De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen
(1987)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I NieuwdorpA. De periode 1835-'50Nieuwdorp lag in de burgerlijke gemeente 's Heer Arendskerke in de Zuid-Kraayertpolder, niet ver van het Sloe, het water, dat vroeger Zuid-Beveland en Walcheren scheidde. Op het grondgebied van deze agrarische gemeente lag als belangrijkste kern 's Heer Arendskerke of het Oudedorp. Het Nieuwedorp is later ontstaan, zoals de naam al aangeeft. In de tijd van de Afscheiding telde de burgerlijke gemeente ongeveer 1690 inwoners, van wie er 1050 Hervormd waren, 460 Rooms-Katholiek en 180 Chr.Afgescheiden. Deze laatsten vormden in Nieuwdorp een zelfstandige gemeente met een eigen predikant (in 1842 daar gekomen). Het hoofddorp 's Heer Arendskerke ligt 6 km ten westen van Goes aan de vroegere straatweg Goes-Sloe.Ga naar eindnoot1. Thans behoort Nieuwdorp tot de gemeente Borsele. In de zomer van 1836 was de jonge ds. Budding (26) op bezoek geweest bij de wed. Aagje Onderdijk-MinnaarGa naar eindnoot2. op haar hofstee in 's Heerenhoek, gelegen in het westen van Zuid-Beveland. Ze zou zich in 1836 afscheiden van de Hervormde gemeente 's Heerenhoek-Nieuwdorp. Natuurlijk waren in het gezelschap geestelijke en kerkelijke zaken besproken. Want Budding - toen officieel geen Hervormd predikant meer in Biggekerke - was niet gewoon zijn kritische en aparte kijk op de gang van zaken in het Hervormd kerkgenootschap voor zich te houden. En de in het land zich uitbreidende Afscheiding - in 1834 in Ulrum in Groningerland begonnen - had eveneens Zeeland aangeraakt. Dat het daar in 1835 ook op Zuid-Beveland onrustig werd, bewijst een geschreven document, te vinden in het archief van de Gereformeerde kerk te Nieuwdorp. Het is van de hand van de plaatselijke predikant Christiaan Steketee, die bijna 40 jaar zijn gemeente te Nieuwdorp heeft verzorgd (1842-'82). In hoofdzaak geeft het de belangrijkste feiten uit de geschiedenis van die gemeente gedurende de eerste decennia (tot 1868). Met het doel ‘om in gedachtenis te houden het gene de Heere, te Nieuwdorp onder 's Heer Arendskerke, tegen alle menselijke gedachten heeft believen daar te stellen’. 't Is plechtig gezegd, maar wel duidelijk.Ga naar eindnoot3. Op de eerste pagina lezen we al, dat er vooral in het begin van 1835 vele mensen ‘tot den Heere bekeerd (werden), waardoor de oude(n) opgewekt en de gezelschappen of bijeenvergaderingen, die van overlang gestaakt waren geweestGa naar eindnoot4., wederom een aanvang begonnen te nemen, zoo dat vele huizen tot kleine kerken werden gemaakt’. Dit is een belangrijke notitie, want hier constateren we dus een opleving van de conventikels. Dat de bezoekers daarvan de officiële kerkdiensten in de Hervormde kerk van 's Heerenhoek-Nieuwdorp links lieten liggen mogen we gerust aannemen. Met hun predikanten hadden de inwoners van 's Heerenhoek en Nieuwdorp het in die tijd niet zo best getroffen.Ga naar eindnoot5. Integendeel. De eerste werd in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1809 wegens dronkenschap ontslagen, enkele jaren later na schuldbelijdenis weer aangenomen, heeft in 1829 zijn ambt neergelegd, niet vrijwillig, maar om een tweede afzetting te voorkomen. De tweede, in 1830 gekomen, is in 1846 afgezet op grond van ‘dikwijls herhaalde dronkenschap zelfs bij de openbare Godsdienstoefening’Ga naar eindnoot6.. Maar het wangedrag van enkele Hervormde predikanten zou op zichzelf niet tot Afscheiding hebben geleid. De diepere oorzaak daarvan was echter het groeiend verzet tegen het loslaten van de gereformeerde belijdenis. Wie niet meer in de Hervormde kerk kwam, om wat voor reden dan ook, had niet zoveel kwaad te vrezen. Maar anders werd het, toen na een aarzelend begin in 1835, op vele plaatsen in 1836 de conventikels werden omgezet in officiële gemeenten, geleid door een kerkeraad. Dit werd namelijk door de overheid - al of niet geadviseerd door Hervormde predikanten en instanties - als een brutale uitdaging ervaren. Met als gevolg dat de rechterlijke macht in actie en tot veroordelingen kwam. Om maar niet te spreken over de algemene opinie, die de Afgescheidenen in de regel beslist vijandig gezind was. Vooral in 1836 met daarin de september- en oktobermaand als piek, was de activiteit van de rechtbanken in het hele land het grootst. Wat niet wil zeggen, dat daarna een stilte viel. Pas na 1840 - toen Willem II koning was geworden - zou het rustiger worden. Op 3 september 1836 sprak de rechtbank van eersten aanleg te Goes haar eerste vonnis uit tegen een Afgescheiden bewoner van Zuid-Beveland. Dit was de 46-jarige korenmolenaar Izak Naeye Azn., geboren te Biervliet, wonende te 's Heerenhoek (niet ver van Nieuwdorp). Zijn zus Dina was met de zo befaamd geworden Afgescheiden landbouwer Jannis van de Luijster te Borssele getrouwd. Dat vonnis had als oorzaak: kort voor 26 mei was Naeye in de stad Goes de bekende, toen op Walcheren wonende oefenaar Johan Willem Vijgeboom tegengekomen en had deze uitgenodigd in 's Heerenhoek een oefening te houden. Vijgeboom stemde toe; als datum werd afgesproken donderdag 26 mei 1836. Het ging door. Op die dag leidde Vijgeboom bij Naeye thuis in 's Heerenhoek een godsdienstige samenkomst met een ‘aanzienlijke schare toehoorders’. Maar deze actie ging hem wel ƒ 100,- boete kosten; Naeye kwam er met ƒ 8,- af. Het was de eerste beboete samenkomst van Afgescheidenen op Zuid-Beveland (3 september '36). Die oefening door Vijgeboom op bovengenoemde 26 mei '36 in het naburige 's Heerenhoek gehouden, heeft op de Nieuwdorpers inspirerend gewerkt. Op de eerste pagina van het notulenboek van de kerkeraad lezen we, dat Christiaan Steketee Jaczn., kleermaker te Nieuwdorp, de Afgescheidenen begon te organiseren. Er wordt zelfs een datum genoemd: 30 april 1836. Dit zal betekenen, dat hij toen in zijn woning godsdienstige samenkomsten ging leiden. In het manuscript (‘gedachtenis’) hierboven al eerder genoemd, staan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beweegredenen als volgt geformuleerd: ‘Den 30 April begon de Heere alhier zijn volk krachtiglijk uit de gemeenschap te leiden van hen die zich wel met den naam van de gereformeerde kerk bedekken, maar die zich des niet tegenstaande in leer, tucht en dienst anti-gereformeerd openbaar maakten, gelijk dit uit de afzetting van regtzinnige Leeraars ... klaarlijk blijkt.’
Het kerkplein te Nieuwdorp ca. 1910, met de Gereformeerde Kerk.
Foto: G.A. Goes. Het aantal bezoekers van de huisgodsdienstoefeningen nam in korte tijd zo sterk toe, dat besloten werd op 27 mei twee opzieners te kiezen en iemand die ‘aanteekening’ zou houden van het verhandelde. Gekozen werden Christiaan Steketee (natuurlijk) en P. van Westen en tot scriba W. de Jager. Nu is het kiezen van ambtsdragers nog niet hetzelfde als hen bevestigen. En voor dit laatste moest bovendien een predikant komen. Gelukkig was die beschikbaar, namelijk H.J. Budding, die toen op Walcheren zijn domicilie had, maar ook op Zuid-Beveland druk in de weer was, ja, waar niet al. Op zaterdag 3 september had hij gelegenheid naar Nieuwdorp te komen. Steketee c.s. profiteerden in dubbel opzicht van zijn komst, want er werd niet alleen ‘tot onderlinge stichting gesproken’, maar ook overgegaan tot een nieuwe verkiezing van ambtsdragers. Op hun eigen verzoek trouwens. Niet dat er bezwaren tegen de al gekozenen waren ingebracht, maar omdat het aantal Afgescheidenen inmiddels sterk gegroeid was. De uitslag was: Steketee en Van Westen opnieuw tot ouderlingen gekozen, en W. de Jager en W. Dekker tot diaconen. En de volgende dag kon de instituering plaats vinden. Aan de totstandkoming van de Afscheiding in Nieuwdorp heeft ongetwijfeld Christiaan Steketee Jaczn. de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grootste stoot gegeven. Zijn naam wordt zelfs met ere genoemd in ‘Levensberichten van Zeeuwen’Ga naar eindnoot7.. Daarom geven we hier enige levensbijzonderheden over die Nieuwdorper ouderling. Volgens Nagtglas verdient deze eenvoudige man in herinnering te blijven ‘als een eigenaardig type uit het Zeeuwse volksleven’, die in zijn kring een man van betekenis is geweest. Hij was afkomstig uit de kleine boerenstand en werd op 10 september 1782 in Borssele geboren als zoon van Jacob Steketee en Cornelia Maas. In zijn jeugd ondervond hij aan den lijve wat armoede en ontberingen betekenden, zeker in de Franse tijd. Hij herinnerde zich nog heel goed die kwade dagen, toen de tarwe ƒ 20,- en de aardappels ƒ 6,- de zak kostten en de suiker voor de gewone man haast onbetaalbaar was; daarbij kwam nog, dat burgers en boeren aan vreemde soldaten de kost moesten geven. Graag vertelde hij, dat hij Napoleon eens had gezien, toen deze op een wit paard gevolgd door een groep officieren, tijdens een inspectie over de zeedijk bij Borssele reed (in 1811 is Napoleon in Nieuwdorp geweest). Toen Steketee ongeveer 23 jaar was, kwam hij als ‘boerenkleermaker’ in Nieuwdorp wonen, in die dagen nog een gehucht in de Zuid-Kraayertpolder in de burgerlijke gemeente 's Heer Arendskerke (1805). Het volgend jaar - juli 1806 - trouwde hij met Maatje Hoebeke (die hij in 1824 door de dood verloor). ‘Hoewel hij een eenvoudig, stil man was, schijnt hij een buitengewone invloed in zijn kring te hebben uitgeoefend, en het is voornamelijk aan zijn rustige werkzaamheden en kalme bemoeiingen te danken, dat een vergeten afgelegen gehucht tot een vrij aanzienlijk kerkdorp is geworden.’Ga naar eindnoot8. In zijn geschiedkundig overzicht van de Geref. kerk te Nieuwdorp schrijft Chr. Melse nog: ‘Vader Christiaan Steketee, die in de wandeling familiair “het ouwe Kersaentje” (Christiaantje) genoemd werd, was de raadsman en toevlucht van ieder. Zijn kleermakerij werd dagelijks door ontwaakten en heilbegerigen bezocht. Daar kon men zijn hart uitstorten en troost en leiding ontvangen.’Ga naar eindnoot9. Na veel strijd scheidde de weduwnaar Steketee zich op 30 april 1836 af met zijn beide dochters Cornelia en Pieternella en zijn broer Cornelis Steketee, niet van de Gereformeerde kerk, maar van het Hervormd genootschap, dat in de plaats van die kerk was gekomen.Ga naar eindnoot10. Vanaf de stichting van de Afgescheiden gemeente van Nieuwdorp in september 1836 tot zijn dood in 1864 heeft hij deze als ouderling gediend. Er bestaat van hem een geschriftje, in 1883 uitgegeven met een voorwoord van Cornelis Steketee Czn., zijn kleinzoon, toen predikant te Veere. Het is getiteld: ‘Een boekje voor mijn hart en wandel (bevattende eene bekeeringsgeschiedenis uit vroeger tijden 1782-1824) nagelaten door Christiaan Steketee, geboren te Borssele, 10 September 1782, overleden te Nieuwdorp, 12 September 1864. (F.P.D'Hui-Middelburg 1884)’. De kleinzoon kon zich zijn grootvader nog voorstellen: ‘...ik zie hem nog gaan, den ouden eerwaardigen grijsaard, groot en kloek van ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stalte en nog ongebogen, ofschoon reeds over de tachtig jaren, zooals hij, leunende op een stok, over het dorpje heenwandelde.’ Het 138 pagina's tellend boekje bevat in taalkundig enigszins gekuiste vorm de op schrift gestelde geestelijke ervaringen en levensherinneringen, zoals de oude Steketee die omstreeks 1819 had genoteerd. Van dat boekje heeft S.S. Goslinga een uitvoerige samenvatting gegeven in Christiaan Steketee (1782-1864) en zijn geslacht (gestencild; het ‘Ten geleide’ is gedateerd Rotterdam, sept. 1961). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instituering 4 september 1836Zondag 4 september 1836 is voor de Afgescheidenen in Nieuwdorp en directe omgeving een historische datum geworden, want op die dag is de eerste Afgescheiden kerk op Zuid-Beveland gesticht. Via een procesverbaal weten we zelfs precies bij welke gelegenheid en waar dit is gebeurd, namelijk in de schuur van Boudewijn Nieuwenhuyse, een 50-jarige landbouwer, geboren in Kruiningen, maar toen wonende op een hofstede in de Oude Kraayertpolder onder 's Heer Arendskerke. Volgens A. de Smit lag deze boerderij even ten noorden van de later aangelegde spoorlijn bij de Anker veer se dijk.Ga naar eindnoot11. Het valt op, hoe vaak in het hele land een Afgescheiden gemeente is geïnstitueerd in een boerenschuur. Eigenlijk is dit wel te begrijpen, want daar had men de ruimte. In de kom van het dorp stonden immers in de regel maar kleine huisjes. Een element, dat ook niet vergeten mag worden, is, dat men buiten het dorp gemakkelijker zijn gang kon gaan en daar niet zoveel last had van de dorpsgeest, die - nieuwsgierig als altijd - de Afgescheidenen meestal vijandig gezind was. Daar komt nog bij, dat landbouwers door hun positie gewend waren enige leiding te geven, althans vergaderruimte tot hun beschikking hadden, en daardoor in de gelegenheid waren een initiatief - waarbij een betrekkelijk groot aantal mensen betrokken was - te doen uitvoeren. Zo was hij die eerste zondag in september '36 naar de boerderij van Boudewijn Nieuwenhuyse gegaan om in diens schuur een godsdienstoefening te leiden en een kerkeraad te bevestigen. Wanneer het op een polderweg ineens opvallend druk wordt, dan blijft zoiets natuurlijk niet onopgemerkt en ieder dorpeling vraagt zich nieuwsgierig af: wat is er aan de hand? Daarom had burgemeester De Fouw 's middags zijn veldwachter Willem de Witte opdracht gegeven bij Nieuwenhuyse poolshoogte te nemen en rapport uit te brengen. Toen deze de schuur binnenkwam, was het er vol, naar zijn schatting wel 400 à 500 (!) mensen, zowel mannen als vrouwen, van alle kanten samengestroomd. In zijn proces-verbaal noemde hij de namen van belangstellenden uit Yerseke, 's Gravenpolder, Wolphaartsdijk, Borssele, Goes, Heinkenszand, Wissekerke (bij 's Heer Hendrikskinderen), Kloetinge en 's Heerenhoek. De meesten kwamen uiteraard uit de burgerlijke gemeente 's Heer Arendskerke,Ga naar eindnoot12. waartoe ook Nieuwdorp behoorde. In zijn proces-verbaal noteerde hij ook, dat bij zijn binnenkomst in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuur ds. Budding, gewezen Hervormd predikant van Biggekerke, zittend in een stoel op een boerenwagen op de dorsvloer, net bezig was een preek te houden. In die middagsamenkomst waren 2 kinderen gedoopt, resp. van Gerard Otte en Adriaan van Antwerpen, beiden uit 's Heer Arendskerke. Terwijl in diezelfde middagdienst door ds. Budding tot ouderlingen waren bevestigd: Wisse Dekker, landman, zoon van François, 50 jaar, geboren Meliskerke, wonende te 's Heer ArendskerkeGa naar eindnoot13.. Willem de Jager, landman, zoon van Gillis, 48 jaar, geboren Eversdijk gemeente Kapelle, wonende te 's Heer Arendskerke. En tot diakenen: Christiaan Steketee, kleermaker, zoon van Jacob, 54 jaar, geboren te Borssele, wonende Nieuwdorp. Piet er van Westen, boerenarbeider, zoon van Dirk, 63 jaar, geboren Koudekerke op Walcheren, wonende Nieuwdorp. De eerste ouderlingen en diakenen waren dus niet aan de jonge kant. Ongeveer 7 uur 's avonds was de laatste dienst afgelopen; bij de uitgang van de schuur was nog een deurcollecte gehouden. De veldwachter rapporteerde tenslotte, dat hij geen enkele ‘storing van de openbare orde’ had bespeurd. Het woord was nu aan de rechtbank te Goes. Deze veroordeelde ds. Budding tot ƒ 100,- en Nieuwenhuyse tot ƒ 50,- boete, terwijl de 4 nieuwe kerkeraadsleden elk ƒ 25,- kregen te betalen. Daarbij kwamen nog de proceskosten, ook een klein kapitaaltje, namelijk ƒ 14,25.Ga naar eindnoot14. Nee, het was toen werkelijk niet zo gemakkelijk en voordelig om bij de Afgescheidenen te horen. Drie dagen later - woensdag 7 september '36 - preekte ds. Budding al weer in Nieuwdorp, nu in de herberg van Gerard Otte, 40 jaar, wonende in Nieuwdorp. De preek had tot tekst Marcus 10:26 en 27: ‘En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden? Doch Jezus, hen aanziende, zei: Bij de menschen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God.’ Veldwachter Willem de Witte moest opnieuw in actie komen. Hij maakte proces-verbaal op en het vonnis werd: ds. Budding ƒ 100,- en Gerard Otte, die zijn herberg beschikbaar had gesteld ƒ 50,- boete. De 4 kerkeraadsleden kregen elk weer ƒ 25,- te betalen. Het waren de ouderlingen Chr. Steketee en Pieter van Westen met de diakenen Wisse Dekker en Willem de Jager. Door deze pijnlijke ervaringen wat terughoudender geworden, besloot men voortaan met niet meer dan 20 personen bij elkaar te komen. Het kwam er op neer, dat men nu huisgodsdienstoefeningen ging houden en op particuliere adressen samenkwam. Dit preeklezen vond in Nieuwdorp plaats bij Steketee of Van Westen aan huis. In de Noord-Kraayertpolder was een boerderij het punt van ontmoeting en in 's Heer Arendskerke de woning van Arie van Mel.Ga naar eindnoot15. Ruim 15 maanden later zou er nog eenmaal een veroordeling worden uitgesproken over een lid van de gemeente Nieuwdorp. Gerard Otte had op 14 januari '38 ds. Budding weer in zijn herberg laten preken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Morgens preekte hij over Hebr. 13:4 (eerste gedeelte), 's middags over het tweede deel van dezelfde tekst en 's avonds had hij Lucas 9:57-62 behandeld. In die samenkomsten waren op verzoek van ds. Budding geen kerkeraadsleden aanwezig geweest. Hij had namelijk laten weten, dat ze, wanneer ze van plan waren eventuele boeten te betalen - en dat waren ze - beter deden thuis te blijven. Daardoor zouden ze minder kwaad doen dan door te komen. Want hijzelf was principieel tegen het betalen van dergelijke boeten. Zijn advies had echter ouderling Pieter van Westen niet bereikt, want deze was wel de herberg van Otte binnengegaan en daar toen maar gebleven. Of hij ook een kerkdienst heeft meegemaakt, durven we niet te beslissen. In elk geval komt zijn naam niet voor in het vonnis, dat de rechtbank te Goes nog geen twee weken later uitsprak.Ga naar eindnoot16. Het luidde:
De proceskosten bedroegen ƒ 2,99. Weigerde ds. Budding de ƒ 100,- te betalen, Otte was op dit punt helemaal eensgeestes met hem. Aanmaningen maakten hem niet soepeler. Hij ging tot het uiterste en liet het aankomen op een publieke verkoop van zijn goederen, die in elk geval ƒ 351,- inclusief vervolgingskosten moest opleveren. Tot deze som waren de nog niet betaalde boeten - volgens de notulen - inmiddels opgelopen. Het eerst werd door de deurwaarder een koe geveild. Otte bood ƒ 351,- het te innen bedrag - en dus was de verkoping meteen afgelopen. Formeel had Otte geen boete betaald voor het houden van godsdienstoefeningen!Ga naar eindnoot17. Enkele keren kwam het voor, dat in zo'n dienst één of twee kinderen werden gedoopt, resp. in juni en augustus 1837 en januari '38. Maar dan moest natuurlijk ds. Budding wel beschikbaar zijn. Hij was in '37 provinciaal predikant voor Zeeland geworden en in de verre omtrek was toen geen andere dominee te vinden. Het zal er in de huiskamer (of grote boerenkeuken?) wel wat primitief zijn toegegaan, zonder een mooi doopbekken of zo, maar het was een wettige bediening van het sacrament en daar ging het om. Helaas verdween ds. Budding in januari 1839 uit eigen vrije wil uit de Afgescheiden kerken en maakte dit op de volgende wijze kenbaar: Op de provinciale vergadering van 30 januari '39 bij hem aan huis gehouden verscheurde hij zijn beroepsbrief en gooide de stukken op het vuur. Hij wilde blijven bij de oude psalmberijming van Datheen en wenste beslist geen invoering van de nieuwe psalmberijming van 1773 (die dus niet meer zo nieuw was). Ook van het bij de Koning aanvragen van vrijheid van godsdienstoefening moest hij niets hebben. In o.a. het hoofdstuk over Goes hebben we daarover nader uitgeweid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Zeeuwse gemeenten - plotseling herderloos geworden - bleven ontredderd achter. ‘Echter heeft de Heere Zijne gemeente niet verlaten, maar in tegendeel zijn woord bevestigd: Ziet ik ben met u enz.; dezelve bleef vereenigd voortgaan, onder besef dat Gods kracht in hare zwakheid volbragt zoude worden; dikwijls vermeenigvuldigde ook de Heere Zijne vertroosting, voornamelijk in de bijeenverzamelingen der gemeente op Zijnen H. dag.’Ga naar eindnoot18. Maar altijd hing als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de gemeente de dreiging door de justitie beboet en vervolgd te worden. Daarom werd besloten bij de Koning erkenning als zelfstandige gemeente in de burgerlijke maatschappij aan te vragen. En zo ging op 29 april 1839 een ‘Adres’ naar Den Haag. Het was in het gemeentehuis getekend door 62 leden van de gemeente, in het bijzijn van burgemeester L. de Fouw. Van deze 62 ondertekenaars waren niet minder dan 15 analfabeet: ze konden dus niet lezen of schrijven en tekenden met een kruisje, waarachter een ambtenaar van het gemeentehuis dan zette: Dit handmerk is gesteld door... (volgt de naam).Ga naar eindnoot19. Omdat een antwoord uitbleef, werd op 12 februari '40 een tweede ‘Adres’ opgesteld, nu getekend door 101 personen. Het werd 6 dagen later verzonden. Weer geen antwoord. Toen men informeerde, waarom er toch geen reactie op de ingezonden verzoekschriften kwam, kreeg men te horen, dat de burgemeester eerst waarborgen wenste, dat de Afgescheidenen hun leraars, armen enz. zélf konden onderhouden. De maatschappelijke status van de Afgescheidenen in Nieuwdorp had hij als volgt getypeerd: Een deel van de aanvragers behoorde ‘tot de meer gegoede klasse van ingezetenen (die) als eigenaren van boerebedrijven of andere vaste panden, of in andere betrekkingen een ordentelijk inkomen bezitten’. Ook waren zij ‘voor het tegenwoordige volijverig... in het bijdragen der benoodigde fondsen tot instandhouding van hetgeen zij wenschen opterichten’. Maar aan de andere kant viel het niet te ontkennen, dat een ander deel van de aanvragers bestond ‘uit arbeiders en minvermogende ingezetenen’. Daarom was het moeilijk zo niet onmogelijk aan te geven ‘of de meer gegoeden op den duur, in dien staat zullen blijven’.Ga naar eindnoot20. Terloops merken we hier op, dat de stelling, dat de Afgescheidenen bijna altijd tot de kleine luyden behoorden, niet opgaat. In agrarische gebieden waren het soms welgestelde landbouwers, die het voortouw namen. Om de bovengenoemde twijfel op te heffen ging er op 29 juli '40 een stuk naar de burgemeester, waarin de verlangde waarborgen werden gegeven. Het was ondertekend door 15 gemeenteledenGa naar eindnoot21.. De namen van deze ‘borgen’ waren de ouderlingen Christiaan Steketee, Pieter van Westen en Willem de Jager, met de diakenen Wisse Dekker en B. Nieuwenhuyze. Verder de kapitaalkrachtige lidmaten W. Lukasse, Joh.s | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boone, Jan Simonse, Leendert Derto, Jac. op 't Hof, M. Kuyper jr., H. op 't Hof, Pieter de Maaker, Willem Kakebeeke en Johannes Proos. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ErkenningPas bij K.B. van 2 juli 1841 no 255 kwam de erkenning af. Het verzoekschrift daartoe is nu door 59 personen ondertekend geweest. Het reglement was gelijk aan dat van Utrecht. Men kerkte in de daartoe afgestane woningen van Willem Kakebeeke Litt. A no 68 en van Willem de Jager Litt. C no 16, beide te 's Heer Arendskerke. De boerderij van Willem de Jager bestaat nog altijd, al is het zo dat de erbij staande woning uit ca 1900 dateert. Kortgeleden is ook de boerenschuur vernieuwd. De naam van de hoeve is Banda Neira. Ze staat dicht bij het tegenwoordige dorp Lewedorp.Ga naar eindnoot22.
De prille en kwetsbare gemeente van Nieuwdorp had het in de jaren 1839 en '40 - na het verdwijnen van ds. Budding - zwaar te verduren en ‘scheen door allerlei ellende overweldigd te zullen worden’. De dichtst bijzijnde predikant was in 1840 ds. C. van der Meulen van Middelharnis. Men besloot hem eens uit te nodigen om in Nieuwdorp te komen preken en de sacramenten te bedienen. ‘Tot aller blijdschap’ nam hij de uitnodiging aan. En op dinsdag 16 juni '40 verscheen hij in Nieuwdorp om daar bij de landbouwer Willem LukasseGa naar eindnoot23. aan huis te preken en enkele kinderen te dopen. De beide vorige dagen had hij kerkdiensten in de stad Goes en in andere plaatsen geleid. In Nieuwdorp liep de dienst zonder moeilijkheden af, omdat ze op een gewone doordeweekse dag was gehouden en het nieuws daarvan te laat bekend was geworden om er de veldwachter nog op af te sturen. Het volgend jaar (1841) arriveerde ds. Van der Meulen op donderdag 18 maart weer in Nieuwdorp, waar hij nu in de schuur van Willem de Jager in enige godsdienstoefeningen voorging. In deze dienst bevestigde hij de gastheer W. de Jager als ouderling en B. Nieuwenhuize als diaken, doopte twee kinderen, terwijl er bovendien een aantal personen als lidmaten werd ‘aangenomen’, onder wie Dirk van Westen, Jan Versijs en Marinus Lukasse met vrouw en kinderen. Op zondag 27 juni '41 preekten op diezelfde hofstede 's morgens student A.J. Betten2Ga naar eindnoot24., 's middags student Steketee, de zoon van de ouderling en 's avonds weer student Betten. Ze studeerden beiden bij ds. Scholte in Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eigen kerkgebouwHad de gemeente van Nieuwdorp 2 juli '41 de erkenning door de koning ontvangen - zoals we al zagen - enkele dagen later kreeg ze ook toestemming een kerk te bouwen ‘op het plein van het Nieuwedorp’ en wel ‘aan de noordzijde der Vate’ (drinkplaats voor vee). Men zette vaart achter het werk. Nog diezelfde maand juli werd de bouw van het kerkjeGa naar eindnoot25. aanbesteed en gegund aan M. Proos voor ƒ 3800,-. Met het binnenwerk en met alles wat er nog bijkwam bedroe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen de kosten ruim ƒ 5000,-. Men hoefde echter voor niet meer dan ƒ 3600,- te lenen, omdat uit eigen middelen de rest kon worden betaald. Bij het bouwen van een nieuwe kerk behoort met enige plechtigheid een eerste-steenlegging plaats te vinden. De Nieuwdorpers hielden het echter sober en Steketee vermeldt in zijn ‘gedachtenis’ alleen, dat Jacob de Jager, het zoontje van ouderling Willem de Jager, die eerste steen heeft gelegd en op 1 september '41 elk van de 4 ouderlingen ‘een blauwe hoeksteen’. In het notulenboek van de kerkeraad staat dat als volgt aangegeven (met de windrichting erbij)
Terwijl de Nieuwdorper Afgescheidenen bezig waren hun kerkje te bouwenGa naar eindnoot26., beseften ze natuurlijk terdege, dat bij een kerk een herder en leraar behoort. Maar hoe die te krijgen? Nu verkeerden ze in de gelukkige omstandigheid, dat de zoon van ouderling Steketee bij ds. Scholte in Utrecht voor predikant studeerde. We hebben het hierboven al gezegd. Zouden ze die alvast niet voor zichzelf kunnen reserveren? Na lang met deze gedachte te hebben gespeeld, riep de kerkeraad op 17 oktober '41 een gemeentevergadering samen, waarin ieder vrijuit een naam mocht noemen van iemand, die men graag als dominee in Nieuwdorp zag. Op één na brachten alle aanwezigen hun stem uit op student Christiaan Steketee Czn., hun oud-dorpsgenoot, die op 13 december '39 voor studie van Nieuwdorp naar Utrecht was vertrokken. De kerkeraad zelf had van te voren al gestemd, ‘hoewel verborgen’, staat er in de ‘gedachtenis’ bij. Het ging immers over Steketees zoon! En ze wilde de stemming niet beïnvloeden. De ene tegenstemmer had nu ook geen enkel bezwaar meer en zo werd Christiaan Steketee - hoewel hij nog student in Utrecht bij ds. Scholte was - tot herder en leraar in zijn geboortedorp beroepen.Ga naar eindnoot27. Het handschrift van de beroepsbrief is dat van ouderling Willem de Jager. Steketee jr. schreef terug, dat ‘hij hun niet wantrouwde in hun schrijven en niets op de roeping had aan te merken’, maar toch niet kon besluiten het beroep aan te nemen, voordat hij de zaak rijper overwogen had en met alle gemeenteleden persoonlijk gesproken had. Met dit doel kwam hij begin december '41 naar Nieuwdorp en zocht zoveel mogelijk de leden van de Afgescheiden gemeente op. Daarna maakte hij de balans op en ‘verklaarde hij zijne eigene toestand onder dat alles; als ook de groote onbekwaamheid, die hij in zich bevond voor den H. dienst, waar toe hij geroepen was; waarop hij de gemeente nogmaals ernstig vraagde of zij bij de roeping wel zoo goed met hem bekent geweest waren, en dat zij nu niet moesten denken, dat hij dit uit nederigheid kwam betuigen, maar dat de bezwaren alzoo inderdaad waren en of zij de zaak nu nog niet een weinig in overweging wilden nemen’. Het resultaat was ‘dat hij niet tegenstaande deze bezwaren, uit het gezicht van de goddelijkheid der roeping zich zelven onder beding van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gods bekwaam makende genade aan de Gemeente verbond en deszelfs roeping aannam’. De kerkeraad vond de aanwezigheid van de 22-jarige student Steketee in zijn geboortedorp een prachtige gelegenheid om de nieuwe kerk alvast in gebruik te nemen. Weliswaar was ze nog niet helemaal klaar, maar men kon er toch al diensten in houden. Misschien was dit feit wel mee één van de redenen van zijn komst naar Nieuwdorp geweest. En zo kon het gebeuren, dat Steketee junior op zondag 12 december 1841 in de nieuwe kerk de eerste preek hield. De tekst was toen Ps. 111:2 ‘De werken des Heeren zijn groot; zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben.’ 's Middags preekte hij over Hebr. 11:10 ‘Want hij (Abraham) verwachtte de stad die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is’. De volgende dag vertrok hij weer naar Utrecht en na daar nog ruim een half jaar te hebben gestudeerd is hij op dringend verzoek van de gemeente Nieuwdorp en ook op aandrang van andere gemeenten, op woensdag en donderdag 6 en 7 juli 1842 op een prov. vergadering te Goes geëxamineerd (tegelijk met student Wijnand Gardenier, die dominee in Wolphaartsdijk werd). Het examen werd afgenomen door ds. Scholte en ds. Van der Meulen. Met algemene stemmen werden de beide examinandi toegelaten en 's avonds voor een talrijke schare in hun ambt bevestigd, met oplegging der handen. Daarbij had ds. Scholte tot tekst Matth. 10:16: ‘Zie, ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen en oprecht gelijk de duiven’Ga naar eindnoot28.. De volgende dag - 7 juli - werd Steketee volgens het notulenboek door ds. Scholte ‘op het Nieuwedorp in de gemeente ingeleid met de woorden 1 Tim. 6:11, 12’. Enkele dagen daarna - zondag 10 juli '42 - deed Steketee zijn intree met Hebr. 12:1 en 2Ga naar eindnoot29.. Ds. Steketee kreeg het druk, bijzonder druk zelfs, maar hij mocht ook vrucht op zijn werk zien. In zijn ‘gedachtenis’ schreef hij later: ‘Om de vrede en de vereeniging te bewaren’ zou hij op aandrang der prov. vergadering, samen met ds. Van der Meulen uit Goes en ds. Gardenier uit Wolphaartsdijk de vacante gemeenten in Zeeland om de 14 dagen bedienen. En wat verder: ‘De Heere heeft ook niet nagelaten zijne bijzondere goedkeuring op het dienstwerk te schenken en te toonen dat hij niet alleen van de gemeente, maar van Hem zelf geroepen was; want behalve de vrucht die hij in de buitengemeenten op zijnen dienst had, begon de Heere door hem, in het begin van 1843, zoo krachtig tot bekeering in vele jonge lieden te werken, dat er somtijds 10 à 11 gelijk, op belijdenis des geloofs tot lidmaten der gemeente werden aangenomen; somtijds waren de aandoeningen zoo groot onder de prediking, dat de Leeraar eens heeft moeten afbreken, en wel toen hij sprak over Ps. 51:17, Heere open enz.’Ga naar eindnoot30. In zijn herinneringen (Memories) schrijft de later naar Amerika geëmigreerde Borsselse ouderling Jannis van de Luyster onder de datum 9 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
februari 1842: Op donderdagavond bij het uitdelen van het Avondmaal te Nieuwdorp door ds. Steketee ‘heeft de Heere een wonder van genade bewezen in zijn geest uijt te storten over zijn volk van bijzonder licht en troost en bekeringe van onbekeerde. Ik was niet tegenwoordig, maar van de boodschap hebbe ik een gelovige gemeenschap ondervonden en die duidelijk na de gemeente van Axel’ (waar zich blijkbaar een zelfde geestelijke opwekking had voorgedaan).Ga naar eindnoot31. Steketee trok zoveel volk, dat de kerk te klein werd om alle hoorders te kunnen opvangen. De kerkeraad loste dit probleem op door de ruimte van het turfhok en van de consistoriekamer bij de kerk te trekken, zodat nu iedereen een plaatsje kon vinden en niemand zonder preek naar huis hoefde te gaan. Toen de jonge Steketee dominee werd in Nieuwdorp, was hij nog ongetrouwd en woonde hij krap behuisd. In zijn Gedachtenis schrijft hij, dat er absoluut geen ruimte was om te studeren en in het hele dorp was geen beter huis te huur of te koop. We merken hierbij op, dat zijn traktement toen slechts ƒ 400,- per jaar bedroeg. Maar zie, in maart 1843 kwam er voor hem een welkome opening, doordat de gemeente kans zag een geschikt huis te kopen, voor ƒ 1500,-. Deze a.s. pastorie - want dat zou het worden - verkeerde echter in zo'n vervallen staat, dat het verbouwen en opknappen daarvan de te betalen som deed oplopen tot ƒ 2850,-. Gelukkig was er nog wat geld beschikbaar, zodat er uiteindelijk slechts een schappelijk bedrag hoefde te worden geleend. Ongetwijfeld kocht de gemeente die pastorie niet alleen om ds. Steketee een passende studeerkamer te bezorgen, maar hield ze er ook rekening mee, dat hij trouwplannen had. Meer ruimte was dus geboden. Inderdaad trouwde de 23-jarige Christiaan Steketee op 26 mei '43 met de 19-jarige Johanna Sara van Overbeeke, een landbouwersdochter, wonende te Groede in Z.-Vlaanderen.Ga naar eindnoot32. Het huwelijk is 26 mei 's avonds kerkelijk bevestigd door ds. Van der MeulenGa naar eindnoot33., die toen preekte over Hebr. 13:4: ‘Het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen.’ Financieel gezien werd zijn positie nu ook wat aangenamer, want de kerkeraad had per 1 mei '43 zijn traktement vastgesteld op ƒ 800,- per jaar plus vrije woning. De helft van dit bedrag moest worden opgebracht door de ‘buiten gemeente’, waartoe sinds kort ook de Afgescheidenen te 's Heerenhoek behoorden.Ga naar eindnoot34. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BegraafplaatsDaar was ook de plaats, waar de overleden Nieuwdorpers werden begraven. Eigenlijk behoorde dit te gebeuren in de burgerlijke gemeente 's Heer Arendskerke op het kerkhof aldaar. Maar omdat de afstand tussen Nieuwdorp (het nieuwe dorp) en de hoofdplaats 's Heer Arendskerke (het oude dorp) betrekkelijk groot was, had men altijd toegelaten, dat die begrafenissen in 's Heerenhoek plaats vonden. De Hervormden van dat dorp en van Nieuwdorp waren immers kerkelijk met elkaar verbonden geweest. Maar dit gold nu voor de Afgescheidenen niet meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze wilden nu graag een eigen begraafplaats in Nieuwdorp zelf. Dit had o.a. het voordeel, dat een bij de begrafenis-plechtigheid gehouden bus-collecte niet hoefde afgestaan te worden aan de Hervormden (het kerkhof lag meestal om de kerk heen). Uiteraard moesten aan de burgerlijke gemeente wel begrafenisrechten worden betaald. Ds. Steketee, die van alle markten thuis was, had het provinciaal reglement op de begraafplaatsen er al op nagekeken en gezien, dat de wet vrijheid gaf tot het aanleggen van bijzondere kerkelijke begraafplaatsen. In de kerkeraadsvergadering van 13 februari '45 kwam nu eerst aan de orde het kopen van grond om daarop een begraafplaats voor de Chr. Afgescheiden gemeente aan te leggen. Op de vergadering was ook uitgenodigd Jan Simonse, lid van de gemeente. De praeses vroeg hem of hij tegen een billijke prijs 180 roeden van zijn grond, eventueel iets meer of minder, voor het bewuste doel wilde verkopen. Simonse opperde enkele bezwaren: hij miste dan niet alleen die 180 roeden van zijn 6 gemeten grond. Maar er kwam nog een mogelijkheid bij: wanneer de begraafplaats beplant werd, zou zijn er naast liggende grond sterk in waarde verminderen. Hij wilde er nog eens over denken. Vervolgens vroeg de praeses, wat zijn vraagprijs was. Simonse ging nu even weg om met zijn vrouw te overleggen. Hij was al gauw terug en verklaarde zich bereid zoveel roeden als nodig zouden zijn, te verkopen tegen ƒ 300,- per gemet. De kerkeraad ging akkoord en vroeg en kreeg toestemming van het gemeentebestuur voor het aanleggen van een begraafplaats.Ga naar eindnoot35. In de kerkeraadsvergadering van 19 mei '45 kon nu verder worden gehandeld over de aanleg en de daarmee verband houdende kosten. Besloten werd om bij het begraven in de loop van de zomer een vrijwillige intekening open te stellen. En als daarop niet voldoende ingetekend werd om alle kosten te bestrijden, dan zou ds. Steketee het nog ontbrekende deel zonder rente voorschieten tot aan het volgend jaar. Ook financieel ging ds. Steketee in alles voorop! Van de 67 eerste intekenaars zegde hij ƒ 20,- toe, het hoogste bedrag. Ook wees de kerkeraad een ‘lijkdienaar’ aan, namelijk Klaas Stroosnijder, die zichzelf had aangeboden. Reserve werd Leendert Bommeljé.Ga naar eindnoot36. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RegenbakNa deze paragraaf over de eigen begraafplaats, waar trouwens tegen betaling ook niet-Afgescheidenen mochten begraven worden, letten we ook nog even op een ander onderwerp uit het alledaagse leven: het aanbrengen van een regenbak bij de kerk. Deze vormde namelijk een belangrijke bron in de watervoorziening van die tijd. De kerkeraadsnotulen en ook Steketees ‘gedachtenis’ memoreren het feit nadrukkelijk. In de notulen van 11 september '46 deelde ds. Steketee mee, dat het lidmaat Boudewijn Zuidweg op eigen kosten een regenbak naast de kerk zou willen maken en deze dan aan de kerk schenken onder voorwaarde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat hij zijn leven lang het water te zijnen voordele mocht verkopen of laten verkopen. De kerkeraad vond het goed en besloot een week later tot aanbesteding daarvan over te gaan. Ze zou komen aan de oostkant van de kerk. We merken hierbij op, dat er toen nog geen waterleiding bestond en dat zo'n ‘regenvanger’ in die tijd haast onmisbaar was. Naast vele huisjes stond onder de dakgoot wel een soort regenton of een in de grond gemetselde bak of put, waarin door pijpen het regenwater van de daken werd opgevangen en bewaard voor huishoudelijk gebruik. Volgens het bestek moest het reservoir bij de kerk ‘120 tonnen’ inhoud hebben. M. Proos nam het karwei aan voor ƒ 300,-. Zuid weg betaalde de som. Wel moest ook nog het gemeentebestuur van 's Heer Arendskerke zijn fiat geven. En daarbij verzocht de kerkeraad dit college schriftelijk alsnog in het genot te worden gesteld van 5 Nederlandse ellen dorpsgrond bij de reeds goedgunstig verleende 1¾ el ten oosten van de kerk. Er kwam dan de mogelijkheid ‘om den olmenhaag op de geschiktste wijs met de aanwezig zijnde bomen op het dorpsplein in verband te brengen’. Het werd toegestaan met o.a. de verplichting ‘om tegen eene matige prijs de ingezetenen zonder onderscheid van geloofsbelijdenis van het voorhande zijnde water te gerieven’. Per 1 januari 1847 verpachtte de kerkeraad de regenbak voor drie achtereenvolgende jaren aan Maarten Steenblok en Frans van de Plasse voor ƒ 29,- per jaar. Het eerste jaar ging het goed, maar het volgend jaar kwam Maarten Steenblok met de klacht, dat het water van de regenbak ‘een vuile stank’ afgaf, zodat het onbruikbaar was geworden en dus haast niet meer werd verkocht. Wat te doen? Op voorstel van de kerkeraad is de bak toen leeg en schoon gemaakt om zo mogelijk de oorzaak van de stank te vinden. Tevergeefs. Het nieuwe water bleek al evenveel te stinken. Steenblok en Van de Plasse mochten nu - zolang het nodig was - hun pacht laten vallen en het water verkopen tegen 1 cent per emmer.Ga naar eindnoot37. In 1857 overleed Boudewijn Zuidweg. De regenbak verviel nu aan de gemeente. D. van den Berge werd voor 3 jaar de nieuwe pachter à ƒ 12,- per jaar. Ze functioneerde dus weer.Ga naar eindnoot38.
We zetten onze speurtocht door het eerste notulenboek, dat de periode van 1836-’50 bestrijkt, voort. Uit alles blijkt, dat ds. Steketee zijn pastorale taak zeer serieus opvatte en ook uitermate praktisch te werk ging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PastoraalOp 16 november '43 had hij een vergadering samengeroepen van de kerkeraad met de manslidmaten, omdat hij ‘de zoozeer door God veroordeelde zonde van achterklap’ t.o.v. een ambtsdrager had opgemerkt en daarom zo het Avondmaal niet kon bedienen. Hij meende de gemeente hierover ernstig te moeten vermanen. Voor ons zijn deze notulen vooral ook van belang, omdat ze de namen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het grootste deel van de manslidmaten noemen. We hebben ze in de aantekeningen opgenomen.Ga naar eindnoot39. In diezelfde vergadering werd ook nog gesproken over de kosten, die het opknappen van de pastorie met zich had meegebracht. Ds. Steketee deelde mee op eigen kosten het huis te hebben laten schilderen en behangen, maar als het resterende onkosten-bedrag dan nog te hoog was, dan wilde hij de pastorie wel overnemen, zodat de gemeente van alle onkosten en lasten af was. Met 7 stemmen tegen werd zijn aanbod aangenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Contract met geneesheerIn januari '44 werd de basis gelegd voor een contract van de diaconie met de genees-, heel- en verloskundige Abraham Schilham te 's Heer Arendskerke. Deze had met diaken W. Dekker afgesproken, dat hij voor ƒ 50,- per jaar arme gemeenteleden gedurende drie jaar geneeskundig wilde behandelen. Algemeen heersende besmettelijke ziekten waren hierbij niet inbegrepen. En bij ‘dergelijke mogelijke onheilen’ zouden de diakenen zich ‘met de geneesheer op eene billijke wijze verstaan’. Het contract ging per 1 maart '44 in.Ga naar eindnoot40. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter Jan OggelElk jaar legden een aantal met name genoemde, meestal jonge mensen, belijdenis van hun geloof af. In maart '44 was daarbij de 15-jarige Axelaar Pieter Jan Oggel. Vóórdat hij in 1844 als student naar Ommen ging om bij ds. Van Raalte te worden opgeleid, heeft hij eerst nog een soort vooropleiding gehad van ds. Steketee te Nieuwdorp. Eind januari '44 schreef de jongen (want dat was hij eigenlijk nog) aan zijn vader: ‘Ik ben tegenwoordig aan het lezen der vaderlandse, wereldlijke en kerkelijke geschiedenis, alsook het Hebreeuws, dat zeer moeilijk is. Ik hoop evenwel dat dat wel gaan zal. Ik kan toch de letters al lezen en schrijven.’Ga naar eindnoot41. En op 20 mei 1844 schreef Pieter Jan aan zijn vader o.a.: ‘Ik moet u nog schrijven hoe of het gisteren hier al zo gegaan is. De dominee heeft gisteravond gepredikt uit Jeremia 34:14. De meeste mensen dachten in het eerst: Dat zijn zulke vreemde woorden welke Z.Eerw. nu gaat verklaren. Maar het ging goed. Z.Eerw. heeft eerst getoond wie die Jonadab was, uit welk geslacht: van Jona, gelijk gij zien kunt in 1 Kron. 2:55 en daarbij aangetoond dat hij een godzalig man was en de reden waarom zijn zonen geen wijn mochten drinken. Hij toonde aan waarom de Heere dit zijn volk liet voorstellen en heeft toen dezelve toegepast. Het ging bijzonder goed. We mochten er veel schuld onder gevoelen wegens onze tekortkomingen in alles. De gemeente, mogen we zeggen, is nogal bloeiend. Er komen nog al dagelijks toe! Aanstaande week zullen er weder aangesloten worden indien de Heere ons in het leven spaart.Ga naar eindnoot42. Het is, dunkt mij, al een goed kenteken, wanneer een gemeente groeit en toeneemt.’Ga naar eindnoot43. Van deze Pieter Jan Oggel vermelden we hier nog, dat hij in 1849 predi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kant in Utrecht/Zeist zou worden, in 1852 in Utrecht alleen. Na van 1855-’56 nog hulpdiensten in Terneuzen, Axel en Zaamslag te hebben verricht, is hij in 1856 naar Amerika geëmigreerd, en daar predikant bij de Reformed Church geworden. In 1869 is hij als professor aan het Hope College in Holland (Michigan) overleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DomNog een flits uit het jaar 1844. Hoe dom de op een dominee uitgebrachte kritiek soms kon en kan zijn, leert ons het volgende: Een broeder scheen zich aan de gemeente te willen onttrekken; daarom had ds. Steketee met diaken J. Boone hem opgezocht om te vernemen wat de reden was van zijn gedurige absentie in de kerk. Hij verklaarde die zelf niet onder woorden te kunnen brengen, maar ze was te vinden in 2 Petr. 2. Toen diaken Boone de tekst voor hem had opgezocht en voorgelezen, vroeg ds. Steketee of hij dan ook zo'n ‘valse predikant was die verderflijke ketterijen bedektelijk invoerde’; waarop de broeder ja antwoordde. Welke ketterij wordt dan in deze tekst bedoeld, was de nieuwe vraag van ds. Steketee. En toen de klager dit niet kon duidelijk maken, gaf dominee zelf het antwoord en vroeg of hij dan zo preekte. Nee, dat niet, ‘maar dat dit daarom wel zoo kon zijn’. De ambtsdragers vertrokken nu maar, nadat ze eerst nog een ernstige waarschuwing hadden uitgesproken over het misbruiken van Gods Woord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Altijd nog het Budding-effectIn Groningen zou in september 1846 de algemene synode bijeenkomen. Daarom had ds. E. Lindeman - toen pas predikant in Warffum geworden - namens de provinciale vergadering van Groningen aan die van Zeeland gevraagd om afgevaardigden te zenden. Maar wel onder de voorwaarde, dat de Zeeuwen de Dordtse kerkenorde erkenden en de synodebesluiten van Amsterdam 1840 wettig achtten (o.a. de schorsing van ds. Scholte!) En dat waren nu juist punten, die in Zeeland heel gevoelig lagen. Vooral die schorsing van ds. Scholte, wiens independentistische ideeën over een kerkenorde daar nog nawerkten. Waren alle Afgescheiden predikanten, die toen in Zeeland stonden, niet door hem opgeleid? Op die synode van Groningen 1846 waren dan ook geen afgevaardigden uit Zeeland aanwezig. Wel was er een brief gezonden met de mededeling dat men niet mee wilde doen, omdat de synode onbepaald was uitgeschreven volgens de Dordtse kerkenorde. Maar een zelfstandige figuur als ds. Steketee had geoordeeld, dat Zeeland wèl op de Groningse synode behoorde vertegenwoordigd te zijn. Op de prov. vergadering van 1 juli '46 protesteerde hij tegen ‘al te liberaal handelen’, namelijk ‘door ds. Buddingh in onze gemeenten te laten prediken, zijnde ganschelijk in strijd met gezegde Dordsche kerkordening’. Want hij vond, dat het laten voorgaan van ds. Budding ‘in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats van tot opbouwing tot afbreking, nederwerping en verwoesting der gemeentens heeft gestrekt’. Niet voor niets viel hij zo fel uit tegen ds. Budding, want deze - toen dominee in Groningen - vertoefde in juni '46 weer eens in Zeeland waar hij nog allerminst een vergeten figuur was geworden.Ga naar eindnoot44. En twee dagen eerder had Steketees eigen kerkeraad bovendien het geval van J. Vlasman moeten behandelen. Deze was de afgelopen zondag naar Middelburg geweest om daar ds. Budding te horen. De kerkeraad (lees ds. Steketee) vermaande hem, omdat hij zijn eigen gemeente was voorbijgelopen ‘en dat slechts uit zondige aanhankelijkheid van een mensch, die overal waar hij maar kan en mogt scheuring zocht aan te richten’. Dat loog er dus niet om. Vlasman verdedigde zich zwakjes met te zeggen, dat hij niet kon inzien, dat het zonde was eens een andere dominee te gaan horen. De praeses hield hem nu 1 Cor. 1 voor, waarin Paulus waarschuwt tegen partijschappen en scheuringen. Vlasman liet zich gezeggen.Ga naar eindnoot45. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aardappelziekte 1845/46In 1845 en '46 kwam de aardappelziekte als een ramp over Nederland dus ook over Zeeland. Die jaren waren voor de arbeidersbevolking op het platteland toch al een tijd van armoede en werkloosheid. En nu kwam daar ook de beruchte aardappelziekte nog bij. Het loof verdorde, de aardappels lagen te rotten op de grond, ja zelfs aardappels die nog gerooid konden worden, gingen tot bederf over. Voor de boeren was het nog het ergste niet, omdat juist mee tengevolge van de aardappelramp de koren- en bonenprijzen hoog opliepen. Maar het was verschrikkelijk voor de arbeiders, die hun eigen eten verbouwden, en voor alle arbeiders en ambachtslieden, die dubbel hoge prijzen moesten betalen èn voor aardappels, die ze moesten kopen èn voor brood. Ook de kerkeraad van Nieuwdorp deed wat ze kon. Ze stelde een bijzondere inschrijving open om aan de armen tijdens de winter ook nog een ‘buitengewoonde bedeeling te geven van brood’, zolang het winterseizoen duurde. Door verscheidene landbouwers werd tarwe en rogge toegezegd. Bakker Pieter Kriekaard zou dit ‘verbakken’. In de kerkeraadsnotulen staan hun namen genoemd met de hoeveelheden erbij, die ze leverden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het gemeentebestuur van 's Heer Arendskerke was nog bericht binnengekomen, dat de diverse kerken in de burgerlijke gemeente elk een bepaald bedrag voor de armen zouden ontvangen, naar rato van het per week uitgegeven bedrag. Het ‘Hervormd en het Roomsche kerkbestuur’ ontvingen elk ƒ 65,- en ‘het Christelijk Afgescheiden armbestuur’ ƒ 80,-, omdat dit wekelijks aan de armen een hoger bedrag schonk dan de beide bovengenoemde ‘kerkbesturen’. Die ƒ 80,- extra betekende voor de kerkeraad een grote en onverwachte verrassing, door de kerkeraadsnotulen als volgt onder woorden gebracht: ‘Deze 80 gulden tegen onze gedachten door de Alwijze bestiering des Heeren, ons zonder eenige formaliteiten geschonken... zijn na onderlinge goedkeuring gebruikt tot betaling van schulden.’Ga naar eindnoot46. Welke dat zijn, staat niet vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeer geliefdIn de 40 jaar - op één maand na - die ds. Steketee in Nieuwdorp heeft gestaan, heeft hij een stroom van beroepen te verwerken gekregen. Het heet, dat het er meer dan 100 zijn geweest.Ga naar eindnoot47. Of dit aantal klopt, hebben we niet precies nageteld, maar zeker is wel, dat hij door zeer vele gemeenten in het land als predikant werd begeerd. Er waren erbij, die driemaal een beroep op hem hebben uitgebracht, ja, er was zelfs één gemeente, die het vijf maal heeft geprobeerd. Toen hij nog geen jaar in Nieuwdorp stond, had hij het eerste al te pakken, dat uit Zierikzee (1843). Hij bleef echter zo gehecht aan het Zuidbevelandse dorpje, dat geen enkele gemeente erin geslaagd is hem ooit los te weken. Een beroep werd door hemzelf altijd serieus genomen. Ter illustratie geven we dat van de gemeente Genderen (N.Br.). Het werd tot tweemaal toe herhaald. Zoiets kwam toen wel vaker voor. De gang van zaken was als volgt: In augustus 1847 kwam het eerste beroep, een maand later het tweede. Ds. Steketee bedankte beide malen, maar was er nog niet zeker van, dat ze hem in Genderen nu met rust zouden laten. Daarom verzocht hij schriftelijk nog eens dringend ‘het oog van hem af te wenden’. Toch kwam er een derde beroep uit deze vroegere gemeente van ds. Scholte. In een gemeentevergadering consulteerde ds. Steketee nu de manslidmaten en vroeg hun of ze nog achter het beroep stonden, dat de gemeente van Nieuwdorp in 1842 op hem had uitgebracht: ‘of zij in alles hem als herder achter den Heere wenschten te herkennen en te volgen in alles wat regt en billijk was ... of zij in alles getrouw gebruik van hem wilden maken en (hem) ondersteunen met hun gebeden; waarop met vele tranen als uit eenen mond’ ja, ja werd geantwoord. ‘Waarop de Leeraar ... betuigde te ondervinden, dat, in plaats van los geworden te zijn door de meenigvuldige roepingen, hij nog des te meer verknogt was geworden aan de gemeente van Nieuwedorp, zoo dat Z. Eerw. dan ook zeide zich ... opnieuw aan de gemeente over te geven, en dat onbepaald en onverdeeld met al wat hij had om haar dienstbaar te zijn voor de tijd en eeuwigheid ... het volk zich hierop van blijdschap niet kunnende ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden, openbaarde zich in woorden en tranen der liefde en na gemeenschappelijk nog gebeden en den Heere voor Zijne goedheid gedankt te hebben is de gem. met het drukken der hand van gemeenschap met blijdschap naar hare woning gekeerd’.Ga naar eindnoot48. In 1848 telde de Afgescheiden gemeente te Nieuwdorp ‘ongeveer 350 zielen’. Ze was de enige kerk in het dorp. We worden dit gewaar uit een schrijven van condoleantie, dat de kerkeraad n.a.v. het overlijden van prins Alexander aan koning Willem II zond.Ga naar eindnoot49. De brief was getekend door ds. Chr. Steketee, de ouderlingen Chr. Steketee senior, Pieter de Maaker, J. Boone en A. van Overbeeke, en de diakenen Wisse Dekker, J. Smallegange (van Borssele overgekomen), Geeraert Emaar en B. Nieuwenhuize. Het merkwaardige geval deed zich hier voor, dat ds. Steketee nu zowel zijn vader, zijn schoonvader en zijn zwager EmaarGa naar eindnoot50. naast zich in de kerkeraad had. Want enige weken eerder was met attestatie uit de gemeente van Groede (Z.-Vl.) overgekomen de ‘opziener’ Adriaan van Overbeeke. Hij ging wonen in Borssele. Zonder bezwaar werd hij door de kerkeraad van Nieuwdorp als ouderling overgenomen. Gemakkelijk was hij niet, dat wijzen de notulen wel uit. In 1852 vroeg en kreeg hij ontheffing uit het ambt van ouderling. De kerkeraad vond dit maar de beste oplossing ‘om scheuring te ontwijken’. Op 1 april 1897 is hij in Borssele overleden, 94 jaar oud. In een volgend hoofdstuk zetten we nu onze tocht door de geschiedenis van de Chr. Afgescheiden kerk van Nieuwdorp voort, waarin de periode 1850-'69 binnen het blikveld komt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. De periode 1850-'69School en enkele schoolmeestersDs. Steketee heeft ook zeer geijverd voor de stichting van een Christelijke school in Nieuwdorp, die in 1859 tot stand is gekomen. Hieraan is een interessante voorgeschiedenis verbonden. De kerkeraadsnotulen geven ons daarvan de overvloedige bewijzen. Trouwens ook het archief van het gemeentebestuur van 's Heer Arendskerke, waaronder Nieuwdorp behoorde. Uit dit laatste heeft A. de Smit geput in zijn hoofdstukje over ‘De Christelijke school te Nieuwdorp’.Ga naar eindnoot1. Toen in 1934 het 75-jarig bestaan van de school werd herdacht, heeft Chr. Melse een ‘gedachteniswoord’ gesproken, dat in druk is versche- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen. We beperken ons nu tot een reconstructie van de voorgeschiedenis uit de notulen van de kerkeraad en geven nog enige bijzonderheden over de oprichting en over enkele schoolmeesters. Op 11 juni '50 was ‘de toestand van de kinderen der gemeente’ weer eens ter sprake gekomen. En precies een maand later werd een begin gemaakt met de uitvoering van het plan een ‘bijzondere school van de tweede classe’, op te richten, d.w.z. een school die betaald moest worden uit de schoolgelden van de ‘af en aankomende leerlingen’. Voor Nieuwdorp betekende dit, dat een groot aantal vrijwillige giften nodig was. Boudewijn Nieuwenhuize stelde nu voor, de kerkeraadsleden het goede voorbeeld te laten geven. Ze deden het. Ds. Steketee zegde ƒ 100,- toe, de kerkeraadsleden P. de Maaker, Chr. Steketee sr., B. Nieuwenhuize, A. van Overbeeke, Joh. Boone ook elk ƒ 100,-; Wisse Dekker ƒ 50,- en Jacobus de Jager ƒ 10,-. Dat was alvast een goed begin: ƒ 660,-. Men zette vaart achter het werk. Voor ƒ 700,- werd de herberg van Nieuwdorp aangekocht via Jan Karel van Baalen, een bekend Afgescheidene in Goes. Het zou de onderwijzerswoning moeten worden. Ook de gemeenteleden lieten zich niet onbetuigd. Op 31 augustus '50 was er een gemeentevergadering bijeengeroepen, omdat er die dag wegens de Goese jaarmarkt toch niet gewerkt werd. En dus was het een mooie gelegenheid de kwestie van de op te richten school te bespreken en in te tekenen op een lijst. Alle aanwezigen wilden ook financieel meewerken, wat in de notulenGa naar eindnoot2. de volgende reeks namen met de toegezegde bedragen opleverde:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men had ook al een onderwijzer op het oog, namelijk J. Mulder uit Zierikzee, die zich bereid had verklaard in Nieuwdorp te komen werken. Hij zou een ‘genoegzaam’ onderhoud ontvangen; een vast traktement kon hem echter nog niet worden beloofd. Al waren nu al enige belangrijke interne zaken geregeld, het moeilijkste kwam nog. Zouden bevoegde instanties als schoolopziener en gemeentebestuur hun goedkeuring willen geven? Er ging een verzoekschrift naar het plaatselijk bestuur van 's Heer Arendskerke, waarvan ook de schoolopziener, ds. J. Ab. Utrecht Dresselhuis te Wolphaartsdijk, op de hoogte werd gesteld.Ga naar eindnoot3. Om kort te gaan, het lukte niet en de begeerde onderwijzer Mulder trok zich met toestemming van de kerkeraad terug ‘om elkaar wederkerig niet in ellende te brengen’.Ga naar eindnoot4. Er was hem ƒ 10,- per week gegarandeerd en dit was natuurlijk te weinig voor een gezin dat uit elf (!) personen bestond. In november 1852 kwam er een nieuwe kans. De meester van de openbare school, Marinus Anthonie Alblas, ging met ‘pensioen’. Men zocht weer contact met het gemeentebestuur, en na enige besprekingen werd bereikt, dat de kerkeraad toestemming kreeg van een onderwijzer aan de openbare school te benoemen onder voorwaarde dat de broeders op zich namen jaarlijks aan Alblas een uitkering (pensioen) van ƒ 100,- te betalen. Diens opvolger aan de openbare school mocht dan i.p.v. twee, drie schooltijden per dag lesgeven, en één daarvan gebruiken voor het geven van godsdienstonderwijs. Die opvolger werd Dirk Happee uit Rotterdam, onderwijzer aan een Hervormde diaconie school aldaar, een Afgescheidene, die zich volgens de kerkeraadsnotulen in oktober '52 ‘op belijdenis des geloofs’ aan de gemeente had verbonden. Hij kreeg van de kerkeraad ook de functie van koster; ouderling Joh. Boone reikte hem na de benoeming de sleutel van de kerk over.Ga naar eindnoot5. De openbare school in Nieuwdorp bezat dus vanaf het najaar 1852 een Afgescheiden meester. Pas de nieuwe wet op het Lager Onderwijs (1857) opende de mogelijkheid een eigen school te stichten. En op 4 mei 1859 kon met medewerking van het gemeentebestuur een Chr. school van de eerste klasse worden geopend (gesticht ‘door een kerk of corporatie’). In de kerkeraadsnotulen van 4 mei 1859 vonden we een breed overzicht van de hele voorgeschiedenis en van de schoolstichting zelf. We geven het hier kort samengevat door. Ds. Steketee zette bij de opening - een afvaardiging van het gemeentebestuur was ook aanwezig - uiteen, waarom deze bijzondere school was gesticht. Door de Afscheiding in deze streken - 23 jaar geleden - was het volk, dat hij de eer had te vertegenwoordigen, niet alleen teruggekeerd tot de leer van de Gereformeerde kerk, maar ook ‘tot de tucht en dienst’ daarvan. Art. 21 van de Nationale Synode van Dordrecht beval de kerkeraden te zorgen voor deugdelijk onderwijs aan de kinderen ‘in de praktijk der Godzaligheid’. Al in 1850 was voor dit doel geld bijeen gebracht en een huis aangekocht en geen middel onbeproefd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelaten om zulk onderwijs van de grond te krijgen. Het plaatselijk bestuur moest echter toestemming geven tot het stichten van een bijzondere school. Helaas werkte dit met kracht tegen. Na gememoreerd te hebben, dat in 1852 aan de openbare school een Afgescheiden onderwijzer kon worden benoemd en dat er in 1857 een nieuwe schoolwet kwam, vervolgde hij: Op 30 april '58 besloot de kerkeraad een ‘bijzondere’ school te stichten.Ga naar eindnoot6. Want onderwijs ‘dat alle dogma’ uitsluit, dat terwille van een jood, atheïst of wie ook Christus en zijn Woord verbant, mocht de gemeente zich nimmer laten welgevallen’. Eerst was geprobeerd op het dorpsplein bij de ‘vate’ een school te bouwen, maar het plaatselijk bestuur stond dit niet toe. Op 11 augustus kon echter een ander perceel grond worden gekocht, eigendom van de weduwe van ouderling Joh. Boone, de smid.Ga naar eindnoot7. Nadat hij (ds. Steketee) op zaterdag 4 september 1858 - het was toen net jaarmarkt in Goes - een bidstond had geleid en gepreekt uit Haggaï 2, kon 16 september de eerste steen worden gelegd door de 76-jarige vader van ds. Steketee, die al 23 jaar de gemeente van Nieuwdorp als ouderling had gediend.Ga naar eindnoot8. Maar wat moest de gemeente met een schoolgebouw aan, ‘als God niet had gezorgd voor een onderwijzer?’ Ds. Steketee stelde nu de onderwijzer, Martinus KnijfGa naar eindnoot9., aan de vergadering voor en zei o.m. te verwachten dat hij ‘de kinderen zal vormen voor den Heere, voor de kerk, voor de maatschappij en tot voorstanders van Oranje, waar de Gereformeerde kerk onder den Heere zoo veel aan schuldig is’. Nadat meester Knijf en een spreker namens het gemeentebestuur nog het woord hadden gevoerd, en na enige verversing gebruikt te hebben - koekjes en koffie - verliet de deputatie van het gemeentebestuur de school. De kerkeraadsleden en de schoolcommissie ‘verenigden zich nog aan een maaltijd, terwijl men zich intussen met elkaar onderhield in doelmatige gesprekken’. Aan het eind werd nog gezongen Ps. 122:3: ‘Dat vreed' en aangename rust, en milde zegen u verblij’, waarna ds. Steketee de samenkomst met gebed en dankzegging sloot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iets over meester HappeeHierboven is in de paragraaf over de school al eens de naam gevallen van meester Dirk Happee, die ook koster van de kerk was (er was in Nieuwdorp maar één kerkgebouw, namelijk dat van de Afgescheidenen). Wie het kerkelijk leven een beetje kent, weet dat een koster een onmisbaar man is. En ieder weet ook, dat in een dorpje de meester een belangrijke figuur is (was?), wiens woord gezag heeft, zodat de combinatie van koster-onderwijzer bij die functionaris als vanzelf een behoorlijke mate van zelfbewustzijn kan doen ontstaan. Of dit ook bij Dirk Happee het geval was, weten we niet, maar zeker is wel, dat meester zich in het kerkelijk leven duchtig liet gelden. De kerkeraadsnotulen van juni 1857 wijzen dit duidelijk uit. Enige gemeenteleden meenden, dat de kerkeraad t.o.v. vermaanden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gecensureerden niet ‘getrouw’ optrad. En dat ook misbruik van vertrouwen werd gemaakt door ‘eigenwillig’ het door de gemeente opgebrachte geld te besteden. Dirk Happee deelde die kritiek en had gezegd - toen ds. Steketee op de synode van Leiden zat - dat hij met de kerkeraad graag over ‘vier dingen’ wilde praten. Toen ds. Steketee weer in Nieuwdorp was, nodigde hij allen die ‘wat’ hadden, uit om op de kerkeraadsvergadering van 24 juni '57 te verschijnen en zich ‘openhartig’ uit te spreken. Hij vond het echter ‘smartelijk’, dat de kritiek juist tijdens zijn afwezigheid naar buiten was gebracht. Op de bewuste vergadering was echter alleen maar Dirk Happee verschenen. Zijn mede-opposanten lieten hem de kastanjes uit het vuur halen. Hij begon met te verklaren, dat het nooit zijn bedoeling was geweest ‘om scheuring te maken’ in de periode, dat de leraar weg was, ‘maar om te onderzoeken en te reformeren’. Waarop ds. Steketee opmerkte, dat het nu niet over ‘innerlijke’ bedoelingen ging, maar over concrete klachten. Welke waren dat nu precies? Happee somde nu zijn ‘vier dingen’ op:
Op al deze vragen ging de kerkeraad nu uitvoerig in. Wat de kwestie van die censuur betrof, was Happee volkomen gecontenteerd. Het was hem nu duidelijk, dat de kerkeraad ‘wijs’ handelde, zodat ‘hij beleed uit onkunde verkeerd en zondig in die zaak geoordeeld te hebben’. Ds. Steketee vermaande hem in het vervolg voorzichtiger te zijn, door eerst te onderzoeken en dan te oordelen. Wat de tweede vraag betrof: de Gereformeerde kerk snijdt minderjarige kinderen niet dan in bijzondere omstandigheden af. Ook op de derde vraag kreeg Happee een bevredigend antwoord. ‘Maar dewijl hij daar zeer aanstootelijke en beledigende woorden over gebezigd had,’ verzocht ds. Steketee hem die terug te nemen, wat ‘hij zeide gaarne te doen, alsook dat hij wenschte zich voor zulke dingen in het vervolg te wachten’. Zijn laatste vraag ging over zijn inkomsten ‘waarbij hij zijne bekrompene omstandigheden bloot legt’. De praeses vroeg hem nu of het gemeentebestuur - hij was immers geen onderwijzer van de kerk, maar van de burgerlijke gemeente - zijn verplichtingen niet nakwam? Ten overvloede las ds. Steketee uit de notulen het ‘contract’ nog eens voor, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de kerk en gemeentebestuur met elkaar hadden gesloten. En vroeg hem, of de kerk hem haar aandeel niet tot de laatste cent had betaald? De kwitanties bewezen dit nog eens onomstotelijk. Daarop adviseerde ds. Steketee hem, dat hij, als hij van zijn schoolgeld en van zijn burgerlijke en kerkelijke inkomsten niet kon bestaan, zich dan tot de schoolcommissie ‘ter verbetering van zijn toestand’ moest wenden. Want ‘bij een bedaarde overweging’ moest het hem toch duidelijk zijn, dat hij zich zeer ten onrechte over de kerkeraad had uitgelaten. Ds. Steketees woorden troffen doel. Ongevraagd erkende Happee zijn zonde en verkeerdheid en voegde eraan toe, de mensen die zijn bezwaren deelden - maar nu thuis gebleven waren - te zullen vermanen en beter te informeren. Als gevolg van zijn gulle en openhartige schuldbelijdenis, kreeg hij van de kerkeraad te horen, ‘verre verwijderd van kwaad met kwaad te vergelden’, dat hij voortaan niet meer hoefde te betalen ‘wat hij jaarlijks aan de kerk opbracht’. Dit ter verbetering van zijn financiële situatie. En als de oprechtheid van zijn belijdenis zou blijken in zijn ijver om hen terug te brengen, die onder invloed van zijn verkeerd voorbeeld waren geraakt, dan zou men verder overwegen wat er nog in zijn belang viel te doen.Ga naar eindnoot10. Wat dit laatste betekende, leren ons de notulen van enkele weken later. De praeses deelde mee, dat de kritiek, die bij sommigen in de gemeente had geleefd, nu geheel verdwenen was. Meester Happee had zijn vroegere medestanders vermaand, maar deze hadden hem de schuld gegeven van alle ellende, omdat hij voor hen de waarheid verzwegen had! Zij hadden geen oppositie of kwade bedoelingen tegen de kerkeraad in de zin gehad! Maar goed, alles was dus weer in orde. Het werd nog eens bewezen doordat sommigen uit kerkeraad en gemeente ƒ 43,50 aan vrijwillige giften bijeenbrachten, welk bedrag de volgende dag bij meester Happee aan huis werd bezorgd.Ga naar eindnoot11. Hij is niet lang meer in Nieuwdorp gebleven. In april '58 vertrok hij met attestatie uit Nieuwdorp wegens zijn benoeming tot onderwijzer aan de bijzondere school in Den Helder.Ga naar eindnoot12. Hij werd opgevolgd door Martinus Knijf. Of het een goede greep was? Er waren nogal wat aanmerkingen op zijn onderwijs. Hij zou de kinderen te weinig laten oefenen in het schrijven en daarbij geen enkel voorbeeld gebruiken. Manieren bracht hij ze ook al niet bij en ds. Steketee klaagde, dat hij door hem ‘boos en onfatsoenlijk’ was behandeld. De kerkeraad besloot nu nadere richtlijnen voor het onderwijs op te stellen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘contract’ met meester Knijf, dat liep tot 1 mei 1861, werd niet verlengd. Zijn opvolger werd een oude bekende, namelijk Dirk Happee, die uit Den Helder terug kwam naar Nieuwdorp en in 1882 volgens het bevolkingsregister werd uitgeschreven naar de gemeente Middelburg. Hij was toen 60 jaar.Ga naar eindnoot13. Over hem was men blijkbaar tevredener dan over zijn voorganger. We lazen, dat het onderwijs ‘met vlijt werd gegeven’, en dat hij enkele jaren als beloning een gratificatie van ƒ 25,- per jaar ontving. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BeroepenWe geven verder nog enkele sprokkelingen uit de kerkeraadsnotulen. In 1852 en '53 kreeg ds. Steketee opnieuw een aantal beroepen te verwerken. Zijn gemeente was steeds weer blij, als hij bedankte en bewees dat niet alleen met woorden, maar soms ook met daden. We geven een voorbeeld. In het najaar van '53 kreeg hij een beroep uit Vlaardingen en tot driemaal toe uit Assen. De kerkeraad was opgelucht, toen de buien voorbij waren, en droeg nu diaken Wisse DekkerGa naar eindnoot14. op aan ds. Steketee ‘een brief van dankbetuiging’ te overhandigen. Nadat deze de ‘liefdevolle letteren’ had gelezen, bood Dekker hem namens de kerkeraad ‘als blijk van hartelijke gemeenschap’ een ‘geschenk in zilver’ aan, dat volgens de notulen ƒ 73,- had gekost. Wat het was, worden we niet gewaar.Ga naar eindnoot15. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KostersEerder in dit hoofdstuk is de functie van koster al eens ter sprake geweest. Met ingang van januari 1853 bedankte Marinus Wondergem als koster en werd opgevolgd door Nicolaas Stroosnijder. Voor zijn taak als ‘stokslager’ en voor zijn werk op de begraafplaats en in de tuin ontving hij ƒ 8,- per jaar. Vier jaar later vroeg Stroosnijder ‘wegens ouderdom’ ontslag als hondenslager en grafdelver. Hij was toen 80 jaar geworden. Maar hoe oud ook, hij bleef geestelijk actief. In de kerkeraadsvergadering van september '60 moest hij vermaand worden ‘over zijne misstappen en beledigingen, welke hij zelf in een boekje, tegen de orde der kerk uitgegeven, begaan had en wel ten opzichte van hen, waar hij eerbied voor behoorde te hebben’. Op welk boekje hier wordt gedoeld, weten we niet. Stroosnijder bekende schuld.Ga naar eindnoot16. Op 22 januari '65 is Nicolaas Stroosnijder overleden, 87 jaar oud, geboren in Arnemuiden, weduwnaar van Adriana Lavooij. Hij is ‘eerbaar begraven, zijn inwoning en kostgeld zijn betaald; het weinige goed dat hij nagelaten had, is verkocht en de opbrengst daarvan in de armenkas gestort’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds. BuddingIn 1859 duikt ds. Budding - toen dominee in Goes - weer eens in negatieve zin op in de notulen; dit keer in die van de provinciale vergadering van Zeeland. Op 6 april '59 las ds. Steketee namelijk een protest voor van zijn kerkeraad, bedoeld voor de Middelburgse broeders. Dezen hadden in hun kerkgebouw ds. Budding laten preken ‘welke buiten de gemeenschap onzer kerk staat’. Het protest toonde het ‘nare en droevige’ van Buddings vroegere optreden aan, toen hij nog bij de Afgescheiden kerk hoorde: ‘miskenning der kerk, vertreding van de provinciale en synodale besluiten en bedroeving der opregten’. Daarom dienden de Middelburgse broeders bestraft te worden. De provinciale vergadering was het eens met het protest van Steketee en de zijnen. En de Middelburgse afgevaardigden nu ook! Ze erkenden niet juist te hebben gehandeld en ‘deden belijdenis van hun kwaad’. Ze moesten dat ook aan hun eigen gemeente meedelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boompje plantenIn de loop van de tijd veranderde uiteraard ook de samenstelling van de kerkeraad: de mannen van het eerste uur overleden of werden te oud en dus kwam de opkomende generatie nu naar voren. Zo werden in de zomer van 1853 twee nieuwe diakenen gekozen, Gillis de Jager Jzn.Ga naar eindnoot17. en Gerard RottierGa naar eindnoot18.. Op zichzelf was dit niets bijzonders, maar wat ons opviel, was het volgende. In de notulen lezen we: Met algemeen goedvinden hebben beide broeders ‘een boom voor de twee voorste ramen der kerk geplant, ter gedachtenis aan hunne kerkelijke loopbaan of begin hunner regering tot den H. dienst van het Diaken ampt’. Twee beginnende diakenen dus, die ter herinnering aan het begin van hun ambtsdienst ieder een boompje planten bij de voormuur van de kerk. Merkwaardig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergroting kerk 1868Uit een verslag van ds. Steketee op de prov. vergadering van 6 juli '59 bleek, dat er steeds meer mensen in de kerk kwamen, zodat het gebouw veel te klein werd. Er viel op den duur niet aan te ontkomen, de oude kerk moest door een nieuwe en grotere worden vervangen. Sinds de bouw van het eerste kerkje in 1841 was het zielental dan ook gestegen van 200 naar 432. In 1868 werd dit niet goedkope karwei aangepakt.Ga naar eindnoot19. Bij de bouw van de nieuwe kerk bestond de kerkeraad uit ds. Steketee, de ouderlingen Pieter BooneGa naar eindnoot20. en Jacobus de Jager Wzn.Ga naar eindnoot21. en de 4 diakenen B. Nieuwenhuyze, Gerard Rottier, Kornelis Fraanje en Gilles de Jager Jzn., welke laatste tevens scriba was. Jacobus de Jager Wzn. was in 1851 getrouwd met Pieternella Steketee, een zus van ds. Steketee. En zo had ds. Christiaan Steketee niet alleen zijn vader en schoonvader in de kerkeraad zitten, maar nu ook opnieuw een zwager. De andere, Geeraart Emaar, was in 1863 overleden. Praeses | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en scriba kregen opdracht de vergroting van het kerkgebouw zo zuinig mogelijk te laten uitvoeren, en onder hun toezicht en leiding kwam de nieuwe kerk tot stand. De eerste steen is op 24 juni '68 gelegd door ds. Steketees zoontje Jacob, de latere burgemeester van Heinkenszand; de tweede door J.J. de Jager Gz., het zoontje van de scriba, en de derde door Elisabeth, het dochtertje van ds. Steketee (later getrouwd met ds. J.P. Tazelaar uit Weesp). Volgens het geschiedkundig overzicht van Chr. Melse had de bouw van de nieuwe kerk ruim ƒ 7200,- gekost.Ga naar eindnoot22. In de bal van de nieuwere en grotere toren werd de met lood omwonden naaldkoker van wijlen ouderling Steketee (overleden in 1864) gelegd, met daarin een oorkonde, waarin alle gegevens van bouw en herbouw van de kerk stonden. Toen in 1900 bij het opnieuw vergulden van de haan en de bal van de toren de koker geopend werd, bleek die oorkonde helemaal te zijn verteerd. Gelukkig bestond er nog een kopie. De scriba G. de Jager Gzn. heeft toen de rol vernieuwd en aangevuld met het gebeurde in de laatste jaren. De naaldkoker met de vernieuwde oorkonde is toen weer in de toren gebracht, maar is in 1911 bij de afbraak van de oude toren in het kerkelijk archief opgeborgen. Aldus Melse.Ga naar eindnoot23. De nieuwe kerk kon pas in maart 1869 opgeleverd worden, maar vanaf 18 oktober '68 kerkte de gemeente er al in. In De Bazuin lazen we het volgende berichtje: Nieuwdorp, 18 Oct. 1868 - Heden mochten wij het voorrecht genieten, van in onze nieuwe kerk - die bijna tweemaal zoo groot gebouwd is als de vorige - te vergaderen en aan te hooren hoe ze, naar aanleiding van 1 Kon. 8:29, 30, plechtig den Heere werd gewijd. (‘Dat uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis...’)
Namens de gemeente, C. Steketee, pr. G. de Jager, diak.Ga naar eindnoot24.
Op zondag 4 september 1876 herdacht de gemeente Nieuwdorp haar 40-jarig bestaan. In De BazuinGa naar eindnoot25. vonden we daarvan een boeiend verslag, dat we onze lezers niet willen onthouden. 's Morgens preekte docent A. Steketee ‘naar aanleiding van de woorden uit psalm 100: ‘Hij heeft ons gemaakt en niet wij, Zijn volk, de schapen Zijner weide.’ Daarin werd ons gewezen op de beteekenis der afscheiding en duidelijk gemaakt, dat 's Heeren volk, bij het geloof aan de waarheid, dat niet de mensch zich zelf maakt om zalig te worden, maar door God gemaakt wordt, en niet geestelijk leven kan in gemeenschap met hen, die met woord en daad juist deze waarheid verloochenden, en zich daarom van dezen afscheiden moesten, zoo zij niet uitgeworpen werden; daarna werd aangetoond, hoe genoemde woorden geheel en al op de gemeente van toepassing waren. 's Middags trad onze geliefde leeraar C. Steketee op en sprak, na verkla- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring van Deut. 8:2, 3, over de wording der gemeente en hare opkomst. In 1835 werd zij voorbereid door een geestelijke opwekking. Er was behoefte aan zieíespijs, die op Zuid-Beveland te vergeefs in de bedehuizen gezocht werd, waarom men uit den nood tot God riep. Omdat het volk zoozeer kerkelijk was, kon het niet scheuren, zich zelf helpen of tot een gemeente maken. Eerst na veel worsteling, niet in overijling, maar in de vaste overtuiging, dat het sedert 1816 opgerichte genootschap de oude Gereformeerde, de moederkerk niet was, maar deze verdrong en verdrukte in hare getrouwe zonen, was het oogenblik der beslissing gekomen. Zij verstonden dat het Gods wil was uit te gaan en deden dit in eenvoudigheid, hoewel zij wel wisten, dat er veel kruis aan verbonden zou zijn. God beschikte nu spoedig ter vervulling hunner behoefte een wettig leeraar, ds. Budding, vroeger predikant te Biggekerke op Walcheren, die de gemeente organiseerde, waarmee op wettige wijze door haar ouderlingen en diakenen werden geroepen. Deze werden den 4en September bevestigd, terwijl ds. Budding voor het eerst alhier predikte in een schuur, door één der leden daartoe afgestaan. Het was in die dagen niet gemakkelijk een openbaar belijder van Christus te zijn: vervolging door de Regeering was ons lot, berooving der goederen door boeten, smaad en verguizing van de menschen in het rond, waarbij zich echter het verschijnsel voordeed, dat terwijl de Hervormden op allerhande wijzen tegenstonden, de Roomschen partij trokken voor ons; daarbij kwamen moeiten van binnen, waarop niet zoozeer gerekend was; onze anders zeer beminde leeraar (Budding) ontbond zich van ons; donker was het uitzicht in dien herderloozen toestand. Maar de Heere had ons niet verlaten. Hij maakte de menschelijke wijsheid en kracht te niet en openbaarde in de dwaasheid en onkunde en zwakheid en armoede der menschen Zijn wijsheid, Zijn macht, Zijn rijkdom. En Hij, die Israël wist te voeden, toen de natuur zelfs geen voedsel aanbood ‘opdat het leeren zou dat de mensch niet leeft bij brood alleen, maar bij elk woord, dat uit den mond des Heeren uitgaat’. Hij wist ook ons - zoals dit gisteren middag aangemerkt en ons voorgehouden werd - in beproeving voor alle gebrek te bewaren en uit Zijne hand te verzorgen; zoodat wij, door de waarheid vrijgemaakt, ook uitwendig, door generlei verplichtingen gebonden, als eene vrije gemeente mochten opwassen. Wij ontvingen in 1841 een kerkgebouw, en werden gediend, nu en dan, door een leeraar, geroepen door geheel Zeeland, later door de gemeente Goes, namelijk ds. Van der Meulen, die tot veel zegen in deze streken geweest is. In 1842 schonk de Heere ons een eigen leeraar, uit de gemeente zelf. Spoedig daarna kwamen wij in het bezit van een begraafplaats, waarop reeds een groote menigte onzer dooden thans rust. In den loop der jaren werden wij uitgebreid: de Heere gaf vervulling in de behoefte aan Christelijk onderwijs, na de schoolwet van '57, een eigen school, eindelijk een grooter kerkgebouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de opwekking tot dankbaarheid aan den Heere en getrouwheid in Zijn dienst, werd de feestrede gesloten.
Namens den Kerkeraad, G. de Jager, scriba.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds. C. SteketeeWe besluiten ons tweede hoofdstuk over de Afgescheiden gemeente van Nieuwdorp met nog eens de figuur van ds. Christiaan Steketee naar voren te halen.Ga naar eindnoot26. Over zijn leven en werken in zijn eigen gemeente Nieuwdorp hebben we in het voorafgaande al voldoende uitgeweid. Hij was een man van aanpak en heeft veel voor zijn gemeente tot stand gebracht: een eigen begraafplaats (1845), een Christelijke school (1859) en een nieuwe kerk (1868). Maar niet alleen op zijn eigen dorp, ook op heel het eiland Zuid-Beveland en aan de overkant van de brede Westerschelde, in het land van Axel (oostelijk Zeeuws-Vlaanderen) en in het land van Cadzand (westelijk Z.-Vlaanderen), bediende hij het Woord voor de Afgescheiden gemeenten. Ook in het land Zierikzee. Soms preekte hij vijfmaal in één week, telkens op een andere plaats. En dan doopte hij de kinderen en hield met de herderlozen Avondmaal; het Avondmaalsstel droeg hij bij zich in een tas. Hij moest daarvoor moeilijke reizen maken, over slechte winterwegen en over de woelige Schelde. Maar dan kende hij geen vermoeidheid en geen pijn weerhield hem. Als het ging om een gemeente te dienen, kon hij uren gaan onder striemende regen en bij felle kou. En geen stormweer kon hem verhinderen de Schelde over te steken. 't Is op een zaterdagmiddag gebeurd, dat hij voor een preekreis door Oost-Zeeuws-Vlaanderen van Borssele afvoer, maar dat het kleine scheepje de haven van Ter neuzen niet kon binnenlopen. In een gevaarlijke positie moest het vlak voor Terneuzen voor anker gaan en de hele zondag daar blijven. Er was geen proviand aan boord voor de 12 passagiers - mensen, die waren meegegaan om in Terneuzen het Avondmaal mee te vieren - maar toch hadden ze een gezegende zondag onder de prediking van ds. Steketee en toen ze 's maandagsmorgens het stadje konden bereiken - de broeders daar hadden in grote onrust de hele zondag het scheepje zien slingeren - volgden enige dagen van verkwikkende geestelijke gemeenschap. Maar nog verder reikte zijn werkzaamheid. Vrij geregeld was hij voorzitter van de provinciale synode van Zeeland, jarenlang kerkvisitator van de Zuidbevelandse gemeenten, herhaaldelijk afgevaardigde naar de generale synode en tot zijn dood toe curator van de Theologische school in Kampen. Die reizen buiten de provincie - hele tochten per diligence of per schuit - waren zijn grootste genoegen. Dan logeerde hij in de pastorie van zijn vele vrienden: te Utrecht bij ds. Van Minnen, te Zwolle bij ds. Gispen, en dan duurden de praatavonden tot ver na middernacht. Het was in die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dagen gewoonte, dat de naar vergaderingen reizende predikanten in bepaalde pastorieën (ook die van Den Bosch was een middelpunt) overbleven en dan werden ernstige besprekingen gehouden ter voorbereiding van wat op de vergadering dienen moest. Tegenover deze verkwikkende vriendschap en de bemoedigende arbeid stonden echter ook vele moeilijkheden: vijandschap, financiële lasten bij kerk- en schoolbouw en het altijd zuinig moeten zijn. Zo heeft ds. Steketee - we citeren nu uit het overzicht van Melse - 40 jaar gearbeid, op zijn eigen dorp en daarbuiten. Hij heeft zelf van een klein traktement moeten leven, in het begin ƒ 400,-, later ƒ 800,- en pas in de laatste jaren ƒ 1200,- en dat met zijn groot gezin van 8 in leven gebleven kinderen, van wie er 3 buitenshuis op studie waren. Tot zijn grote voldoening mocht hij nog beleven, dat de hele schuld van school- en kerkbouw afgelost was. Na een smartelijk maaglijden van 7 weken is hij op zaterdag 3 juni 1882 in vrede ontslapen en onder overweldigende belangstelling op 7 juni begraven. De rouwkoets werd allereerst gevolgd door familie en buren, verder had de hele gemeente zich twee aan twee aangesloten. Ook velen uit de verre omtrek liepen mee, terwijl de stoet gesloten werd door de schoolkinderen, allen catechisanten van de overledene, onder leiding van hun onderwijzer Melle de Graaf.Ga naar eindnoot27. Een neef, ds. Chr. Steketee Azn.Ga naar eindnoot28. van Heinkenszand leidde de begrafenis. Hij herinnerde aan de bijna 40-jarige trouwe dienst van de overledene en ging daarbij uit van Davids woorden over Abner: ‘Een grote in Israël is gevallen.’ De oudste zoon, docent Adriaan Steketee van Kampen, staande op het graf van zijn grootvader, in dat hoekje van het kerkhof waar het geslacht Steketee begraven ligt, dankte allen voor de liefde, die zij de overledene hadden betoond en riep de gemeente toe, dat wij een eeuwig verbond met God hebben, met de God van Abraham, Izak en Jacob, geen God van de doden, maar van de levenden en wiens koninkrijk geen kerkhof is, maar een rijk van eeuwig leven en onuitsprekelijke heerlijkheid. Die God is onze God. Hij zal ons leiden tot aan en tot over de dood. Een andere zoon, ds. Cornelis Steketee van Veere sprak een vertroostend en van dankbaarheid getuigend slotwoord.Ga naar eindnoot29. Tot zover Melse. |
|