De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 1. De classis Middelstum
(1973)–Jan Wesseling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||
IX Baflo-RasquertHet oude dorp Baflo ligt op een hoge wierde, omgeven door vruchtbaar bouw- en weiland. Het telde ± 1840 ongeveer 600 inwoners en mag zich erop beroemen de geboorteplaats te zijn van Rudolf Agricola (1442-'85), beroemd humanist en orgelbouwer, hoogleraar te Heidelberg. Op de wierde staat de oude hervormde kerk, daterend uit ± 1300, met vrijstaande zadeldaktoren. Het gehucht Rasquert, vlak ten noord-oosten van Baflo gelegen, bezat in de 18e eeuw nog een kerk, staande op de hoge, merkwaardig wierde. Het gebouw is in die eeuw afgebroken. Wanneer in 1830 het classikaal bestuur van Middelstum bijeenkomt, wordt n.a.v. een missive van de kerkeraad van Obergum uitvoerig gesproken over het optreden aldaar van de oefenaar Jetse Bottinga. Men richt hierover een schrijven aan het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen (d.d. 8 febr. 1830) en maakt daarin ook melding van het feit ‘dat de spraak gaat, dat gemelde Jetse nog onlangs in Den Andel en Rasquert geoefend heeft’. Voorlopig kan men daarover niets meedelen, omdat ‘de rapporten op de gedane aanschrijvingen van dit Bestuur nog niet waren ingekomen’. De geruchten bleken waar te zijn. In het laatst van het jaar 1829 had Bottinga geoefend in een samenkomst ten huize van Aldert Pieters Burema, landbouwer te Rasquert en in de avond van 31 december 1829 nog eens bij Jacob Freerks de Vries, dagloner te Baflo. Ook was in de loop van januari 1830 nog tweemaal een samenkomst gehouden, nu bij Harm Gerbrands Stelma, landbouwer te Baflo en bij Wijbe Pieters Doorenbos, timmerman te Rasquert. Bij vonnis van de rechtbank in Appingedam van 26 en 27 maart 1830 kregen beiden f 50 boete (plus de kosten).Ga naar eindnoot1 Het classikaal bestuur kon gerust zijn: ook het plaatselijk bestuur en de rechterlijke macht hielden kennelijk een oogje in het zeil! Met Sipke de Graaf te Obergum, die voor eenzelfde overtreding was beboet, richtten de veroordeelden zich nu met gelijkluidende rekesten tot de koning, waarin ze ‘remissie der geldboeten’ vroegen. De verzoekschriften werden in handen gesteld van de Commissie van Gratie, die adviseerde de geldboete tot f 20 voor ieder terug te brengen, wat gebeurde. Dit alles speelde zich dus reeds af, nog voordat ds de Cock en ‘Ulrum’ in het nieuws kwamen en nog voordat van een afscheiding sprake was. Duidelijk blijkt echter uit deze ‘voorpostenschermutseling’, dat er ook hier een | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||
sterk gevoel van onbehagen heerste over de bestaande toestand in de kerk, terwijl ook de houding van de overheid hier reeds typerend is voor de volgende jaren. In Baflo stond in die jaren als hervormd predikant Paulus Rutgers, daar in 1828 van Breede gekomen (gebleven tot in 1875). Zijn broer, dr A. Rutgers was hem in Breede opgevolgd (zie Warffum). Zeker is, dat er bezwaren leefden tegen de leer, die de Baffelter ds Rutgers verkondigde. Niet alleen de reeds vermelde vonnissen bewijzen dat, maar ook het feit, dat in 1835 Aldert Burema en Pieter Huizinga hun verkiezing tot diaken in de hervormde kerk niet willen aanvaarden. Beiden geven als reden op, dat ze de Hervormde Kerk niet meer als kerk van Christus kunnen erkennen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Instituering 14 mei 1836De 14e mei 1836 (een zaterdag) is de dag van de instituering der Afgescheiden kerk in Baflo. Toen hebben 16 personen ‘belijdenis gedaan’ (d.w.z. zich tot kerk geformeerd) en werden 4 kinderen gedoopt. We weten dit uit het lidmatenboek. De kerkeraadsnotulen beginnen pas met 25 mei 1838; daarvóór is ‘geen aantekening van vergadering gehouden’. De kerkeraad bestond aanvankelijk uit twee personen, de 70-jarige ouderling Wybe Pieters Doorenbos, timmerman te Rasquert en de 40-jarige diaken Aldert Pieters Burema, landbouwer, ook te Rasquert. Een paar jaar later (1839) wordt het werk de bejaarde Doorenbos te zwaar. Hij wil er graag nog een ouderling (en een diaken) bij hebben. Burema wordt nu ouderling, en bakker Allert Onnes Wolthuis en de 39-jarige Pieter Heeres Huisman diakenen. De 4 dopelingen, onder wie een kleinkind van ouderling Doorenbos op de dag der instituering, waren:
In het Overzicht der Historie der Gereformeerde Kerk van Baflo van ds J. Gootjes in 1936 verschenen, worden de namen van de 16 eerste leden genoemd. We nemen uit dit geschrift die namen en een enkele aantekening daarbij over:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een enkele maal trad de Cock op in de jonge gemeente om doop en avondmaal te bedienen. Een eigen kerk was er nog niet, daarom hield men godsdienstoefening o.a. in de schuur van de boerderij van Burema in Rasquert. Daar werd dan een preek gelezen of een oefenaar beluisterd. Op heiliging van de sabbat werd nauwkeurig acht geslagen. In 1840 werd zelfs diaken A. Wolthuis (de bakker) in de kerkvisitatie aangesproken en vermaand over ontheiliging van de zondag. | |||||||||||||||||||||||||||||
Dominee en KerkIn 1841 kwam de eerste eigen dominee. Baflo moest zijn arbeid delen met Warffum; in Baflo zou hij niet meer dan éénmaal in de 4 weken voorgaan. Het was K.J. Timmerman, uit Beilen gekomen (zie Warffum). Maar ds de Cock zelf moest komen om in de avond van 30 september 1841 de nieuwe kerk in gebruik te nemen, waarvan de bouw gegund was aan de timmerlieden R.G. Danhof en R.B. Postema. De Cocks tekst waren de in een zerk vóór in het gebouw gebeitelde woorden: De Heere bouwt Jeruzalem;
Hij vergadert Israëls verdrevenen.
Ps. 147:2
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De voorzang was ps. 77:7 en 8. 'k Zal gedenken, hoe voor dezen
en
Heilig zijn, o God, uw wegen.
Tussenzang ps. 118:7, 8 en 10. De Heer is mij tot hulp en sterkte
en
Gods rechterhand is hoog verheven
en
Dit is, dit is de poort des Heren.
Voor de toepassing ps. 134 geheel. Looft, looft nu aller heren Heer
en
Heft uwe handen naar omhoog
en
Dat 's Heren zegen op u daal'
Nazang ps. 72:11. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen.
De hier vermelde gegevens (behalve de aanvangsregels der psalmen) vinden we in een, in de notulen van 30 sept. 1841 ingeschreven, ‘ter gedachtenis’ en ondertekend door de leden van de kerkeraad
De kerkeraad heeft hier wel gedacht aan de wooorden uit ps. 78: ‘Wij willen vertellen aan het volgende geslacht des Heren roemrijke daden, zijn kracht en de wonderen, die Hij gewrocht heeft’ (vs. 4). In het bouwjaar (1841) was bij K.B. van 19 september 1841 ook de koninklijke erkenning als zelfstandige kerk - als antwoord op een verzoekschrift door 16 personen ondertekend - afgekomen. Volgens die aanvraag zou men kerken ‘in het huis of daar achter te stichten gebouw, staande en gelegen te Baflo, aan de gang naar Rasquert, getekend no. 10, kadastraal sectie E. no. 19’. Dit was op de plek van de vroegere Christelijke school, nu al weer door een nieuwe, staande op een andere plaats, vervangen. Ds Gootjes herdenkt ‘die kleine schare van geringen naar de wereld, gehaat bij de overheden, beschimpt door het volk. Een enkele landbouwer, enkele ambachtsmensen en verder arbeiders, die elke dag de toen dubbel harde strijd voor het brood hadden te voeren. Maar het ging hun om de heiliging van 's Heren naam, om de erkenning van Christus' koningschap, om de handhaving der waarheid van Zijn Woord, om de zaligheid hunner zielen. Zij aarzelden niet het, tot diep in de middeleeuwen terugreikend kerkgebouw, waarop de “wijding der eeuwen” rustte, prijs te geven. En nu zij uit Gods hand weer een eenvoudig sober gebouw ontvingen, nu juichten zij’. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ds Timmerman ging in 1845 naar GrootegastGa naar eindnoot2; de 33-jarige ds J.E. Talsma uit Stroobos werd zijn opvolger. Maar nu was Baflo niet meer gecombineerd met Warffum, maar met Winsum, waar in 1843 een zelfstandige kerk was geïnstitueerd. De gemeente daar droeg ⅓ deel bij in de kosten van het afhalen van ds Talsma en van diens bevestiging nl. f 11. Waarschijnlijk waren de preekbeurten in de beide dorpen in dezelfde verhouding verdeeld. Omdat ds Talsma in Baflo zou wonen, moest daar natuurlijk een pastorie komen. De bouwsom bedroeg f 1300. Vergelijk dit bedrag eens met de kosten in onze dagen! Van 1846-'82 heeft deze woning als pastorie dienst gedaan; het was het huis, waarin later het hoofd der Chr. school woonde. We willen hier niet onvermeld laten, dat toen ds Timmerman in 1848 al drie jaar in Grootegast stond, tussen hem en Baflo nieuwe banden werden gelegd: hij hertrouwde in dat jaar op 31-jarige leeftijd met Grietje Stelma, een landbouwersdochter uit Baflo, 25 jaar oud.Ga naar eindnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||
Ds J.E. Talsma (1846-'49)De notulen uit de tijd van ds Talsma zijn wat uitvoeriger. Hij begon in 1847 een nieuw notulenboek en herschreef daarin in fraai handschrift de vanaf 25 mei 1838 bestaande ‘handelingen’ van de kerkeraad. Als motto (epigrafie) gaf hij het boek mee: ‘Hebt dan de Waarheid en de Vrede lief’, Zach. 8 vs 19b, gevolgd door de in zwierige krullen gevatte handtekening van deze ex-schoolmeester, met in één van die krullen het jaarcijfer 1847. Hij was nog maar heel kort in Baflo, toen hij mee moest beslissen in de zaak van enkele leden, die niet meer in de Afgescheiden kerk van Baflo kwamen, maar ‘in de liberale kerk’ te Bedum stichting zochten, bij de rechtzinnig-hervormde ds Buning. Waarom ze dit deden, staat niet vermeld. De kerkeraad besloot deze broeders te vermanen en oordeelde, vanwege het heil der gemeente, dat behoorlijke pogingen zullen worden aangewend om het boze en verkeerde uit ons midden te helpen wegnemen, aan welke kant het ook mag haperen. De Heere schenke zijn H. Geest’. Dit was dus ook de hand in eigen boezem steken. Over het geheel genomen krijgen we de indruk, dat ds Talsma een kinderlijk en zachtmoedig man was. Bij de behandeling van censuurgevallen - de tucht werd trouw en voorzichtig toegepast - eindigde ds Talsma het door hem opgetekende vaak met ontboezemingen als ‘Och, mogt des Heeren Geest hem geschonken worden’ of ‘Och Heere, wees genadig!’ Bij de vermelding van de ‘haastige’ dood van de broer van bovengenoemde Grietje Stelma, lezen we: ‘Och dat wij, en al Gods volk met Mozes meer mogten in waarheid komen te bidden: Heere, leer ons zo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen, ps. 90:12’. In de notulen van 22 december '48 klaagt hij: ‘Over het geheel moet het ons bedroeven, dat er zo gemakkelijk malkander een aanstoot in den weg wordt gelegd om nietige dingen, en zoo weinig drang en lust tot liefde en | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vrede gevonden worden’, een verzuchting, die in menige kerk door de eeuwen heen is gehoord. De notulen van 7 oktober '47 werpen enig licht op de preektrant van ds Talsma; bij een censura morum wordt ds Talsma verzocht ‘om in de predikatiën de verklaring zoveel mogelijk te bekorten en de toepassingen te verlengen, wat hij heeft goedgekeurd’. Op 18 november '49 preekte hij afscheid uit 1 Kor. 16:22-24, wegens vertrek naar Joure (Fr.) De gemeente telde toen 254 zielen en was dus vergeleken met het begin sterk gegroeid.Ga naar eindnoot4 |
|