schenen, zij waren van een mimische duidelijkheid zonder weerga. Hij modelleerde de phrase en terwijl hij het deed gaf hij tevens den inzet en de maat aan. Zijn methode van dirigeeren is het voorbeeld der moderne dirigeertechniek geweest.
In latere jaren heeft Mahler minder met het lichaam meegemusiceerd. Hij dirigeerde ten laatste bijna alleen met de oogen en beperkte zich tot een minimum van bewegingen. Bij de repetities was hij sober met zijn opmerkingen, doch deze waren vaak zeer treffend. Zoo riep hij bij een repetitie van zijn 8ste symphonie tot de sopranen, toen zij van de rozen der boetvaardigen begonnen te zingen: ‘Rooder, dames, rooder!’
(Graaf Zichy, die Mahler als opera-directeur bijwoonde, schrijft van hem:
Hij brak de dirigeer-stokken als een Don Juan de vrouwenharten. Bij het dirigeeren gaf hij de inzetten aan door een stoot met den dirigeerstok gelijk een degenuitval, terwijl hij voortdurend sprak en de toornigste gezichten trok, zoodat een zeer aanzienlijk heer gedurende een opera-voorstelling tot me zeide: ‘Die kleine man is buitengewoon vermakelijk’).