De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 1. De classis Zwolle
(1984)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
XII Ambt VollenhoveHet gebied om het plattelandsstadje Vollenhove - 30 km ten noorden van Kampen gelegen - kon voor 1942 verdeeld worden in dat van Stad-Vollenhove en Ambt-Vollenhove. In het Ambt woonden de Afgescheidenen, in de stad niet één. Het Ambt bestond uit een aantal buurtschappen o.a. St. Jansklooster, Leeuwte, Cadoelen en Barsbeek. Vooral het boerenstreekje Barsbeek - 5 km ten zuidoosten van het stadje Vollenhove - was voor de Afgescheidenen van belang. Daar woonden verscheidenen van hen en daar stond vanaf begin 1858 ook het eerste kerkje met de pastorie. Later is het naar Cadoelen verplaatst. Het is zeker, dat er in Ambt Vollenhove, het gebied om het voormalige Zuiderzeestadje Vollenhove gelegen, al vroeg een kleine Afgescheiden gemeente is ontstaan, hoogst waarschijnlijk op 13 april 1836. Het eerste doopboek dat bewaard is en ook het oudste lidmatenboekje beginnen tenminste met die datum. Op 29 februari 1836 rapporteerde de scriba van de hervormde classis Kampen, dat er in Vollenhove 12 separatisten waren, die allen in het Ambt woonden. ‘Het hoofd en de roervink van dezen hoop is Carel van Ommen, die thans buiten Zwol woont, en, altijd afkerig van werken, door vroome praatjes zich bij de eenvoudige landlieden indrong. Op de moraliteit van deze en meer Separatisten is vrij wat aan te merken’. De Afgescheidenen vormden noodgedwongen een huisgemeente en vergaderden bij enkele particulieren aan huis. In een vonnis van de rechtbank te Zwolle vonden we, dat de 43-jarige landbouwer Albertus Luchies van Benthem ƒ 10,- boete kreeg, omdat hij op zondag 7 au- | |
[pagina 282]
| |
gustus '36 zonder toestemming zijn huis beschikbaar had gesteld voor een godsdienstoefening, waarin meer dan 20 personen aanwezig waren geweest.Ga naar eindnoot1. Van de beginjaren van de gemeente is ons heel weinig bekend; de kerkeraadsnotulen van die tijd zijn spoorloos. Voorgoed verdwenen tijdens de Kruisgezinde woelingen omstreeks 1844? Wie zal 't zeggen? We blijven hopen. Vanaf 1837 is de Afgescheiden gemeente van Vollenhove, of beter gezegd van het Land van Vollenhove, op de Provinciale vergadering regelmatig vertegenwoordigd. Maar in 1844 raakte ook zij betrokken bij de moeiten met de Kruisgezinden. Hoe kon het ook anders in deze streek, waar de Kruisgezinden een grote aanhang bezaten (Kampen, Zwolle, Mastenbroek, Genemuiden, Zwartsluis, Hasselt om maar niet meer plaatsen te noemen). Eind 1844 kwam ouderling Arriën Scheer,Ga naar eindnoot2. een 40-jarige landbouwer, al niet meer in de Chr. Afgescheiden kerk, omdat hij ‘niet verenigd was met het aannemen van de vrijheid’, d.w.z. hij vond, dat de Afgescheidenen aan de Koning geen erkenning als zelfstandige kerk mochten vragen. De Kruisgezinden waren tegen dit vragen om ‘toelating’ fel gekant en dit punt is zelfs één van de oorzaken van het ontstaan van de Gereformeerde gemeenten onder het kruis geworden. Hoe moest nu in de vacature-Scheer worden voorzien? Laat diaken Cornelis (Kees) Rook hem maar als ouderling opvolgen, adviseerde de Provinciale vergadering. Maar Rook was nog maar 25 jaar en dan al ouderling? Waarschijnlijk is het ook niet gebeurd. In de notulen van de Provinciale vergadering en ook in die van de classis komt nu een aantal jaren lang de gemeente van Ambt Vollenhove niet meer voor. Het is alsof ze als georganiseerde gemeente niet meer bestaat. Misschien was dit ook wel het geval. Tot we 5 jaar later - op de classisvergadering van 5 september 1849 - ineens weer een levensteken van de Afgescheiden gemeente in Ambt Vollenhove bespeuren. Ze blijkt zich bij de classis te hebben gevoegd en is dan vertegenwoordigd door Albertus van Benthem, dan timmerman-landbouwer, dezelfde die - we zeiden het al - in 1836 beboet was wegens het houden van een illegale godsdienstoefening. Ook Kees RookGa naar eindnoot3. is afgevaardigd. De classis adviseert de gemeenten te Hasselt, Genemuiden en Ambt Vollenhove samen een predikant te beroepen. Wèl een bewijs, hoe klein die gemeenten tengevolge van de ‘afscheuring’ van de Kruisgezinden geworden waren. Ambt Vollenhove was de kleinste van allemaal en telde in 1856 nog slechts 42 zielen, een gevolg van de aantrekkingskracht van de Kruisgezinden in die jaren. Een bewijs hiervoor is een notitie in de classisnotulen van 18 september 1850: Twee in Ambt Vollenhove gekozen ouderlingen konden niet worden bevestigd, omdat diaken Kees Rook bezwaren tegen hen had: ze zouden, wat hun kerkelijk standpunt betreft, onvast zijn; ze kerkten im- | |
[pagina 283]
| |
mers wel eens bij leraars, die wel afgescheiden waren, maar ‘kerkelijk niet met ons verenigt’ (Kruisgezinden!). De classis nam de bezwaren van Rook niet over, gaf toestemming tot de bevestiging, maar wekte de broeders wel op ‘zich getrouwe voorstanders van orde en regel te betonen, zowel als van Godzaligheid’. De bevestiging van de tot ouderling gekozen broeders ging door, maar Rook - blijkbaar niet gemakkelijk - ‘leeft nog in verwijdering voort’, aldus de classisnotulen. Ds Postma van Zwolle zou hem opzoeken en op de volgende classisvergadering bleek dit gesprek ‘gunstig’ te zijn afgelopen.Ga naar eindnoot4. Op de classis Zwolle was Ambt Vollenhove in de eerstvolgende jaren meestal vertegenwoordigd door Hoege Lubberts Heetebrij,Ga naar eindnoot5. een kleermaker, later landbouwer, en door Tijmen Corporaal (Korporaal),Ga naar eindnoot6. een uit Zwartsluis afkomstige schipper en schoonzoon van Albertus van Benthem, die ook wel eens wordt afgevaardigd. Tijmen Corporaal vroeg in 1854 ontheffing aan als ouderling in de gemeente Ambt Vollenhove, omdat zijn beroep (schipper) meebracht, dat hij dikwijls afwezig moest zijn. Toch vertegenwoordigde hij nog vele jaren lang de gemeente op de classis. Hoe het kerkelijk leven in Ambt Vollenhove in die jaren reilde en zeilde, we weten er maar heel weinig van. Alleen het doopboek levert een aantal namen van ouders en dopelingen op en verder een bewaard gebleven lidmatenboekje, beide - we schreven het al - beginnend met 13 april 1836. Gelukkig beschikken we over een notulenboek van de kerkeraad, dat met het jaar 1857 begint. Hoewel de notulen vaak maar kort zijn, bieden ze ons toch voldoende stof om tenminste een wat helderder kijk op het kerkelijk leven van de Afgescheiden gemeente van Ambt Vollenhove te krijgen.Ga naar eindnoot7. Welnu, er schijnt zich in Ambt Vollenhove omstreeks 1857 een zekere kerkelijke opleving te hebben voorgedaan. In dit jaar had C. Rook namens de kerkeraad van de Chr. Afgescheiden gemeente een verzoek aan de Koning gericht om vergunning ‘tot oprigting eener kerk’, maar als antwoord gekregen, dat de gemeente nog niet door de Koning was erkend, en men dus eerst die erkenning, met overlegging van de vereiste stukken, diende aan te vragen. Tegen het bouwen van een kerk bestond echter geen bezwaar. Het eerste bewaard gebleven notulenboek van de kerkeraad begint met een afschrift van een brief, op 29 april 1857 door de kerkvisitatoren D. Postma (Zwolle) en L. Dijkstra (Steenwijk) geschreven aan diaken Kees Rook. Uiteraard had dit schrijven een voorgeschiedenis. | |
Eerste kerkOp de classis van 4 maart '57 had ouderling Hoege Heetebrij meegedeeld, dat men in Ambt Vollenhove een plek voor een kerk had aangekocht, over welke aankoop naderhand enige ‘zwarigheid was | |
[pagina 284]
| |
ingebragt’. De kritiek kwam van diaken C. Rook, die zijn bezwaren zo gewichtig achtte, dat hij zelfs uit de kerk wegbleef. Op een desbetreffend verzoek gingen de kerkvisitatoren zich met de zaak bemoeien. Vooraf hadden ze een gesprek met ouderling Hoege Heetebrij, wat resulteerde in bovengenoemde brief. De visitatoren schreven aan diaken Rook, dat ze met blijdschap Heetebrij hadden horen spreken over diens ‘toegenegenheid tot het bevorderen van het belang van Gods kerk’, zodat ze gegronde hoop meenden te hebben, dat de ‘breuke’ weer geheeld kon worden. Dit zou kunnen door het gebeurde te vergeven en te vergeten, zodat Rook zijn ambt als diaken weer ging uitoefenen en ‘Gods kerk helpen bouwen tot heil van ons en ons dierbaar kroost’. Graag zouden ze hem eerstkomende zaterdag eens opzoeken. Dit gebeurde en al op zondag 3 mei zat Rook ‘tot aller blijdschap’ weer als diaken in de kerk. De bui was overgedreven. Onwillekeurig vragen we ons af: Zou Rook bezwaar hebben gehad tegen een dreigende aanvrage om erkenning als zelfstandige kerk? Hoe het ook zij, op zondag 24 januari 1858 werd de eerste Afgescheiden kerk van Ambt Vollenhove in gebruik genomen. In De Bazuin vonden we daarover het volgende bericht:Ga naar eindnoot8. ‘Blijde en gedenkwaardig was zondag de 24e januari voor de gemeente in het ambt Vollenhove. Wel had men reeds enige jaren verlangd een kerk te kunnen bouwen, maar steeds bleef dit bij wensen. Deze zomer werd de begeerte er toe bij vernieuwing levendig en door 's Heeren goedheid mochten wij thans reeds in het volkomen afgewerkte gebouw vergaderen onder een grote toevloed van mensen, die het anders vrij ruime lokaal niet kon bevatten. Ds Brummelkamp, Leeraar aan de Theol. School te Kampen, verkondigde bij die gelegenheid het Woord des Heeren onder ons en sprak 's morgens naar aanleiding van Zach. 4:6: ‘Toen antwoordde hij en sprak tot mij, zeggende: Dit is het woord des Heeren tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht noch door geweld, maar door mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen’. En 's middags n.a.v. Col. 1:12 en 13: ‘Dankende den Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het koninkrijk van den Zoon zijner liefde’. Voor een bevolking van ongeveer 2000 zielen, die wel de beschikking hebben over twee buurtscholen, maar niet over één kerk, stelle de Heere deze tot een ruime zegen ...’. | |
Eerste dominee, G. Schevel, 30 sept. 1860-22 nov. '62De viermanskerkeraad, bestaande uit de ouderlingen Hoege Heetebrij en Tijmen Corporaal met de diakenen Cornelis Rook en Jan Rook, richtte nu zijn aandacht op het beroepen van een dominee. Het tweede beroep ging naar kandidaat G. Schevel, die het aannam en op 30 septem- | |
[pagina 285]
| |
ber '60 werd bevestigd. Twee dagen later presideerde hij voor 't eerst de kerkeraadsvergadering en leefde in die functie mee met de kleine en de grote vreugden, de teleurstellingen en het verdriet, eigen aan het kerkelijk leven in alle plaatsen. Dat het heel moeilijk was om geschikte ambtsdragers te vinden, bleek wel, toen in december '60 de vraag werd besproken, of volgens art. 27 D.K.O. niet de halve kerkeraad moest aftreden. Na lange discussie werd besloten, dat ouderling Tiemen Corporaal en diaken Cornelis Rook in hun ambt zouden blijven dienen. In februari '61 werden enkele personen na afgelegde geloofsbelijdenis tot de gemeente toegelaten. Het waren Roelof Boes, die 3 jaar later als 50-jarige landbouwer zou trouwen met de 24-jarige Jacobje Rook, dochter van diaken Cornelis Rook. Dominicus Apperio, een schoenmaker, en de 30-jarige landbouwer Jacob Rook, die 3 jaar eerder getrouwd was met de 40-jarige Mientje Lassche, de weduwe van Peter Rozeboom. We wijzen terloops op de grote verschillen in leeftijd bij bruidegom en bruid. Hoe gehecht plattelandsplaatsen aan oude gewoonten zijn, is bekend genoeg. Het geldt ook voor het kerkelijk leven. Niet spoedig zullen daarin vernieuwingen of veranderingen vrije baan vinden. In Ambt Vollenhove was het al niet anders. In juni '61 ontspon zich in de kerkeraad een discussie over de vraag: Wie moet het kind ten doop houden, de vader of de moeder? Ds Schevel was voor de vader. Maar in Vollenhove was het gewoonte, dat de moeder het deed! En hierin verandering brengen was volgens ouderling Heetebrij hetzelfde als ‘nieuwigheden preken of invoeren’. Daarom besloot de kerkeraad ‘om de vrede’ maar te blijven bij het oude. Het was voor ds Schevel en zijn kerkeraad een reden tot vreugde, dat in juni '61 weer 2 personen belijdenis van hun geloof wilden afleggen, nl. de 35-jarige landbouwer Teunis GeldermanGa naar eindnoot9. en de 33-jarige bakker Geert Heetebrij.Ga naar eindnoot10. Op de kermis hadden de Afgescheidenen het allerminst begrepen. Inderdaad was die ook vaak een oorzaak van allerlei uitspattingen en brooddronkenheid. Zo kunnen we in de notulen de notitie tegenkomen: Twee jonge meisjes zullen worden vermaand, omdat ze op de kermis in Meppel zijn geweest. In oktober '61 werden er al weer 2 personen toegelaten om belijdenis van hun geloof te doen: de 32-jarige landbouwer Lubbert HeetebrijGa naar eindnoot11. en zijn 23-jarige zuster Roelofje HeetebrijGa naar eindnoot12.; beiden waren resp. zoon en dochter van de bekende ouderling Hoege Lubberts Heetebrij. Ds Schevel stond amper een jaar in Ambt Vollenhove, toen hij al een beroep uit Joure kreeg. De kerkeraad was hier natuurlijk kwaad over. Omdat het al zo spoedig kwam, noemden de broeders dit beroep ‘onchristelijk’. Maar dominee kon dit niet zo inzien! Weliswaar wilde hij voor Joure bedanken, maar hij zei er wel bij, dat hij teleurgesteld was | |
[pagina 286]
| |
over de reacties of liever over het uitblijven van reacties vanuit de gemeente op het beroep. Buiten de gemeente had hij wel belangstelling ondervonden, naar hij zei. Een pleister op de wonde was de toezegging, dat hij voortaan ƒ 500,- traktement zou ontvangen. Zijdelings kreeg de kerkeraad ook te maken met de moeilijkheden in de genabuurde gemeente Genemuiden, waar J. van der Haar c.s. al geruime tijd in oppositie tegen de kerkeraad leefden en bij Van der Haar aan huis apart vergaderden. Het voorzichtige advies uit Ambt Vollenhove luidde: voorlopig nog niet censureren, maar blijven vermanen. Want het was immers de vraag of censuur baat zou brengen, en mensen die zich aan de kerk onttrokken, censureerden eigenlijk zichzelf.Ga naar eindnoot13. Af en toe kwam er uit de gemeente kritiek op een kerkeraadslid. Zo was er een broeder, die lasterlijk over ouderling Tiemen Corporaal sprak en ds Schevel in diens ‘Evangeliedienst krenkte’. Hoe moest de kerkeraad dit geval behandelen? Dominee wilde wel vergeven en de zaak laten rusten, te meer omdat de lasterende broeder al enigszins van zijn dwaalweg scheen terug te komen. En ouderling Corporaal sprak die avond zo ‘stichtelijk, leerzaam en met warme liefde’, dat zijn woorden niet weinig bijdroegen ‘tot onderlinge liefde en eensgezindheid.’Ga naar eindnoot14. Toch zou ds Schevel niet lang meer in Ambt Vollenhove blijven. In juli '61 nam hij een beroep aan naar Sluis in Zeeuws-Vlaanderen (daar overleed hij al het volgend jaar).
Toen hij zijn attestatie aanvroeg, kwam aan het licht, dat in de verhouding tussen de kerkeraad en ds Schevel toch iets scheef zat. Laatstgenoemde verklaarde, dat de houding van de kerkeraad mede oorzaak was van zijn vertrek, want de broeders hadden hem niet verzocht te blijven. Het attest, door ouderling Corporaal opgesteld, werd door ds Schevel zelfs afgekeurd en geweigerd. De onderlinge liefde was dus wel ‘verkoud’. Gelukkig was het eind van de onverkwikkelijke zaak, dat men elkaar de vermeende fouten gelukkig vergaf en beloofde ze te vergeten.Ga naar eindnoot15. Ds Schevel wilde nu zondag 8 september afscheid preken. Er trad echter weer vertraging op. Al was de verhouding tussen kerkeraad en predikant nu niet meer verstoord te noemen, in de gemeente zelf bestonden nog wel degelijk spanningen tussen een aantal gemeenteleden en het grootste deel van de kerkeraad. Daarom werden op de kerkeraadsvergadering uitgenodigd die leden, door wie ouderling Corporaal en de diakenen C. en J. Rook zich beledigd en belasterd voelden. Alleen Hoege Heetebrij verscheen. De zaak werd doorgesproken en zo gelukkig uit de weg geruimd. In de notulen van enkele maanden laterGa naar eindnoot16. lezen we: ‘Onze hope om met ouderling H. Heetebrij op huisbezoek te gaan is afgesneden door de onverbiddelijke Dood’. Inderdaad overleed op 22 januari '63 Hoege Lubberts Heetebrij, landbouwer, oud 60 jaar, echtgenoot van Hendrikje Israël ‘in het huis staande in het karspel Barsbeek no. 58’. | |
[pagina 287]
| |
Na het vertrek van ds SchevelKerkeraadsvergaderingen werden daarna nog maar sporadisch gehouden, in heel het jaar 1863 slechts tweemaal. In de vacante gemeente was het nu bijna elke zondag leesdienst. De leden die in onmin met de kerkeraad leefden, lieten dan verstek gaan, behalve als er een dominee van elders preekte. De zaak zat muurvast. Ten einde raad besloten de kerkeraadsleden nog eens de classis om hulp en raad te vragen. In deze omstandigheden was het daarom een goed ding, dat Ambt Vollenhove in 1865 weer een eigen predikant kreeg. Het was H. Koers, gekomen van Aalden (Dr.). Het bleef echter tobben in de gemeente en al in '66 vertrok ds Koers om naar Oldekerk (Gr.) te gaan. Het zou vervolgens tot 1880 duren, voordat Ambt Vollenhove weer een eigen predikant kreeg! Een gelukkige gebeurtenis, ook voor de zwakke Afgescheiden gemeente van Ambt Vollenhove, was de in 1869 op de Algemene synode in Middelburg bereikte hereniging tussen de Chr. Afgescheidenen en de Gereformeerde kerk onder het kruis (de Kruisgezinden). Deze kon plaatselijk ook in Ambt Vollenhove gerealiseerd worden. Meteen had men nu een voorganger in de persoon van de uit deze streek afkomstige oefenaar Frederik Drok.Ga naar eindnoot17. Hij oefende al voor een kleine, niet-geïnstitueerde Kruisgezinde groep in Ambt Vollenhove en was - volgens zijn zeggen - vroeger door ds Klinkert (Zwolle) en ds Plug (Zwartsluis) als wettig oefenaar in Zwartsluis aangesteld. Zijn salaris werd ƒ 4,- per week. In oktober 1869 werd hij als ouderling bevestigd, tegelijk met de oude, getrouwe Tiemen Corporaal, die als ambtsdrager al zoveel voor- en tegenspoed met de gemeente van Ambt Vollenhove had meegemaakt. Op 14 januari 1874 is Frederik Drok, 73 jaar oud, overleden in het ‘huis staande in het karspel Barsbeek no. 158’.Ga naar eindnoot18. In het gehucht Barsbeek, 5 km ten zuidoosten van Vollenhove, stond het eerste Afgescheiden kerkje met de pastorie. We maken dit namelijk op uit de geboorte-acte van één van de kinderen van ds Hendrikus Koers en Teunisje Haasnoot. Hun dochtertje Johanna Hermina werd op 1 december '65 geboren in Barsbeek. Een uiterlijk bewijs van de invloed ten goede, die de vereniging met de Kruisgezinden aan het kerkelijk leven gaf, vonden we in de kerkeraadsnotulen van 30 augustus 1869: men besloot kerk en pastorie van buiten te laten op verven.
We eindigen ons hoofdstuk over de gemeente van Vollenhove met het noemen van wat in de notulen van 5 juni 1871 een punt van een gesprek vormde: ‘Gesproken over de werking van de Heilige Geest in de harten van Gods volk; wat die werkt en ook wat uit hun eigen hart voorkomt’. Deze woorden laten ons iets zien van de kleur van de godsdienstige vroomheid in de Afgescheiden kerken van toen. |
|