Te midden van de misverstanden, die zijn werk en zijn uitspraken vaak wekten door slecht begrijpen of overhaast adopteeren, bewaarde Debussy een geretireerde houding, mengde zich bijna in niets, zag bijna niemand, behalve enkele vrienden, onttrok zich aan de onbescheidenen door ironische verklaringen, die verdere vragen verhinderden, hanteerde paradoxen tegen degenen, die hem toch nog bleven lastig vallen en glimlachte wanneer hij te haastige journalisten zijn boutades zag verdraaien, die dikwijls een geheel andere en diepere waarheid bevatten dan die men hem in een “interview” liet zeggen’.
Claude Debussy is het toonbeeld van den modernen ‘musicien’. Hij representeert zijn kunst in zijn gemoedsbewegingen, in zijn levenshouding. Hij ‘ontdekt’ de muziek weer, door haar als het ware uit den luisterzin te doen herboren worden. ‘Men hechtte vroeger te veel waarde aan de formule, aan het vak, zeide hij eens. ‘Men maakte meer muziek voor het papier dan voor het oor. Men combineerde, men construeerde, men bedacht thema's, die ideeën willen uitdrukken. Men deed aan metaphysica, niet aan muziek; deze behoort rechtstreeks opgenomen te worden door het oor van den toehoorder zonder dat hij het noodig heeft abstracte