De Afscheiding van 1834 in Overijssel. Deel 1. De classis Zwolle
(1984)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermdIX StaphorstWas in Rouveen de Afgescheiden gemeente ‘gesticht’ op dinsdag 1 december 1835 door ds A. Brummelkamp in het huis van Arend Lubberts Kisteman in het Zuideinde, nu Oude Rijksweg 486, in Staphorst werd deze geïnstitueerd op 1 mei 1836 door ds A.C. van Raalte van Genemuiden-Mastenbroek. Dit laatste historische feit vond plaats in het huis van de bejaarde Berend Everts Wobben, een 76-jarige landbouwer in de Achthoeven-wijk. Hij woonde op de Hoek van Staphorst in de inmiddels (1970) afgebroken winkelboerderij (Oude Rijksweg 7). Zowel hij als zijn ook al bejaarde vrouw Femmigje Lambers, die vroeger getrouwd was geweest met de hervormde Staphorster predikant H. Alferink, weerden zich geducht in de zich ontwikkelende kerkstrijd. In het hoofdstuk over Rouveen hebben we breed aandacht geschonken aan de hiermee in verband staande processen-verbaal, waarin ook Afgescheiden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Staphorsters voorkomen. We kunnen deze paragraaf hier dus laten rusten.
Over de directe voorgeschiedenis van de Afscheiding in Staphorst worden we enigszins ingelicht via een rapportje door de rechtzinnige ds J.A. Hartman in het begin van 1836 aan het Classicaal Bestuur van Zwolle gericht. Dit had om gegevens over de stand van het separatisme in de afzonderlijke gemeenten gevraagd, waarop door ds Hartman als volgt was geantwoord: ‘Driemaal is hier (in Staphorst) door vreemden geoefend, doch tweemaal onder 't voorgeven, dat zulks te Rouveen en de Leijen, eene buurtschap van IJhorst, grenzende aan Staphorst zou plaatsvinden. Het getal der Separatisten is hier klein, slechts twaalf. Ze worden over het algemeen met afkeuring beschouwd; terwijl Zondags het opkomen hier voorbeeldig is’. En van de kerkeraad der hervormde gemeente IJhorst-de Wijk was bericht binnengekomen, dat zich daar slechts 7 personen hadden afgescheiden, ‘en dat, af te gaan naar de denkwijze die men bij de Gemeenteleden bespeurt, het zich niet laat aanzien, dat dit getal zal toenemen, althans veel grooter worden. Ook worden er, voor zooveel bekend is ... geene zoogenaamde oefeningen gehouden’. De op de 1e mei 1836 in Staphorst gevormde Afgescheiden gemeente was dus nog maar klein, ongeveer 20 belijdende leden. In het prille begin bestond de kerkeraad uit de ouderlingen Berend Everts Wobben (hierboven al genoemd) en de 49-jarige landbouwer Berend Jans Balder, wonende in De Leyen onder IJhorst. Deze kwam al lang niet meer in de hervormde kerk en was op en top een man van het conventikel. De eerste Afgescheidenen hebben nog last genoeg met hem gekregen, zoals we straks zullen zien. De eerste diakenen waren Harm Klaas Talen, de vader van de latere ds K.H. Talen, en Klaas Everts Redder, beiden landbouwers. Natuurlijk konden de eerste Afgescheidenen in Staphorst nog niet over een eigen kerkgebouw beschikken; dit zou pas 8 jaar later werkelijkheid worden (1844). Men ging in het begin om beurten bij sommige leden thuis de samenkomsten houden en liet dan één van de ambtsdragers een preek van een ‘oude schrijver’ voorlezen, wat voorafgegaan en besloten werd met gebed en gezamenlijk psalmgezang. Zo had men het in de oefengezelschappen eigenlijk altijd gedaan; dus groot was de breuk met het verleden niet. Wel was alles nu kerkelijker en beter georganiseerd. En het was een hele gebeurtenis, als soms een dominee van elders kwam preken, Van Raalte of Brummelkamp of - om het heel mooi te maken - De Cock! Dan kwamen daar uit de verre omtrek zovele nieuwsgierigen op af - al of niet afgescheiden - dat men moest uitwijken naar een achterhuis of schuur (waar het 's winters erg koud kon zijn). Ja, het kwam zelfs voor dat een samenkomst in de open lucht werd gehouden. Over zulke gebeurtenissen in het vaak zo weinig opwindende dorpsleven werd | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wekenlang in de dorpsgemeenschap nagepraat, uiteraard positief of negatief gekleurd. De meest emotioneel verlopen samenkomst is wel die van 25 september 1836 geweest (beschreven in het hoofdstuk Rouveen).
Ds Klaas Harms Talen.
Hoe de jonge Klaas Harms Talen ertoe gekomen was zich af te scheiden van de hervormde kerk van Staphorst en hoe hij dat had gedaan, heeft hij zelf eens in het verhaal van zijn levensherinneringen als volgt verteld: ‘De Heere had mij een afkeer gegeven van de zondige gezelschappen der wereld, en gaf mij ene hartelijke vereeniging en liefde tot dat volk, dat zoo vervolgd en gesmaad werd, omdat zij de eer en rechten der Gereformeerde waarheid verdedigden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen hij met nog een aantal Staphorsters zijn naam gezet had onder een schriftelijke verklaring van afscheiding, was hij zijn eigen beslissing persoonlijk aan ds Hartman in de pastorie gaan meedelen. Aan het eind van het gesprek had deze nog verklaard, dat hij hem om zijn afscheiding nooit zou haten of verachten. Zelf was hij het eens met de geschriftjes van ds De Cock en met diens strijd voor de waarheid tegen de afval, maar hij wilde de hervormde kerk toch niet verlaten. Bovendien had de Afgescheiden kerk weinig aantrekkelijks voor hem, want ze had in Staphorst een man tot ouderling gekozen, die ‘eigenzinnig’ was en bij hem nagenoeg nooit in de kerk kwam. Met zo iemand zou het ook in de Afgescheiden kerk mislopen (Berend Balder!). De historie zou ds Hartman op dit punt in het gelijk stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het kerkelijk levenHelaas duurde het niet lang, of de staf ‘lieflijkheid en saambinding’ in de Afgescheiden gemeente van Staphorst begon te breken. Het eerst werd die breuklijn zichtbaar in de kerkeraad. De toestand was eigenlijk al onhoudbaar geworden, toen de zaak in maart 1838 in een classisvergadering te Nieuwleusen aan de orde kwam. Daarin deelde ds Van Raalte mee, dat de situatie in de gemeente Staphorst één van de voornaamste oorzaken was van het samenroepen van deze classis vergadering. In de kerkeraad bleek al geruime tijd geleden een gevoel van verbittering te zijn ontstaan tussen ouderling Berend Balder en de beide diakenen Harm Talen en Klaas Redder aan de andere kant. De laatste twee beschuldigden Balder ervan, dat hij zijn ambt als ouderling schromelijk verwaarloosde. Hij deed niets aan het huisbezoek, gaf geen catechisatie, kwam nooit op de kerkeraadsvergadering en vond hen (diakenen) maar huichelaars. Nee - aldus de diakenen - Balder was ‘van een onverdragelijk bestaan hun niet kunnende dragen’. Balder op zijn beurt beschuldigde de diakenen van heerszucht en sprak kwalijk van hun afzonderlijk vergaderen. Op de door hem aangenomen houding krijgen we nog een betere kijk via een aanvulling later door K.H. Talen - toen dominee in Staphorst - onderaan de tweede bladzijde van het notulenboek van de kerkeraad geplaatst. Hij had dit gedaan omdat hij als oud-Staphorster ‘alles wist hoe het is gebeurd’. In die aantekening lezen we, dat vanaf het moment van de stichting van de gemeente (1 mei 1836) de armen- en kerkegelden wel werden genoteerd. Maar kerkeraadsnotulen werden niet gemaakt, ‘omdat de ouderling Berend Balder zoo onkerkelijk was en tegen orde en regeling was ... en in alles naar de inspraak van zijn gemoed meende te moeten handelen’. Dit alles zeer tegen de zin van de andere kerkeraadsleden, ouderling Berend Wobben en de diakenen Harm Klaas Talen en Klaas Everts Redder, die wèl gesteld waren op ‘kerkelijke orde’. Op de classisvergadering van maart 1838 stelde ds Van Raalte - om uit de problemen te komen - het volgende voor: De gemeente van Staphorst | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zou een gezamenlijke vasten- en boetedag houden om de Heere vergiffenis te vragen. Verder diende ter wille van de vrede de hele kerkeraad af te treden. De jeugdige Klaas H. Talen zou dan voorlopig zo goed en kwaad als het ging proberen de kerkdiensten ‘te regelen en te besturen ... op hope dat er bedaring onder de gemeente mogt komen’. Tenslotte werd de nu ‘regeringloze’ gemeente onder opzicht van de classis gesteld, zodat een classicale commissie het werk van de kerkeraad moest doen. In deze commissie kwamen de ouderlingen G.J. Schoemaker van Nieuwleusen en G. Hoekman van Dalfsen te zitten. Ook deelde ds Van Raalte nog mee, dat 4 leden, onder wie Berend Balder, zich al aan de gemeente hadden onttrokken. Dit laatste verwondert ons niets, want Balder en zijn aanhangers hadden ook verklaard zich bezwaard te voelen ‘vanwege de verdeeldheden tegen de regering der kerk’. We merken hierbij op, dat de Afgescheidenen op hun synode in Utrecht in 1837 de Dordtse kerkenorde hadden vervangen door een nieuwe. En dat had vooral in Overijssel veel stof doen opwaaien en werd in de zomer van 1838 het begin van het ontstaan van de Gereformeerde gemeenten onder het kruis. Het is zonder meer duidelijk dat Balder c.s. Kruisgezinde sympathieën hadden.Ga naar eindnoot1. De in september 1838 in Dalfsen gehouden classisvergadering kwam tot de conclusie, dat de groep B. Balder moest worden beschouwd als te zijn ‘uitgegaan’ en ‘te leven buiten de gemeente’. Wegens gebrek aan geschikte personen voor het opzienersambt zou de gemeente voorlopig nog onder het opzicht van de classicale commissie blijven staan. Dit duurde tot in 1840. In dat jaar werd ‘ook mede op last’ van ds H. de Cock en in bijzijn van de ouderlingen van Meppel op 17 juli 1840 een nieuwe kerkeraad gekozen en door ds De Cock bevestigd. Het waren de ouderlingen Klaas Everts Redder en de jeugdige Klaas Harms Talen, de latere dominee. De twee diakenen werden Jan Hendriks Huls,Ga naar eindnoot2. een toen nog ongetrouwde landbouwer onder IJhorst, en Roelof Klaas Kooiker.Ga naar eindnoot3. De functie van kerkvoogden kregen in 1840 Hendrik K. Talen en Roelof E. Roo (die later zou trouwen met Jentje Jans Schra).
Vanaf 9 december 1840 beschikken we nu over een doorlopende reeks kerkeraadsnotulen,Ga naar eindnoot4. de eerste jaren opgesteld door de actieve ouderling Klaas H. Talen. Er kwam regel en vaart in de organisatie van het kerkelijk leven. Overwogen werd met de gemeente te Rouveen samen een predikant te beroepen. Rouveen zou 2/3 en Staphorst 1/3 deel van het traktement betalen, waaruit we kunnen afleiden, dat de Afgescheiden kerk van Rouveen aanzienlijk meer zielen telde dan die te Staphorst. Diezelfde verhouding bestond nog in 1856: Rouveen 337 en Staphorst 100 zielen. Van het gecombineerd beroepen is echter niets gekomen. Op dinsdag 30 maart '41 verscheen niemand minder dan ds Hendrik de Cock in de kerkeraadsvergadering, met de ouderlingen B. Schuurman | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en H. de Kleine uit Meppel. Deze gewichtige deputatie wees erop, dat er een ernstige moeilijkheid te behandelen viel. Het was ook zo. Klaasje Kooiker bleek onder bekoring van de Kruisgezinden te zijn gekomen en werd ‘zeer vermaand zich te vereenigen met de gemeente’. Ze was niet de enige, die zich aan de kerkdiensten van de Afgescheidenen onttrok. Aanhangers van ‘Smitt’ zoals het in de notulen heet (dus van de Kruisgezinden) waren ook Berend Balder, Roelof L. Huls, Klaasje Kok, Grietje Pander, Trijntje Wildeboer en Hendrik Kooiker en Egbert Vos. De kerkeraad zat er mee. Er moest duidelijkheid komen. Eigenlijk waren er twee groepen, die in oppositie tegen de kerkeraad leefden. In de eerste plaats de volgelingen van Wolter Wagter Smitt, de Zwolse voorman van de Kruisgezinden. Al vanaf 1839 en '40 waren ze uit de kerk weggebleven. De kerkeraad concludeerde, dat deze groep zich ‘buiten de gemeente gesteld had en de gemeenschap onzer kerk verlaten’. En dan geven de notulen de hierboven reeds genoemde namen. Maar er was nog een tweede oppositie-groep. Deze verwierp hardnekkig alle vermaningen, ook die van de dominees H. de Cock, F.A. Kok en J.K. Timmerman. Ze gaven voor - aldus de notulen - wel met de kerk ‘verenigd’ te zijn, maar ‘staan de kerkeraad ook tegen door eigenzinnige en dwaze denkbeelden’. Alleen als er eens een dominee kwam preken, dan bezochten ze soms de kerkdiensten, maar ze bleven in oppositie tegen de kerkeraad. Ook van deze groep werden de namen genoemd: Hendrik Kuiper, Hendrik Dunnink en zijn vrouw Femmigje Kuijers, Derk Kruif, Jan Harms Dingstee, Wobbigje Harke en Hilligje Wijnstok. Gelukkig lezen we later in de notulen, dat ze weer zijn ‘terecht gekomen’, dus weer met de Afgescheiden kerk waren gaan meeleven. Derk KruifGa naar eindnoot5. en zijn vrouw Lammigje Spelde schonken in 1850 zelfs testamentair hun nalatenschap aan de Afgescheiden gemeente. En die was niet gering, o.a. een woonhuis plus landerijen. De laatste brachten in 1867 bij verkoop zelfs ruim ƒ 5000,- op, zodat de gemeente haar schulden kon aflossen.Ga naar eindnoot6.
Toen de gemeente in 1840 weer in goed georganiseerde vorm was gaan functioneren, had ze als vaste plaats van bijeenkomst voor ƒ 10,- per jaar het achterhuis van kleermaker Willem van Veen gehuurd (nu Gemeenteweg 148). Bijna 4 jaar zijn in dit achterhuis de kerkdiensten gehouden. Men ging ook proberen een vaste voorganger te krijgen. Het lukte. De student Klaas Jans van Goor, die al in het naburige Hasselt werkzaam was, kwam in november 1842 als oefenaar met zijn vrouw en kind Jan naar Staphorst over. Weliswaar had hij zijn examen nog niet gedaan, maar dat duurde niet lang meer en op 28 mei 1843 werd hij door zijn leermeester ds W.A. Kok van Ruinerwold-Koekange bevestigd tot predikant van Staphorst. In zijn eigen levensherinneringen schreef ds K.H. Talen later over de periode van ds K.J. van Goor (1843-'44): ‘Zijn dienst werd in deze gemeente gezegend. Groot was de toeloop des volks | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en de gemeente werd gebouwd en uitgebreid; onderscheidene jeugdigen kwamen tot bekering en voegden zich bij de gemeente. Er was geestelijk leven en opgewektheid onder het volk. En de wekelijkse samenkomsten op een avond in de gemeente om te spreken over God, zijn dienst en de zielswerkzaamheden werden weer met aangenaamheid bijgewoond’.Ga naar eindnoot7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
ErkenningHet was zondags bij ds Van Goor meer dan vol in de kerk, als we een achterhuis tenminste een kerk mogen noemen. De ruimte kon de hoorders niet meer bergen. Daarom overwoog de kerkeraad een nieuwe kerk te bouwen, te meer omdat wel eens geklaagd werd, dat de woning van W. van Veen wat te ver naar het oosteinde van Staphorst lag. Maar omdat de overheid de Afgescheiden gemeente nog niet had erkend en dit juridisch gezien nodig was, besloot men alvorens tot kerkbouw over te gaan, eerst bij de regering erkenning als zelfstandige kerk aan te vragen ‘om onze Godsdienst zonder vervolging voort te zetten’. Per K.B. van 5 april 1843 no. 7 kwam het bericht van de ‘toelating’ af, op welke datum ook de genabuurde gemeente te Rouveen de ‘vrijheid’ verwierf. Het Staphorster verzoekschrift was door 31 personen ondertekend. Het origineel van het rekest, berustend in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag, hebben we onder ogen gehad.Ga naar eindnoot8. Ons interesseerden vooral de handtekeningen, want ze geven de namen van bijna alle gezinshoofden in de Afgescheiden kerk te Staphorst omstreeks 1843. Geen enkele vrouw had getekend. Niet minder dan 8 ondertekenaars dragen de familienaam Talen; ook kwamen meer dan éénmaal de namen Tippe en Redder, Huls en Dunnink voor. In de aantekeningen kan de lezer de complete lijst vinden.Ga naar eindnoot9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkbouwNu was dus de baan vrij gekomen voor het bouwen van een eigen kerk, wat echter nog niet zonder problemen verliep. Want de plek die men op het oog had - een huis en stuk land aan de Gemeenteweg ter hoogte van de Bergerslag - lag circa 100 ellen van de hervormde kerk vandaan. En om die afstand ging het nu net. Er ontwikkelde zich een hele correspondentie met de overheid en de eerste beslissing van de bevoegde instanties was afwijzend. Maar de Afgescheidenen lieten het er niet bij zitten en wezen er in een verweerschrift op, dat in wel meer plaatsen twee kerkgebouwen minder dan 100 ellen van elkaar verwijderd stonden. Als voorbeeld gaven ze Dalfsen, waar de rooms-katholieke en de afgescheiden kerk ruim 79 ellen, en de hervormde en de rooms-katholieke kerk in diezelfde plaats slechts 48 ellen bij elkaar vandaan stonden.Ga naar eindnoot10. Ook ds H.J. Romenij van Zwolle probeerde in een vertrouwelijk schrijven het fiat van de overheid tegen te houden met het argument: de bezoekers van de beide kerkdiensten zouden door de geringe afstand tussen de twee gebouwen elkaars gezang kunnen horen. Of om het met | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de woorden van Romenij zelf te zeggen: ‘Dit gezang zal des te meer hoorbaar zijn, wanneer de wind naar de Kerk toe is en vooral wanneer men bij de Afgescheidenen in grooten getale opkwam, met luider stem zong en deur en vensters in den zomer open hield.’ Dit zingen zou immers in de hervormde kerkdienst ergernis en dus stoornis veroorzaken. Er was volgens Romenij toch wel een betere plek voor de Afgescheiden kerk te vinden in Staphorst, een dorp dat helemaal in de lengte lag gebouwd, dit in tegenstelling tot Dalfsen, dat meer komvormig was (22 maart '42). Al eerder had burgemeester Ebbinge Wubben aan de Gouverneur over de zaak geschreven en de ruimtelijke situatie tot in de finesses uiteengezet. Inderdaad lagen de hervormde en de geplande Afgescheiden kerk ‘min of meer’ 100 ellen uit elkaar. Er tussenin stond maar een enkel huis en waren slechts enkele struikgewassen en opgaande bomen te vinden. Het terrein waarop de hervormde kerk stond had als afscheiding een brede sloot en verder trof men in de open ruimte nog 2 à 3 slootjes aan, die de naam van grachten niet verdienden. Dat was alles. Inderdaad zouden dus bij gebrek aan geluidbrekende objecten de kerkgangers in beide gebouwen elkaar soms kunnen horen zingen. Dit was ook de reden geweest dat zowel de minister van Binnenlandse Zaken als die van Eredienst moeite hadden het verzoek van de Afgescheidenen in te willigen. Maar, aldus de burgemeester, dat was ook het enige bezwaar en men moest zich wel realiseren, dat de Chr. Afgescheiden gemeente nu eenmaal officieel was erkend. Mede dank zij de realistische houding van de burgemeester mochten de Afgescheidenen hun kerkje uiteindelijk op de gewenste plek bouwen. Op donderdag 26 augustus 1844 werd door de Staphorster theologische student Klaas Harms Talen de eerste steen gelegd. De herinnering daaraan wordt nog levendig gehouden door een gedenksteen, vroeger prijkend boven de ingang van de kerk en nu ingemetseld aan de binnenkant van een muur in de nieuwe gereformeerde kerk. We lezen erop: De eerste steen gelegd door K.H. Talen De op het eerste gezicht niet zo gemakkelijk te verklaren afkortingen zijn: senior et studiosus linguis et theologia, d.w.z. ouderling en student in de talen en de godgeleerdheid. We vergeven het de altijd eenvoudig gebleven Staphorster boerenzoon en student graag, dat hij hier tegenover zijn mede-dorpelingen wat pronkte met zijn kennis van het latijn. Veel later zijn hij en zijn vrouw Klaasje Kl. Mussche (met wie hij in 1846 was getrouwd) naar hun geboortedorp teruggekeerd. Daar heeft hij de gemeente van Staphorst nog 25 jaar als predikant gediend (1870-'96) en daar is hij in 1911 overleden, ruim 95 jaar oud. Op zondag 3 november '44 kon het kerkgebouw door de nieuwe voorganger H. Diemer in gebruik worden genomen, bij welke gelegenheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
deze 's morgens sprak n.a.v. 1 Kon. 8:30, het hoofdstuk waarin de inwijding van de tempel ter sprake komt: ‘Hoor dan naar de smeeking van uw knecht en van uw volk Israël, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats uwer woning, in den hemel; ja hoor en vergeef’. 's Middags had ouderling Klaas H. Talen voor zijn toespraak als tekst gekozen Efeze 2:1: ‘En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden’. De gemeente was klein in zielental en de meesten konden weinig bijdragen - aldus ds K.H. Talen in zijn ‘Eene korte geschiedenis van de opkomst der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Staphorst’. En de gemeente had een schuldenlast van ƒ 3050,-. Gelukkig brachten later de offervaardigheid van een aantal leden en het aanvaarden van een legaat dit financiële probleem tot een oplossing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds H. Diemer 1844-'47Toen de nieuwe kerk werd ingewijd, was ds K. van Goor al enige maanden eerder naar Ferwerd (Fr.) vertrokken. De gemeente te Staphorst was dus nu vacant en om zo goed en kwaad als het ging in de vacature te voorzien, vroeg de kerkeraad aan ouderling K.H. Talen, die door ds W.A. Kok tot predikant werd opgeleid, om als voorganger op te treden. Bescheiden als hij was, gaf hij slechts af en toe aan deze wens gehoor en volstond verder met het voorlezen van een preek van een ‘oude schrijver’. Voor dit laatste kreeg hij niets, maar voor elke oefening 50 cent.Ga naar eindnoot11. De kerkeraad slaagde er tenslotte in een nieuwe voorganger te vinden in de persoon van H. Diemer, student en oefenaar in Hasselt. Op 7 juli '44 begon hij zijn werkzaamheden in Staphorst, eerst als oefenaar en later als predikant. Zolang hij nog niet geëxamineerd was, bedroeg zijn traktement: vrij wonen, turf en aardappelen en per week 3 ‘florenen’, en na zijn examen 4 florenen. Vlak voor Diemers komst in Staphorst, was ds van Goor vanuit Ferwerd nog eens te hulp geroepen om advies te geven in een zeer netelige en merkwaardige kwestie. De hervormde ds Koning van het nabij gelegen Avereest had een kind van een lidmaat van de Afgescheiden gemeente te Staphorst, dat daar in mei al door ds Medema van Meppel in de naam van de drieënige God was gedoopt, opnieuw gedoopt! Het was een gevolg van de vijandschap, die de moeder van dit kind tegen de Afgescheiden kerk koesterde. ‘De vrouw door hulp van de vijanden, overweldigde haar man en liet het kind wederdoopen den 9 Juni 1844 in de Hervormde kerk’, hoewel de ouderlingen Kier Bouman en Roelof Koster ‘door ons’ gewaarschuwd waren dit niet toe te laten. Maar het had niet geholpen. ‘Zoo zien wij, dat de zoogenaamde Hervormers al tot wederdoopers zijn vervallen, wanneer zij nu dit niet willen herroepen’. Ds Van Goor moest nu ds Koning in Avereest bezoeken, om dit alles met hem te bespreken. Het resultaat laat zich - gezien de gespannen verhouding tussen beide kerkengroepen - gemakkelijk raden.Ga naar eindnoot12. Het was | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
negatief. Toen het examen van oefenaar Diemer in zicht kwam - 20 mei '45 - besloot de kerkeraad op zijn verzoek, dat hij op kosten van de gemeente met de ‘wagen’ naar Dwingeloo zou worden gebracht. Men had wel wat voor hem over en niet tevergeefs, want op de Provinciale vergadering van Drenthe van 20-22 mei in Dwingeloo gehouden, slaagde hij en kon tot de preekstoel worden toegelaten. Door ds F.A. van Gijssel van de genabuurde gemeente van Rouveen werd de 25-jarige Diemer op 15 juni '45 in het ambt bevestigd. Om hem in de pastorie geen kou te laten lijden, werd afgesproken ‘nog wat turf te graven voor onzen voorganger’. In Staphorst en Rouveen keek men niet op een turfje meer of minder. Nu Diemer dominee was geworden, moest hij natuurlijk ook het gebruikelijke predikantskostuum gaan dragen. De aanschaf daarvan was geen goedkope zaak. Maar de kerkeraad toonde ook nu weer een goed hart te bezitten en besloot een collecte langs de huizen te houden ‘voor de klederen van 't gewaad voor H. Diemer’. En nog was die goedheid niet uitgeput, want op een dag in september '45 liet de kerkeraad een wagen naar Borger (Dr.) rijden ‘om de Leeraar zijn bruid te halen’. Het was Geesje Hooiveld.Ga naar eindnoot13. En zo had ds Diemer in Staphorst een met veel welwillendheid en geluk omgeven start. Maar nog geen twee jaar later bereikte hij al het einde van zijn dienstperiode in Staphorst en vertrok naar Bodegraven. Uit de kerkeraadsnotulen van die tijd valt weinig bijzonders te melden. Ds Diemer deed normaal zijn werk en het gemeentelijk leven verliep zonder schokkende bijzonderheden. Laten we eens een bloemlezing mogen geven. Naast zijn traktement, dat langs de huizen werd opgehaald, kreeg ds Diemer in oktober 1845 ook nog een aantal welkome giften in natura aan de pastorie bezorgd: turf, aardappels en niet te vergeten een geslacht varken. Op deze manier het traktement van de dominee wat versterken, was in die dagen, zeker op het platteland, een veel voorkomende gewoonte, waaraan toch wel een gevaarlijke kant zat: dominee raakte zo wel enigszins afhankelijk van de goede of kwade wil van zijn ‘broodheren’. Wel zat de kerkeraad erachter aan, als een broeder weigerachtig was om zijn toegezegd aandeel in het traktement van ds Diemer te betalen. Blijkbaar beschikte de nog kleine gemeente niet over een ruim aantal broeders, die geschikt voor het ambt van ouderling of diaken werden bevonden. In januari '46 werden tenminste alle drie aftredende ambtsdragers herkozen. Het huisbezoek werd - meestal lopend - trouw gebracht. Helaas lazen we nooit iets over de inhoud van de rapporten daarvan. Op gezette tijden bezocht ds Diemer, meestal vergezeld van de voor dominee studerende ouderling Klaas Talen, de classisvergaderingen. In mei '46 vroeg Talen ontheffing van zijn ouderlingschap wegens vertrek naar Emmen ‘waar hij tot predikant is beroepen’. In augustus '46 was ds Diemer met ouderling Kornelius Scholten aanwezig op de Provinciale vergadering in de Marshoek (bij Dalfsen) gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste Afgescheidenen kerk in Staphorst.
Het was in de tijd, dat de emigratie van vele Afgescheidenen naar Noord-Amerika op gang begon te komen. In februari '47 emigreerde J. Huls. Voor zijn vertrek had hij ƒ 40,- geschonken voor de aflossing van de schulden van de kerk, en ƒ 8,- voor de armen. En zo lezen we in de notulen nog wel meer ‘kleinigheden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds E. Teunis 1847-'50Ds Diemer werd opgevolgd door de 25-jarige E. Teunis, die net als zijn voorganger als student werd beroepen en op 5 september '47 zich als oefenaar aan de gemeente verbond. Kort daarna werd hij tot het predikambt toegelaten en op 10 oktober deed hij zijn intree met als tekst Ps. 30:11: ‘Hoor, Heere, en wees mij genadig; Heere, wees mij een helper’. Uit de dienstperiode van ds E. Teunis in Staphorst noteerden we, dat in verband met het aflossen van de schuld op de nieuwe kerk, door 14 personen in totaal ƒ 1125,- werd geschonken, terwijl als bepaling gold, dat als de kerk het kon terug betalen, ze het terug kregen, anders niet. Het is wel interessant de namen van de 14 gevers hier eens te noemen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De lezer ziet het: 11 mannen en 3 vrouwen. Van de 11 mannelijke ondertekenaars hoorden er niet minder dan 5 tot de familie Talen en 3 tot de Redders, terwijl één van de 3 vrouwelijke ondertekenaars de schoonmoeder was van een Talen (Jan Harm). Ze waren allen zonder uitzondering landbouwers of weduwen van landbouwers. Om de namen wat doorzichtiger te maken, voegen we er enkele persoonsgegevens aan toe. We beginnen met de Talens.
Nu enkele bijzonderheden over de drie ondertekenaars Redder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ds Teunis en zijn kerkeraad hadden veel te stellen met Lubbigje Schra, dienstmaagd van E. Wobben te Staphorst. Ze kwam niet meer in de kerk en hield zich op ‘met Ledeboersen en Smits-gezinden’.Ga naar eindnoot14. Haar grote grief was, dat de kerkeraad gemeenteleden had gecensureerd en afgesneden, die niet hadden mogen afgesneden worden. Lubbigje zat dus in de hoek van de Kruisgezinden. Tegen alle vermaningen in bleef ze aan haar kerkelijk standpunt vasthouden, zodat de kerkeraad op grond van een besluit van de synode van Groningen 1846, constateren moest: ‘Zoo heeft zij zich zelf eindelijk van ons gescheiden’. Toch heeft een officiële onttrekking nooit plaats gevonden, want ‘soms scheen het nog weer terecht te komen’. Toen Lubbigje in mei 1849 naar Hoogeveen verhuisde, verdween ze uit het gezichtsveld van de Staphorster kerkeraad. Ze kreeg op haar attestatie een aantekening mee. Op 14 juli 1850 preekte ds Teunis zijn afscheid en vertrok met zijn vrouw Hilligje Remmelts naar Coevorden. We behandelen de geschiedenis van de Chr. Afgescheiden kerk nu verder in vogelvlucht met een enkele duik naar beneden om beter een enkel detail te kunnen zien, dat onze aandacht trok. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog enkele predikantenNadat viermaal tevergeefs een beroep was uitgebracht, werd Tennis' opvolger Willem Kapteyn, die in oktober 1851 door ds K.J. van Goor - toen in Sneek - werd bevestigd. Hij was nauwelijks verchenen of hij ging ook al weer henen (naar Nijkerk). Op Nieuwjaarsdag 1854 deed ds T. Westrik zijn intree. Hij zou ruim 12 jaar in Staphorst blijven (1854-'66). Hoe gehecht iemand aan het oude kon zijn, bewijst wel de zaak Stientje Trompetter. Ze was getrouwd met de kleermaker Willem van VeenGa naar eindnoot15. en in hun achterhuis hebben de Afgescheidenen in Staphorst enkele jaren gekerkt. Deze vrouw raakte steeds weer geïrriteerd, als de voorlezer niet meer het woordje ende las, maar en. Ze bleef daarom weg uit de kerk. De kerkeraad, die graag Stientje wilde behouden, verzocht daarom de voorlezer vriendelijk om toch maar ende te lezen. Maar deze weigerde. De zaak kwam zelfs op de classis. Hier bleek, dat Stientje ook bezwaren had tegen de laatste druk van de Statenvertaling, waarin ende door en was vervangen, en waarop 4 Staphorster lidmaten, o.a. de onlangs overleden ouderling Jan Talen, hadden ingetekend. Die nieuwste druk zou een teken van verval in de kerk zijn. We hebben verder niets over deze kwestie gelezen. In 1866 nam ds Westrik een beroep aan naar Idskenhuizen (Fr.). ‘Hoe eerder hoe beter naar een getrouw Leeraar omzien’, gaf hij de kerkeraad als advies mee. De broeders deden wat ze konden en beriepen in oktober 1866 uit een 6-tal de 55-jarige G.B. Mos uit het verre Noordeloos (in de Alblasserwaard in Zuid-Holland), geboren te Ruinerwold. Op 9 december '66 werd hij door de consulent ds Diephuis van Rouveen bevestigd met Filip. 2:29: ‘Ontvangt hem dan in den Heere met alle blijdschap, en houdt dezulken in waarde’. 's Middags deed ds Mos zijn intree met de bekende tekst 1 Cor. 2:2 ‘Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisigd’. Bij deze gelegenheid was het kerkgebouw zo vol, ‘dat het de menigte niet kon bevatten. Daar onze gemeente slechts een half jaar herderloos is geweest, zoo heeft de Heere de ledige plaats spoedig weer vervuld’. Aldus een berichtje in het kerkelijk weekblad De Bazuin, ondertekend door ouderling J. Redder. Slechts 3½ jaar heeft ds Mos de gemeente van Staphorst nog gediend. Op donderdag 5 mei '70 overleed hij na een kortstondige ziekte, 59 jaar oud. Dit was voor de kerkeraad aanleiding om in de rubriek kerk- en schoolnieuws van De Bazuin een kennisgeving van zijn overlijden te plaatsen, waaruit we het volgende citeren: ‘Nadat hij al vroeg voor zijn schuld Jezus als Borg gevonden had, werd hij in 1842 verwaardigd tot Evangeliedienaar, en heeft in 6 gemeenten het woord Gods mogen verkondigen. Velen, hetzij ze nog in den geestelijken loopbaan loopen of die hem een weinig in de zalige rust vooruit waren, was hij het middel van bekeering en opbouwing in 't geloof dat alles overwint. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruim 3 jaren was hij onder ons werkzaam ... Zwaar is dus de slag die onze gemeente, zijn vrouw en drie kinderen trof, doch de Vaderhand die dat deed, geeft ons een tegengift, dat wij Openb. 14:13 op hem mogen toepassen. Was hij de beide laatste dagen zonder spraak en kennis, kort voor zijn dood gaf de Heere beide terug. Toen riep hij: vrouw, ik ga naar boven, en een weinig later stamelde hij nog Ps 68:2, de berijming ‘Maar 't vrome volk in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd enz.’. Enkele maanden later werd uit een drietal beroepen de oud-Staphorster Klaas H. Talen, die toen in het vlakbij gelegen Nieuwleusen stond. Staphorst werd zijn 5e en laatste gemeente, die hij, tot zijn emeritaat in 1896, nog ruim 25 jaar heeft gediend. Hij was toen 80 jaar. Vroeger stopten de dominees heus niet met hun 65e, maar gingen ze door tot ze niet meer konden. Voor een deel was dit ook bittere noodzaak, want emeritaatsvoorzieningen bestonden slechts in zeer beperkte mate. Maar misschien speelde dit in Talens geval niet, want hij was bemiddeld. We eindigen ons hoofdstuk met er nog eens op te wijzen, dat ds K.H. Talen in 1903 een nu zeldzaam geworden boekje van 64 pagina's heeft gepubliceerd, getiteld: Eenige mededelingen uit mijne levensgeschiedenis. Hierin zijn interessante bijzonderheden te vinden over de Afscheiding in Staphorst en over het kerkelijk leven in de 5 gemeenten, die hij heeft gediend: Emmen 1846, Houwerzijl-Zoutkamp 1847, Onstwedde 1849, Nieuwleusen 1868, Staphorst 1870, in welke laatste gemeente hij in 1896 emeritus is geworden. Op 5 april 1911 is hij hoog bejaard (95!) in Staphorst overleden, ‘in huis staande IJhorst no 3’. Op die plek staat nu garage Bijker, Gemeenteweg 304.Ga naar eindnoot16. |
|