Slauerhoff-herinneringen(1938)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Jeugdverzen (1918-1921) Maagdenlied De meisjes hebben zoo lang gespeeld Alleen met elkander, Dagen en nachten, Droomen, gedachten, Spelen en sponde gedeeld; Levende alsof het ander Moeilijk geluk haar bleef verheeld. Een avond komt dan ook traag en droef Vragen: Is het nu nòg te vroeg? - En noemt onhoorbaar haar namen. Wel zijn zij samen, Maar aan elkaar niet meer genoeg En weten niet of 't ook de and're vroeg, Voor het eerst alleen, in angst, Of zij al afscheid namen. En eene, het moedigst en 't bangst: ‘Waarom blijven wij niet Waar wij zuiver en zorg'loos zijn Bij elkaar en dicht bij geboorte? Lijden wij niet verdriet Om gemis van pijn, Om genot, dat we ontberen konden? Is het begeerenswaard Te worden geschonden, Daarna bewaakt en bewaard In een paleis, in tombe of toren, Zonder een lied van elkaar te hooren; En na te hebben gebaard Weer te worden geschonden?’ Vorige Volgende