Slauerhoff-herinneringen(1938)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Hoe lief heb ik haar... Hoe lief heb ik haar, die den dood verviel; 'k Wilde mijn armen wel niet meer ontstreng'len, Aan haar koud mondje warme borsten brengen. (Zijn zij bloesem gebleven, Dat ik haar eens kon geven Drinken, niet uit mijn lichaam, maar uit mijn ziel?) O, dat zij dorstte? Maar den dorst der eng'len Stelp ik toch niet, als ik borstbiedend kniel; Want ik weet niet, of zij ook maar herdenken Uit onze liefde overhield Aan mij, die niets meer hield dan rouw om haar, Niets won dan trane' uit oogen altijd doffer, Doorweende nachten, en die nog zal off'ren Op hare tombe mijn volle wrong van levend haar. Weet ik of haar bereikt wat 'k mij ontroof En of zij zich mij niet al heeft ontwonden, 't Onze begeeft in liefelijker bonden? Ik wil haar houden, maar met welk geloof? 'k Heb het gevoel, dat op den grooten stroom Mijn offers drijven naar ik weet niet waar En eind'lijk langs haar stilte heen, Dat zij niet neerbuigt, ze niet neemt tot haar, Meelijdend glimlacht en dit nog alleen Gehoorzaam aan mijn hoogstgespannen droom. Vorige Volgende