Uren met musici
(1922)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend
[pagina 166]
| |
Een dagboekbladzijde van den jongen Mahler
| |
[pagina 167]
| |
zich steeds meer van het gehoorde en gewende verwijderen en aanknooping ermede nog onmogelijker maken. Zelfs Beethoven werkte toch eerst op de manier van Mozart, en Wagner steunde op de opera's van Meijerbeer; bij mij echter zoek ik helaas vergeefs naar iets dergelijks. Alle begrijpen tusschen den componist en den toehoorder berust op een overeenkomst: dat de laatste dit of dat motief of muzikaal symbool, of hoe men het anders wil noemen, als de uitdrukking voor deze of gene gedachte, of juister: geestelijken inhoud, laat gelden. Dat zal ieder bij Wagner in het bijzonder treffen, maar ook Beethoven en meer of minder ieder ander heeft zijn eigen, door de wereld aangenomen uitdrukking voor alles wat hij wil zeggen. Op mijn taal zijn de menschen nog niet ingegaan. Zij hebben er geen ahnung van wat ik zeg en wat ik bedoel en het schijnt hun zonder zin en onbegrijpelijk. Evenzoo aan alle musici, wanneer zij mijn werk spelen - en het duurt meestal een heelen tijd voordat zij er iets van beginnen te vatten. Toen mij dat onlangs in Berlijn plotseling duidelijk werd bij de eerste repetities van den eersten satz der D dur symphonie (de 1ste symphonie) die zij eerst heelemaal | |
[pagina 168]
| |
niet aannamen en tot een geheel maakten en waar ik zelf meende voor onoverwinnelijke moeilijkheden te staan - was dat een oogenblik om zich dood te schieten. Waarom, riep het in mij, moet ik dat alles lijden? Waarom dat vreeselijke martelaarschap op mij nemen! En niet alleen voor mij zelven - voor allen, die vóór mij aan dit kruis zijn geslagen, omdat zij aan de wereld het beste wat zij in zich hadden wilden geven, ondervond ik de onmetelijkste smarten’. |
|