Mozart
Zijn uiterlijke verschijning
HIJ moet zijn geweest een kleine, fijn gebouwde man, achtergebleven in lichaamsgroei, met rustelooze bewegingen. Als kind was hij wat men noemt ‘een mooi jongetje’. In het ovale kindergezicht bleven nog door hun geringere, meer aan elkaar evenredige afmetingen, de groote, wat uitpuilende oogen, de lange, gebogen neus en de licht opgewipte, week gelijnde lippen van den man een fijn, aantrekkelijk geheel. Toen, gezond en naief, maar eenigszins opgedirkt in gala-kleedij met zijn degen opzij en gefriseerd staartpruikje, scheen hij met een fijne cultuur, als dons gestoven uit een poederkwast, omwolkt. Later werd hij mager in het gezicht, geelachtig van huidkleur en onvast van trekken. De blik van zijn eens zoo klare, gespiegelde oogen kreeg iets mats, zooals zijn geheele voorkomen daarbij iets afgetrokkens had. ‘Wanneer hij werkeloos was’, vertelt een tijdgenoot, ‘dan namen de vingers van zijn kleine, vrouwelijk gevormde handen, steeds de stand aan van op de toetsen van een klavier te rusten’. Men vond hem steeds goed geluimd, maar veelal in gedachten. Hij had wat zijn physiek betreft, zoo'n sterke behoefte aan beweging, dat hij niets van zijn dagelijksche bezigheden stilstaand