De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |||||||||
IX Kapelle-BiezelingeHet dorp Kapelle ligt 7 km ten zuidoosten van Goes; het werd omstreeks 1840 uiterlijk getypeerd als ‘een zeer wel gelegen, fraaie en aangename plaats door zwaar geboomte omringd’. Even ten zuiden ervan begint Biezelinge, dat met het gehucht Eversdijk erbij gerekend, duidelijk de trekken van een agrarisch dorp vertoonde. De Hervormde gemeenten van beide plaatsen behoorden tot de classis Goes (ring Kruiningen). In Kapelle stond al vanaf 1818 ds. A. Mensma van Willes. Toen hij in 1845 plotseling overleed, bijna 60 jaar oud, was hij 27 jaar lang dominee van Kapelle geweest. In zijn overlijdensbericht lazen we: ‘In het hartelijke van zijne prediking en in het liefdevolle van zijnen wandel, verdient de ontslapene nog lang in onze gedachten te blijven leven.’Ga naar eindnoot1 De Hervormde kerk van Biezelinge-Eversdijk was vanaf 1829 gediend door ds. C.J. van Driel die 32 jaar later met emeritaat ging. Het was in die dagen heel gewoon, dat een predikant tientallen jaren in dezelfde gemeente stond. Beide zo juist genoemde dominees zaten zeker niet op de Gereformeerde lijn, met als gevolg, dat een (klein) aantal Hervormden hun kerkdiensten niet meer bezocht en zielevoedsel in conventikels probeerde te vinden. Het viel dan ook niet te verwonderen, dat deze ‘zoekende’ zielen door het optreden en de bevindelijke prediking van ds. Budding gegrepen werden. Toen deze op een mooie nazomerse dag - 18 september 1836 - de Afgescheiden gemeente van Goes had geïnstalleerd, sloten zich dadelijk enige bewoners van Kapelle bij die gemeente aan. Het notulenboek van de Hervormde Kerk van Kapelle geeft ons de dato 14 oktober 1836 de volgende namen van personen, die zich van ‘ons Kerkgenootschap’ hadden Afgescheiden: Maria de LeeuwGa naar eindnoot2, Janna Brand, Cornelis van Luijk, Kornelis van Zweden met zijn vrouw Jacomina Krieger en hun drie kinderen. Verder nog Jacob Paauwe en Dingenis Landman. Op de classisvergaderingen van de Zuidbevelandse kerken in 1838 in Goes gehouden is Kapelle vertegenwoordigd of door diaken Jacob Paauwe of door Cornelis van Zweden. Een enkele keer kwam ds. Budding in Kapelle preken. Zo leidde hij op zondag 4 februari 1838 tot drie maal toe een godsdienstoefening voor meer dan 20 personen in de woning en schuur van Cornelis van Zweden, | |||||||||
[pagina 244]
| |||||||||
landman te Kapelle. Hij kreeg er ƒ 100,- boete voor en 3 anderen die aan deze dienst hadden meegewerkt, werden eveneens beboet. Het waren:
De kerkelijke spanningen, door ds. Buddings opvattingen en optreden ontstaan, leidden op de prov. vergadering van 23 oktober 1839 tot een explosie; hij werd als dominee buiten het kerkverband van de Afgescheidenen gezet. Ouderling C. van Zweden was op deze emotioneel verlopen vergadering aanwezig en sprak uit, dat hij niets moest hebben van het aanvragen van de ‘vrijheid’ bij de Koning en dat hij overhelde naar het laten zingen van de oude psalmen van Datheen. En zo verdwenen ook de Budding-aanhangers in Kapelle uit het Afgescheiden kerkverband. Een enkeling keerde daarin nog terug, zoals Gerard Brand te Kapelle, die 10 augustus 1841 op de kerkeraad van Goes verscheen en zich met zijn gezin bij de Afgescheiden gemeente van Goes wilde voegen. Want in Kapelle liepen zijns inziens de zaken ‘jammerlijk in de war’ door het drijven van de Budding-groep. Het is zeer waarschijnlijk, dat in die tijd in Kapelle nooit een Buddinggemeente is geïnstitueerd. Na de breuk in 1839 werd de vrije afgescheiden gemeente te Goes Buddings basisgemeente, waarmede de Buddinggroepen van Kapelle en Heinkenszand werden gecombineerd.Ga naar eindnoot4 Ook de Afgescheidenen in Kapelle hebben het toen niet tot een geïnstitueerde gemeente kunnen brengen. Van meet af aan hoorden ze bij Goes, al bestond er wellicht wel enig groepsverband. Die instituering zou nog meer dan 25 jaar op zich laten wachten en vond toen niet plaats in Kapelle, maar in Biezelinge, dat burgerlijk met Kapelle één gemeente vormde. In Kapelle was - volgens WesselsGa naar eindnoot5 - een kleine groep blijven bestaan, die kerkelijk geen vaste lijn volgde. Hij zal hier wel op de Buddinggroep doelen, hoewel het niet ondenkbaar is dat ze met de groep Afgescheidenen in Kapelle in vrede - zij het op een afstand - verkeerde. Herhaaldelijk zijn de niet-afgescheiden ds. Ledeboer en ds. Pieter van Dijke voor hen opgetreden. Van Dijke preekte o.a. vaak in Eversdijk in het wagenhuis van Joh. Kloosterman, terwijl men 's winters samenkwam in de timmermanswerkplaats van C. Steenblok. In 1851 ontstond er in de Hervormde gemeente van Biezelinge enige deining met als gevolg dat van 1851-1853 zich een 30-tal personen van de Hervormde kerk afscheidde: Wessels verwijst hierbij naar het notulenboek van die gemeente 1811-1854. Onder hen waren namen die ook nu nog in Gereformeerde kringen bekend zijn, o.a. De Jager, Van 't Veer, Rouw en Zandee. In het dagboek van ds. Adr. de BruijneGa naar eindnoot6, de Afgescheiden dominee van | |||||||||
[pagina 245]
| |||||||||
Goes, vonden we nog een notitie, die voor ons hier van betekenis is. ‘In Mei 1859 - schrijft ds. De Bruijne - kwam tot mij een landman uit Biezelinge, die mij verzocht in zijne schuur te prediken - wat ik na beraad met den kerkeraad aannam en Donderdags den 8 Mei predikte ik daar voor het eerst in de schuur van J. de Roo, waar ik van toen af geregeld om de veertien dagen in de week predikte en catechiseerde en velen waarlijk den Here werden toegedaan, terwijl anderen helaas zijn wedergekeerd in den loop der jaren. In het jaar 1866 is op Biezelinge eene zelfstandige gemeente gekomen, wel zoo groot als een derde van het ledental te Goes, hoewel er vóór 1851 nog niet één enkel lid op dat dorp woonde.’ Het jaarboekje over 1866 wijst inderdaad uit, dat Goes in dat jaar 450 zielen telde en Biezelinge 180. We geven nog iets uit de voorgeschiedenis. In 1860 was de kring in Biezelinge-Kapelle al zo gegroeid, dat men ging denken over het stichten van een zelfstandige gemeente. De initiatiefnemer was ouderling Pieter Staal, die met nog 2 diakenen - W. Geelhoed en H. Slabbekoorn uit Biezelinge-Kapelle, zoals toen de volgorde luidde - in de kerkeraad van Goes zat. Deze Pieter Staal van Kapelle had in februari 1851, na afgelegde belijdenis, zich bij de Afgescheiden kerk van Goes gevoegd, tegelijk met Jacobus Staal en vrouw Cornelia Hobeke, en met Abraham de Waard. In maart 1858 hadden dit gedaan Jacobus Gijssel en Lourens Meulenbroek, beiden van Biezelinge; en Matthijs Meulenbroek en Adriana KostenGa naar eindnoot7. P. Staal had duidelijk enige ambitie in zich. In de zomer van 1859 deelde hij op de provinciale vergadering mee, dat hij graag volgens artikel 8 van de kerkenordening predikant wilde worden. Daar had hij een attest van de kerkeraad van Goes voor nodig, wat wel geen moeilijkheden zou opleveren. Belangrijker was echter, dat hij eerst door een commissie van predikanten moest worden onderzocht. Mochten deze singuliere (bijzondere) gaven bij hem aantreffen, dan kreeg hij toestemming om zich voorlopig in de prediking te oefenen. Drie maanden later werd de uitslag van het onderzoek bekend gemaakt. Het was spijtig voor Staal, want al hadden de broeders in hem wel veel goeds gevonden, singuliere gaven hadden ze niet kunnen ontdekken. En zo is Pieter Staal nooit dominee geworden. Maar tot zijn grote blijdschap zijn zoon F. Staal later wel.Ga naar eindnoot8 In de kerkeraadsvergadering van Goes van 13 maart 1860 overhandigde ouderling P. Staal namens verscheidene leden te Biezelinge-Kapelle - let op de volgorde - een schriftelijk verzoek om toestemming aldaar een eigen gemeente te formeren, of om de 4, 5 of 6 weken de hele zondag een dominee te hebben, die dan in het kerkgebouw te Biezelinge zou voorgaan. We merken hierbij op, dat de groep in een houten gebouwtje haar diensten hield. Gewezen werd op het voorbeeld van de combinatie Neuzen-Axel-Zaamslag, die uit 3 zelfstandige kerken bestond en die op gelijksoortige manier dat probleem hadden opgelost. Het was toch duidelijk genoeg, dat door de afstand de kerkdiensten te Goes moeilijk | |||||||||
[pagina 246]
| |||||||||
bereikbaar waren; zwakke vrouwen, ouden van dagen en vooral ook de kinderen werden zo ‘aan verstrooijing prijsgegeven’.Ga naar eindnoot9 Ouderling Staal lichtte het verzoek - eigenlijk waren het er twee - uitvoerig toe. Dat was hem wel toevertrouwd, want hij sprak - als inwoner van Kapelle - met kennis van zaken. Weliswaar had de kerkeraad alle begrip voor het verzoek, maar aan inwilligen daarvan zat toch heel wat vast. Dus werd een commissie uit de kerkeraad benoemd, bestaande uit ds. De Bruijne met de ambtsdragers J.K. van Baalen en P. de Jonge. Ze besloot ter plaatse een hoorzitting te houden. Op 22 maart 1860 vond die bespreking in Biezelinge bij C.J. van Rozendaal aan huis plaats. Met als resultaat dat weliswaar het einddoel - het institueren van een eigen gemeente in Biezelinge-Kapelle - nog niet kon worden bereikt, maar toch kwamen er voor Biezelinge verschillende gunstige regelingen uit de bus:
Deze wees één oudering aan - natuurlijk Pieter Staal - en 2 diakenen W. Geelhoed en H. Slabbekoorn, die in het bijzonder belast werden met de zorg voor de leden in Kapelle en Biezelinge woonachtig. Een paar jaar later kwam de verwezenlijking van het ideaal - in Biezelinge- Kapelle een eigen zelfstandige gemeente - aanzienlijk dichterbij. Op een wat onverwachte manier. Jacob de Roo bood de kerkeraad van Goes namelijk aan, zelf - nu het houten gebouwtje niet meer aan alle eisen voldeed - de helft van de bouwkosten van een nieuw stenen kerkgebouw voor zijn rekening te nemen, onder voorwaarde - en nu komt het - dat dit het eigendom werd van de leden, die in Biezelinge woonden. De naam Kapelle werd in de voorwaarde niet genoemd. Was hier enig chauvinisme in het spel? Bestond er tussen beide dorpen een zekere animositeit, zoals toen in het hele land tussen bij elkaar in de buurt gelegen plaatsen, veel voorkwam? We vragen het ons af, want we hebben de indruk, dat hiervan omstreeks 1915 stellig sprake was, toen de nieuwe kerk in Kapelle en niet in Biezelinge kwam te staan, met als gevolg een kerkscheuring. Ter zijde merken we op, dat er in de 16e eeuw ook al grote moeilijkheden waren gerezen tussen beide dorpen, toen het ging om de stichting van een zelfstandige parochie te Biezelinge. De kerkeraad van Goes nam het voorstel van De Roo dankbaar aan, want in financieel opzicht was dat zeer aantrekkelijk. In de notulen van de Goese kerkeraad van 24 oktober 1865 lezen we, dat er geen bezwaren waren ingebracht tegen het verzoek van de leden te Biezelinge, Kapelle | |||||||||
[pagina 247]
| |||||||||
en Wemeldinge om een eigen gemeente te vormen. Er werd nu besloten de leden, in de genoemde plaatsen wonende, vanaf 1 november 1865 als zelfstandige gemeente te beschouwen. Natuurlijk was nu ds. De Bruijne na deze datum niet meer verplicht om de 6 weken in Biezelinge te preken en hij hoefde daar ook geen pastoraal werk meer te verrichten, wat hem soms veel tijd en moeite kostte. Om een voorbeeld te geven: het vorig jaar (juli 1864) had de kerkeraad van Goes hem opgedragen naar Biezelinge te gaan om daar jongelui, die op ‘Kruiningsch kermisdag’ de woensdagnacht in de herberg hadden doorgebracht, te bestraffen. Dergelijke karweitjes waren nu voor rekening van ouderling Staal, die met de diakenen Geelhoed en Slabbekoorn had opgehouden lid van de kerkeraad te Goes te zijn. In de notulen van de provinciale vergadering van 10 januari 1866 vonden we verder, dat de nieuwe gemeente Biezelinge door ds. De Bruijne was ‘georganiseerd’. De datum van instituering, die algemeen als 24 oktober 1865 wordt opgegeven is daarom onjuist. Per 1 november 1865 is de gemeente zelfstandig geworden. Dat was een woensdag. De zondag daarop (5 november) zal ds. De Bruijne voor het eerst in de zojuist zelfstandig geworden gemeente zijn voorgegaan. Die zelfstandigwording moest natuurlijk wel aan o.a. het burgerlijk gemeentebestuur worden meegedeeld. Dat moest dan controleren of aan de desbetreffende artikelen in de Wet op de Kerkgenootschappen van 10 september 1853 was voldaan. Zo behoorde onder meer de plaats van het kerkgebouw opgegeven te worden. En op dit punt deed zich nu een complicatie voor, want het bleek, dat de plek waarop het nieuwe kerkje gebouwd zou worden, op het grondgebied van de burgerlijke gemeente Schore en Vlake lag. Dus moest ook die gemeente toestemming geven. Ook zij had geen bedenkingen en nu kon de kennisgeving van het bestaan van een Chr. Afgescheiden gemeente in Kapelle c.a. worden goedgekeurd. Al spoedig begon men ook met het beroepingswerk. Gelukkig duurde de vacature niet zo lang en op 24 november 1867 deed de eerste predikant zijn intree. Het was de 44-jarige M. Boon, vader van 2 kinderen, gekomen van Ureterp (Fr.), waar hij maar één jaar had gestaan. Ruim een jaar later legde hij de eerste steen voor de bouw van een nieuwe, stenen kerk met pastorie. Dit kerkje stond aan de straatweg van Kapelle naar Biezelinge, ten zuiden van de spoorlijn, bij de ingang van Biezelinge. Op zondag 20 juni 1869 kon het in gebruik worden genomen. In een verslagje daarvan vonden we het volgende: ‘Bieselinge, 21 Junij 1869 - De dag van gisteren was voor ons een dag van blijdschap en verheuging. Wij hadden het voorrecht om voor de eerste maal in ons nieuw kerkgebouw te vergaderen. Onze geliefde leraar M. Boon had bij die gelegenheid tot tekst gekozen Ps. 26.-8Ga naar eindnoot11 en bepaalde de gemeente bij het voorrecht haar geschonken en bij de verplichting die op haar rust om op een waardige wijze gebruik te maken van dat geschenk. | |||||||||
[pagina 248]
| |||||||||
haar voorrecht; ofschoon het nieuwe gebouw veel ruimer is dan het oude, kon het toch naauwlijks de vele toehoorders bevatten.
De oude Gereformeerde kerk aan de Noordstraat te Biezelinge, ca. 1945. Het op de foto afgebeelde gebouw is al lang niet meer als kerk in gebruik.
Foto: G.A. Goes. Tot 1915 heeft deze kerk dienst gedaan.Ga naar eindnoot13 Bedroeg het zielental in 1869 nog 180, het jaarboekje voor 1870 geeft als aantal al 200 zielen op. Het is verleidelijk op de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Kapelle- Biezelinge in de vorige eeuw verder in te gaan. Maar we moeten ons houden aan de tijdslimiet 1869. |
|