De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
VIII HeinkenszandHeinkenszand, 8 km ten zuidwesten van Goes gelegen, is wel een dochter van het naburige 's Heer Arendskerke genoemd. In de dagen van de Afscheiding bestond Heinkenszand, volgens Van der Aa één van de fraaiste dorpen van Zuid-Beveland, uit een vrij lange en brede straat, in het middelste deel aan weerskanten met huizen bebouwd. Vlak erbij ligt 's Heer Arendskerke, een heel oud dorp. Toen op 11 september 1836 in Heinkenszand - in combinatie met Borssele - een Afgescheiden kerk werd geïnstitueerd, stond in de Hervormde gemeente aldaar als predikant Antonie Bernard Hagen. Zijn gemeente hoorde bij de ring Borssele, onderafdeling van de classis Goes en telde in 1836 ongeveer 616 zielen (van wie 259 belijdende leden waren). Hij was daar in 1825 gekomen en preekte op tweede Kerstdag 1854 zijn afscheid van Heinkenszand in verband met zijn a.s. emeritaat. Ds. Lotz van Ellewoutsdijk, die hem bij die gelegenheid toesprak, noemde hem iemand, die heel lang een ‘sieraad’ van de Christelijke kerk was geweest, zowel door zijn verlichte en heldere prediking van Christus, als door zijn ‘voorbeeldige wandel’. Verlichte prediking, deze woorden zeggen ons genoeg over de aard van zijn dogmatische opvattingen: ze stemden dus niet overeen met de overtuiging die de Afgescheidenen hadden ten aanzien van kerk en belijdenis.Ga naar eindnoot1 Ds. Hagen ging na zijn emeritering in Middelburg wonen, waar hij bijna anderhalf jaar later overleed. Ruim 28 jaar had hij de gemeente van Heinkenszand gediend, na daarvóór 5 jaar in het naburige Ovezande te hebben gestaan (1820-1825). In totaal was hij 46 jaar in actieve dienst geweest.Ga naar eindnoot2 In het vlakbij gelegen 's Heer Arendskerke stond in de Hervormde kerk in de begintijd van de Afscheiding ds. Jan Beckers, die in 1839 aldaar overleed, 71 jaar oud. Hij was er al in 1801 gekomen. Zijn ‘nabuur en vriend’ ds. J. ab Utrecht Dresselhuis, de bekende ‘verlichte’ predikant van Wolphaartsdijk herdacht hem als een ‘zachtmoedig en verdraagzaam mens’. In de theologische periodiek Boekzaal der geleerde Wereld lezen we in zijn in memoriam o.a. nog dit: ‘Meer dan 38 jaren mogten wij hem derhalve bezitten en gedurende al dien tijd onafgebroken zijnen voorgang genieten, want onafgebroken was zijne gezondheid, en evenzoo zijne huisselijkheid. Slechts éénmaal riep hij in die gansche reeks van jaren de hulp eens Ringbroeders in, en dat nog wel alleen ten gevolge van den dood van eene zijner naaste betrekkingen. Zijn huwelijk was niet met kinderen gezegend. Zijne Weduwe betreurt hem eenzaam, doch toont tevens hoe dierbaar hij was door, ter voldoening aan zijne wenschen en in het belang der geliefde Gemeente, afstand te doen van hare aanspraken op een jaar van gratie.’Ga naar eindnoot3 De weduwe ontving in de regel nog een tijd lang het traktement van haar overleden man. Maar de vrouw | |
[pagina 237]
| |
van ds. Beckers wenste van dit recht geen gebruik te maken. Waarschijnlijk was ze bemiddeld. Helaas beschikken we niet over kerkeraadsnotulen uit de eerste jaren van het bestaan van de Afgescheiden gemeente van Borssele-Heinkenszand, ontstaan op 11 september 1836. Misschien zijn ze toen ook nooit gemaakt, van de gemeente van Borssele wordt dit tenminste als feit vermeld (zie hoofdstuk Borssele). Wat Heinkenszand betreft - waartoe we ons nu bepalen - we weten, dat de Afgescheiden gemeente aldaar gesticht is door ds. Budding in de schuur van Jannis van de Luijster in Borssele. En dat op die zondag - wat het weer betreft ‘met verbazend (veel) wind en plasregen’ - voor Heinkenszand tot ouderling is bevestigd de 47-jarige Jacobus Pijke Janzn., geboren te Goes, wonende te Heinkenszand, van beroep winkelier. Diaken werd de 35-jarige import-Zeeuw Bartus Gerardus van Loon Wouterszoon, geboren in het Gelderse Brughem bij Zaltbommel, wonende te Heinkenszand, deurwaarder van het vredegerecht aldaar. De eerste notulen van Heinkenszand, waarover we beschikken kunnen, beginnen meer dan 30 jaar later, namelijk 3 mei 1869. En in die tussentijd hadden zich zeer ingrijpende gebeurtenissen voorgedaan met als gevolg niets meer of minder dan het teniet gaan van de Afgescheiden gemeente van Heinkenszand en haar bijna integraal opgaan in een ‘Buddinggemeente’; want nagenoeg alle leden gingen met Budding mee, toen deze in 1839 buiten het kerkverband van de Chr. Afgescheidenen kwam te staan. Het zo juist genoemde kerkeraadslid Bartus G. van Loon voorop. Ze werden nu - met de Budding-aanhangers in Kapelle - opgenomen in Buddings basisgemeente in Goes.Ga naar eindnoot4 Op de eerste pagina van de kerkeraadsnotulen van de in 1869 opnieuw geïnstitueerde gemeente van Heinkenszand wordt ons iets uit de voorgeschiedenis verteld onder de titel Gedachtenisse, ontleend aan Ezra 6:2Ga naar eindnoot5. We geven er enkele passages uit weer: ‘De Heere wien het behaagde zijn volk uit te leiden uit de dwalende menigte, uit dat genootschap dat sedert den jare 1816 de kenmerken der Kerk verloren had, was ook gedachtig aan zijn volk te dezer plaatse. Reeds in 1835 vond hier de afscheiding plaats en in het volgend jaar 1836 werd er eene Afgescheidene gemeente gesticht door Ds. H.J. Budding.’ Na te hebben vermeld, dat de hierboven al genoemde Jacobus Pijke en Bartus Gerardus van Loon resp. tot ouderling en diaken waren gekozen gaat de ‘Gedachtenisse’ aldus verder: ‘Een leven, als een leven uit den dood werd openbaar, de huisselijke Godsdienst werd hersteld, de huisvader of huismoeder gingen de huisgenooten voor in het gebed, de kinderen en onderhoorigen werden vermaand en opgewekt om den Heere te zoeken en te dienen; de sabbath was een dag van verkwikking en dag der zaligheid. Niet slechts de bijeenkomsten onder de leiding van den Godvreezenden ouderling en de stichtelijke lezing van den diaken, maar ook de opleiding der kinderen in de Cathechisatie werden op de kennelijkste | |
[pagina 238]
| |
wijze gezegend. Wel mogten wij zeggen: God heeft zijn volk bezocht - Luc. 7:16c.’ Dan volgt de verzuchting: ‘Ontstonden in de gemeente van Corinthe scheuringen en twisten, helaas! na weinige jaren het goede genoten te hebben, werd het volk ingewikkeld in kerkelijke oneenigheden, waardoor vrede en stichting verloren gingen en de weleer bloeijende Gemeente, alhier, werd verstrooid en uit elkaar gerukt. Slechts één huisgezin bleef in den weg der orde wandelen’. We merken hierbij op, dat dit het gezin was van Cornelis Oranje en Neeltje van Noppen, dat zich bij de Afgescheiden gemeente van Goes aansloot. Het gedachtenis-woord vervolgt: ‘Zoo duurde het vele jaren voort, dat aan deze plaats (Heinkenszand) geen openbare bediening plaats had, totdat het den Heere behaagde zich op het gebed zijn volks te ontfermen en eene deure des Woords te openen.’ Er kwamen dus betere tijden. Over het begin daarvan worden we geïnformeerd in de kerkeraadsnotulen van de Afgescheiden gemeente te Goes, waartoe de weinige Afgescheidenen in Heinkenszand na de scheuring in 1839 waren gaan behoren. Al in 1859 liep Jacobus Oranje Czn., ouderling te Goes, met plannen rond om ook in Heinkenszand diensten te beleggen. Toen ds. De Bruijne en ouderling J.K. van Baalen op een dag in november bij hem op bezoek waren, was hij met het volgende verzoek gekomen: of hij op zondagavond in de wintertijd, bij ongunstig weer, in een samenkomst een preek mocht voorlezen en verder de avond ‘stichtelijk’ leiden.Ga naar eindnoot6 Van verscheidene kanten was hem al eens gevraagd dit te doen. Het mocht. Blijkbaar sloegen de zondagavondbijeenkomsten in Heinkenszand aan, want in de kerkeraadsvergadering van dinsdag 25 juli 1865 in Goes gehouden, deelde ouderling Oranje mee, dat hij op zijn dorp een huis en schuur had gekocht met de bedoeling daarin van tijd tot tijd ds. A. de Bruijne van Goes te laten preken. Alle financiële consequenties waren voor hem (Oranje). In november 1866 kwam de verwerkelijking van Oranjes ideaal weer een stap dichterbij. Hij bood de kerkeraad van Goes aan een deel van zijn schuur in eigendom af te staan plus een nieuwe preekstoel met nog enig meubilair. Natuurlijk was de kerkeraad blij met dit edelmoedig aanbod en hoopte, dat de Koning van de kerk deze daad ‘believe te zegenen tot nut van Sion’.Ga naar eindnoot7 Men regelde het zo, dat in Heinkenszand zondags een kerkelijk goedgekeurde preek zou worden gelezen, in de winter 's morgens en van Pasen tot november 's avonds. Aan predikanten zou worden gevraagd in de week op Heinkenszand te komen preken; ouderling Oranje zou die preekvoorziening verzorgen. Voor een weekdienst mocht hij ƒ 2,- betalen en voor de zondag ƒ 10,- plus reiskosten. In de eerste plechtige dienst in Oranjes schuur ging ds. De Bruijne van Goes voor, die als tekst had genomen Marcus 16:15: ‘En hij zeide tot hen: Gaat heen in de geheele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen.’ Hij zou er op een avond in de week nog verscheidene keren komen | |
[pagina 239]
| |
preken, vooral toen hij in 1868 provinciaal predikant werd en dus veel in vacante gemeenten kwam. Om kort te gaan, in februari 1869 diende Jacobus Oranje namens de in of bij Heinkenszand wonende leden bij de kerkeraad te Goes een officieel verzoek in om tot een zelfstandige gemeente te worden geïnstitueerd. De Goese kerkeraad wees een commissie aan om deze zaak tot een goed einde te brengen. Omdat Goes juist vacant was geworden, ging de consulent ds. Steketee van Nieuwdorp hierin als voorzitter fungeren. In april 1869 werden onder zijn leiding twee kerkeraadsleden voor Heinkenszand gekozen en stelde men een voorlopige ledenlijst op. De eerstvolgende zondag werd in het kerkje in de Wijngaardstraat te Goes afgekondigd dat Jacobus Oranje ontheffing van zijn ambt als ouderling in Goes had gekregen. En precies twee weken later werden hij en Cornelis de Schipper resp. als ouderling en diaken in hun ambt bevestigd in de opnieuw geïnstitueerde gemeente van Heinkenszand. Laten we deze voor de geschiedenis van de Gereformeerde kerk van Heinkenszand belangrijke feiten mogen weergeven in de plechtige stijl van het memorandum, te vinden op de voorste bladzijde van het eerste notulenboek van de kerkeraad na de hernieuwde instituering, waaruit we hierboven al enkele passages hebben aangehaald: ‘Een klein volksken in getale werd verzameld en onder de leiding van den Wel Eerw. Heer Ds Steketee, Herder en Leeraar te Nieuwdorp, werd eene gemeente gesticht op de grondslagen der Gereformeerde leer, tucht en dienst der vrome vaderen den 13 April 1869. Tot ouderling dezer kleine kudde werd gekozen Jacobus Oranje en tot diaken C. de Schipper;Ga naar eindnoot8 de bevestiging vond plaats op (zondag) den 2den Mei 1869 door Ds. S.O. Los, predikant te Baarland. Eben-Haëzer: Tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen, 1 Sam 7:12.’ We merken hierbij nog op, dat 2 mei 1869 de datum van de herinstituering van de Chr. Afgescheiden kerk te Heinkenszand is. Dit is namelijk de datum van de bevestiging van de ambtsdragers. En verder, dat ouderling Jacobus Oranje onder de schuilnaam Filoclezius een gedenkboekje bij het 50-jarig bestaan van de Afgescheiden gemeente te Goes heeft geschreven onder de titel: 1836 - 18 September - 1886. Iets betreffende de geschiedenis der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Goes, herdacht bij haar 50-jarig bestaan (Goes, 1886, G.M. Klemkerk). Nu de dochtergemeente van Goes in 1869 het huis was uitgegaan om op eigen benen te staan - vergeef ons deze beeldspraak - willen we, rekening houdend met het tijdskader van onze studie alleen nog een blik werpen op de jaren 1869 en '70. Het notulenboek van de kerkeraad begint met 3 mei 1869. In die eerste vergadering was de eerste en enige beslissing die men nam, het aanwijzen van een koster. Wat is immers een kerk of desnoods een schuurkerk zonder koster. Hij is immers een onmisbaar element in de activiteiten in en om het gebouw. De nieuwe koster was blijkbaar geen gemakkelijk heer. De kerkeraad moest hem eens vermanen over het feit, dat hij kinderen, die zich in de kerk oneerbiedig gedroegen, sloeg. Dat was wel wat te veel van het | |
[pagina 240]
| |
goede en de heetgebakerde koster werd opgewekt meer ‘zachtmoedigheid te tonen’. Maar dit was weer de oorzaak, dat er bij de koster kortsluiting ontstond: hij gooide de boel er bij neer. Enfin, alles is weer goed gekomen. Uiteraard was het voor de kleine, slechts 34 zielen tellende gemeente van Heinkenszand een voortdurende zorg om voor de zondagse diensten telkens een voorganger beschikbaar te hebben. Want als Jacobus Oranje of Cornelis de Schipper eens een zondag verhinderd of ziek waren, wat dan? Daarom gingen preekverzoeken naar alle windrichtingen om zowel op zondag als ook wel in de week preekvoorziening te krijgen. Om een voorbeeld te geven: in mei 1869 werd ouderling P. Staal van Kapelle uitgenodigd om in Heinkenszand voor te gaan. Wellicht dacht men bij hem wel een kans te maken want hij was getrouwd met een dochter van de ‘oude’ Cornelis OranjeGa naar eindnoot9 en dus een zwager van ouderling Oranje. Terloops merken we hier op: Over het leven en zalig sterven (1875) van zijn schoonmoeder is een boekje verschenen, bewerkt door haar zoon Jacobus Oranje en haar schoonzoon P. Staal.Ga naar eindnoot10 In juni 1869 deed zich een uitgelezen gelegenheid voor om een gastpredikant te pakken te krijgen, want in die maand vergaderde de Algemene Synode in Middelburg, ruim een week lang. Er was dus een hele serie predikanten in de buurt, en niet de minste! Daarvan moest men zien te profiteren wat de preekvoorziening betreft. Men pakte het tactisch aan en vroeg aan ds. Littooij van Middelburg of hij zondag 20 juni in Heinkenszand kon preken. Zo niet, of hij dan kon bereiken, dat één van de dominees, die op de synode van Middelburg zaten, naar Heinkenszand wilde komen. Het lukte. Niet ds. Littooij zelf, maar ds. E.J. Seeger van Marum (Gr.) preekte de gevraagde zondag in Heinkenszand. Zo hoorden ze op ‘Heintjeszand’ ook eens een dominee uit het hoge noorden, die ze anders - vanwege de afstand - nooit gekregen zouden hebben! Nog in juni 1869 besloot de kerkeraad het burgerlijk bestuur het bestaan van een ‘Chr. Geref. Gemeente’ mee te delen: die naam was op de zojuist gehouden synode te Middelburg - waar tot vereniging met de kerkengroep van de Kruisgezinden was besloten - aangenomen. Ook zou men vergunning vragen het kerkgebouw te plaatsen op het land van de scriba C. de Schipper. Men had dus de plannen voor een kerkgebouw al klaar. En aan de provinciale vergadering vroeg men toestemming om ds. S.O. Los van Baarland tot consulent te benoemen, wat gebeurde. Ds. Los had in Heinkenszand een getrouwde dochter wonen, Baukje Los. In september 1869 werd de attestatie aanvaard van Cornelis Schijf en zijn echtgenote Baukje LosGa naar eindnoot11. Geen wonder dus dat ds. Los graag eens naar Heinkenszand ging. Het bouwen van een kerk heeft altijd heel wat voeten in de aarde, vooral vanwege de financiële kant van de zaak of - minder vaak - men heeft kritiek op de plaats waar de nieuwe kerk komt te staan. Wat de financiën betreft, de kleine gemeente deed en gaf wat ze kon. Op een zondag in juli 1869 preekte ds. H.H. Middel van Wolphaartsdijk in Heinkenszand. Tijdens de dienst wekte hij zijn hoorders op ‘tot het milddadig | |
[pagina 241]
| |
geven voor het op te richten kerkgebouw’. In de notulen lezen we hierover verder: Dit ‘bleef niet zonder gunstige gevolgen. Geprezen zij de Heere voor Zijne tallooze weldadigheden!’ Eigenlijk was het met de bouw van de kerk een merkwaardig geval, want in wezen was het helemaal geen nieuwe kerk. Het buitenkansje deed zich namelijk voor, dat men een reeds gebruikt, houten kerkgebouwtje staande te Breskens kon kopen. Daar had het dienst gedaan als vergaderplaats van de piepkleine, door emigratie naar Noord-Amerika weggekwijnde Afgescheiden gemeente, die daarvóór in het nabijgelegen Groede had gekerkt. De koop lukte. Het gebouwtje te Breskens werd nu afgebroken en in gedeelten per schip naar Eindewege op Zuid-Beveland, vlak bij 's Heer Arendskerke, vervoerd.Ga naar eindnoot12 In Heinkenszand werd het weer opgebouwd na met 4 el te zijn verlengd en op zondag 15 augustus 1869 kon het sobere kerkje door ds. H.A. Jonkman van Kruiningen in gebruik worden genomen. Het kerkelijk weekblad De BazuinGa naar eindnoot13 gaf daarvan het volgende verslagje: ‘Heinkenszand, den 15 Augustus 1869. Wessels schrijft nog over deze ingebruikneming: ‘Er was blijdschap! Maar ook werd de vijandschap openbaar. Aan spot en smaad ontbrak het niet. Op een morgen, toen De Schipper eens naar buiten kwam, las hij op zijn deur: ‘Kees de Schipper, Biebelknikker’. ‘Knikkers’ of ‘Knikkerianen’, dat was het scheldwoord dat de Afgescheidenen op Zuid-Beveland wel meer naar het hoofd gegooid kregen. Het was ook feest voor de gemeente, toen een week later, op 22 augustus 1869, niemand minder dan de vroegere dominee van Goes, C. van der Meulen - in 1847 naar Noord-Amerika geëmigreerd - in het nieuwe kerkje van Heinkenszand kwam preken. Hij was als afgevaardigde op de zo juist gehouden synode van Middelburg aanwezig geweest. In de kerkeraadsnotulen lezen we, dat de vergadering over zijn komst ‘hoogst verblijd’ was. Voor de statistiek in het landelijk jaarboekje gaf de kerkeraad op, dat de gemeente in Heinkenszand toen 45 zielen telde. Ze was dus wel erg klein. Nog een enkel woord over het houten kerkje. Aan het eind van de jaren | |
[pagina 242]
| |
'70 is het ten gevolge van een zware storm in elkaar gewaaid. Het werd vervangen door een stenen gebouw. En tijdens de dienstperiode van ds. D. Hoek (1901-1905) is dit weer opgevolgd door een ruim sierlijk kerkgebouw naast de pastorie.Ga naar eindnoot14 In de zomer van 1869 was dus het eerste kerkje klaar gekomen. Een jaar later besloot de kerkeraad gedurende de winteravonden enige verlichting bij de kerk aan te brengen. Dan kon niemand de duisternis als oorzaak van zijn verzuimen van de ‘avondgodsdienst’ opgeven! We besluiten ons hoofdstuk met de vermelding, dat, nadat ds. P. Diermanse van Westmaas tevergeefs was beroepen, kandidaat J. Verhave in het najaar van 1870 tenslotte een tweede op hem uitgebracht beroep aannam en op 18 december 1870 zijn intree in de gemeente van Heinkenszand deed. Ds. A. Littooij van Middelburg had hem bevestigd. Enkele weken later trouwde hij met de 24-jarige Pieternella Suzanna Loois uit Middelburg. In september 1873 vertrok hij uit Heinkenszand en na achtereenvolgens nog de gemeenten van Noordwijk aan Zee-Noordwijk-binnen, Kamperland, Anna Jacobapolder en Aarlanderveen te hebben gediend is hij in 1906 overleden. We vonden hem als volgt getypeerd: ‘Hij behoorde niet tot de predikanten, die “de wetenschap vooruit helpen”, ook niet tot hen, wier naam klinkt door heel Nederland. Hij heeft in stilte gearbeid. Maar de gaven die hij had, heeft hij gebruikt. Op eenvoudige, hartelijke, gezondgemoedelijke wijze heeft hij het Evangelie verkondigd. Hij was door zijn wandel ten voorbeeld. In elke gemeente, die hij diende, was hij prediker, niet maar met het woord, maar vooral voor het oog van en in het midden der gemeente. Hij was een ware herder’.Ga naar eindnoot15 |
|