Wij gelooven in den film
n'en déplaise dominee Kersten;
n'en déplaise de bioscoopwet;
n'en déplaise zekere ‘Stem’-mers en
de kunstaesthetelingen;
n'en déplaise ook het feit van zijn eigen fouten, afdwalingen en verwarringen;
omdat hij jong is;
omdat hij bewezen heeft een kracht te bezitten, die bestaat en die geen enkel moreel of aesthetisch protest te niet kan doen, een kracht, die alleen zuiverder gericht moet worden, niet vernietigd (wat ook niet zou gelukken);
omdat hij de jongere generatie ter harte gaat, uit de overtuiging, dat in den film een specifiek 20ste-eeuwsche uitdrukkingskunst aan het worden is, die aandacht, toewijding en scheppingskracht verdient.