Een briefje aan den pianist Walter Rummel
Lieve vriend
Ge hebt me zeker wel verontschuldigd, dat ik u na afloop van uw laatste recital niet mijn hulde ben komen brengen.
Men zegt zulke dingen slecht in het openbaar - of liever, men zegt ze te veel of niet genoeg! - terwijl dan de belanghebbende u benauwd aankijkt met een uitdrukking van: waarom vertelt hij me toch dingen, die ik veel beter weet dan hij? - en dat is de zuivere waarheid.
Men feliciteert een schoone zonsondergang niet. Men richt geen heilwenschen tot de zee omdat zij schooner is dan de cathedralen.
Gij zijt een natuur-kracht; evenals de natuur komt ge van het grootste tot het kleinste zonder zichtbare inspanning. Gij begrijpt daardoor de ziel van den grooten Sebastiaan Bach en die van den kleinen Claude Debussy op een manier, dat zij zich, voor een oogenblik, op het zelfde plan kunnen bevinden in den geest van het publiek.
Wees daarvoor, zooals voor alles, oneindig bedankt, beste vriend, en geloof steeds in de trouwe toewijding van uw ouden
Claude Debussy.