De gepubliceerde tekst in ‘Een Eerlijk Zeemansgraf’ (1936):
Zon randt niet meer aan kimverloren nachten;
't Schip vliedt door de donkre zee in ruischend schuim.
Een ster, alleen bewoond door mijn gedachten,
Doolt ach hoe ver met mij door 't zelfde ruim.
Haar wentlen is ook zonder warmte-doel.
Wel vaar ik traag en flikkert zij van vaart,
Maar weldra sluit mijn leven dat ik voel
Verijlen - voor geluk reeds onverschillig -
Zich bij haar aan, opeens gewillig:
In een fel duizlingwekkend
Moment tot haar uitstrekkend
Zijn kern, eindlijk ontaard.
(Boven de tweede versie, die Slauerhoff aan Hendrik de Vries zond, schreef hij als titel: ‘Ante la Muerte’, herinnering aan een gelijken titel van een Spaansch gedicht van Espronceda, dat De Vries hem eens had voorgelezen, doch waarmee Slauerhoff's gedicht verder niets gemeen heeft. Ten overvloede kan men zich hiervan overtuigen door het te vergelijken met de (ingekorte) vertaling van Espronceda's gedicht in ‘Romantische Rhapsodie’ van Hendrik de Vries).