gegeven om te Wissenkerke of elders voor te gaan, te vernietigen. Hoe was nu de reactie op dit alles in de gemeente Geersdijk? Wie de kerkeraadsnotulen van Geersdijk, onder welke kerk ook Wissenkerke ressorteerde doorleest, wordt gewaar, dat de gewezen predikant Kreulen | |||||||||
[pagina 275]
| |||||||||
door zijn eigenzinnig, ònkerkelijk en independentistisch gedrag in die gemeente veel schade heeft aangericht. Hij ging maar door met daar te preken alsof hij niet elke bevoegdheid daartoe volledig kwijt geraakt was. En hij had ook nog zijn ‘aanhangers’ mee als gevolg van een zekere persoonsbinding en zijn (overheersende) positie in Wissenkerke. De notulen van Geersdijk 1871/72 vermelden steeds weer de naam ‘Kreulen’ en dit in negatieve zin. In die van 2 november '71 lezen we, dat 2 broeders van de kerkeraad bij Kreulen geweest waren om hem te vragen of hij bleef doorgaan met voor een ‘gedeelte’ van de leden te preken, terwijl hij toch gecensureerd was. Jawel, dat wist hij, zei hij, maar hij had een protest ingezonden, samen met zijn aanhangers, de kerkeraadsleden Pieter Kallewaard, Willem Semijn en Jakobus Wisse. De gehavende kerkeraad van Geersdijk besloot nu aan de genoemde broeders (inclusief Kreulen) te berichten, dat ze niet langer als leden van de gemeente erkend werden. Maar Kreulen c.s. gingen door. Het blijkt o.a. uit de notulen van 25 januari 1872. Kreulen met de 3 al genoemde ambtsdragers hadden bericht gestuurd, dat ze weer als lid wilden worden aangenomen. Goed, antwoordde de kerkeraad, maar Kreulen niet. Deze bleef immers tegen het uitdrukkelijk bevel van de kerkeraad in, maar doorgaan met preken, terwijl hij zelf nota bene zijn lidmaatschap van de gemeente had opgezegd. In de vergadering van 14 februari 1872 kwamen de betrokkenen opnieuw met het verzoek weer opgenomen te worden als lid. Ze beleden verkeerd te hebben gedaan door zich aan de kerk te onttrekken, maar stelden tegelijk de voorwaarde, dat Geersdijk en Wissenkerke als gemeente ‘gescheiden’ moesten worden, en dat Wissenkerke ook een nieuwe kerkeraad zou krijgen. Terecht konstateerde de kerkeraad bij hen dan ook een volslagen gemis aan ‘ootmoed en nederigheid’. Het gesprek was in ‘verbittering’ geëindigd. Op 3 april 1872 lag er weer een schriftelijk verzoek om Wissenkerke en Geersdijk kerkelijk te ‘scheiden’: opnieuw was het bekende viertal present, van wie Kallewaard de ‘voorwaarden’ overhandigde, waarop ze weer lid wensten te worden. Ds. H. Cramer (Kamperland) was daarbij aanwezig als consulent en fungeerde als praeses, en ds. H. Renting (Colijnsplaat) als ‘adsistent’. Volkomen schriftuurlijk hield ds. Renting hun voor, dat ze hun ‘verkeerdheden’ moesten belijden en eveneens de uitoefening van hun ‘kerkelijke bediening’ dienden na te laten, zo lang zij daartoe niet ‘wettig’ geroepen waren. En dat ze zich hadden te stellen onder opzicht en tucht van de kerkeraad. Bovendien moest Kreulen ophouden met zijn ‘onwettig’ preken in Wissenkerke, waar hij zich gevestigd had. Maar Kreulen verhardde zich steeds méér. Wat hadden de kerkeraadsleden van Geersdijk het zwaar! We hebben ons afgevraagd: Zouden deze omstandigheden meegewerkt hebben aan de vroegtijdige dood van ouderling J. Krijger van Geersdijk? En dat A. Karreman op zijn verzoek wegens gezondsheidsredenen ontheffing kreeg van zijn functie als ouderling (augustus 1872)? | |||||||||
[pagina 276]
| |||||||||
In de notulen van 21 mei 1872 lezen we, dat aan de classisvergadering van 3 juli, te Oosterland te houden, gevraagd zou worden om een advertentie te zetten, dat Kreulen met zijn volgelingen niet meer tot ‘onze kerk’ behoorden. Heel het jaar 1873 duurden de moeilijkheden voort. We gaan ze hier niet verder uitspinnen. In 1874 kwam er gelukkig een wending ten goede. In de notulen van 17 juni 1874 staat, dat een groot aantal van de leden die Kreulen gevolgd waren, nu graag weer tot ‘leden der Kerk’ wilden worden aangenomen. Ze deden schuldbelijdenis over het ‘verleden’. Verscheidenen deden het niet alleen schriftelijk, maar ook mondeling, o.a. Pieter Kallewaard, die één van de aanvoerders van de oppositie was geweest. Geen wonder dat er grote blijdschap was in Geersdijk. Uit het lidmatenboek worden we gewaar, dat in de afgelopen paar jaar niet minder dan circa 81 leden en doopleden zich aan de kerk hadden onttrokken en Kreulen waren gevolgd. De tijd van kerkafbraak was voorbij, nu kwam er weer een periode van opbouw. Het kerkgebouw te Wissenkerke, dat in handen was geweest van de Kreulen-groep, werd weer officieel geopend (heropend moeten we misschien zeggen). Tenslotte lezen we in de notulen van 4 september 1874, dat de gemeente te Wissenkerke zelfstandig zou mogen worden, als ook de classis dit goed vond. Een verstandig besluit. En hoe is het met K. Kreulen afgelopen? Keerde ook hij in het kerkverband van de Chr. Geref. Kerk - zoals sinds 1869 de naam luidde - terug? Ja. Volgens De Haas leefde hij de tijd, dat hij in Wissenkerke woonde en preekte, met zijn groep als Gereformeerde Gemeente onder het kruis, in één kerkverband met ds. C. van den Oever te Rotterdam. We hebben dit niet nader kunnen onderzoeken. Wel is zeker, dat hij in 1874 zich weer bij de Chr. Geref. Kerk voegde. Later heeft hij nog enige vergeefse pogingen gedaan - in 1877 en '79 - om weer op de Chr. Geref. kansels te mogen verschijnen. Vervolgens is hij met toestemming van de prov. vergadering van Overijssel voorganger geworden op zijn geboortedorp Nieuwleusen, telkens voor één jaar. Toen deze gemeente hem als predikant begeerde, blokkeerde de prov. vergadering de weg tot zijn herstelling in het ambt. De synode van Assen (1888) bekrachtigde dat oordeel. Kreulen emigreerde nu naar Noord-Amerika, waar hij beroepen was bij een vrije gemeente te Kalamazoo. Kort daarna sloot hij zich met deze gemeente aan bij de Chr. Geref. Kerk en werd in 1890 in zijn ambt hersteld. Klaas Kreulen was 15 maart 1833 in Nieuwleusen geboren en is op 5 juli 1901 overleden in Kalamazoo, Mich. U.S.A.Ga naar eindnoot5 |
|