De Ruyter
(1941)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend
[pagina 173]
| |
Het doodelijk schot
| |
[pagina 174]
| |
de lage gage van f 12 in de maand wilden dienen.Ga naar voetnoot1) Maar 8 Augustus 1675 kan De Ruyter met de kleine vloot van niet meer dan 30 schepen bij elkaar, feitelijk een eskader, met 1000 stukken en 4800 man, uit Hellevoetsluis wegzeilen. Zijn onderbevelhebber is de vice-admiraal De Haen, die, om diens lastig humeur, ‘zijn vriend niet was’. Het vernemen van De Ruyter's vertrek naar de Middellandsche Zee is den Franschen niet bijzonder aangenaam. Met de zwakke Spanjaarden, wier vloot zij reeds hebben verslagen en op het punt hun het eiland Sicilië te ontnemen, meenden zij het wel klaar te zullen spelen, maar de naam De Ruyter werkt als ‘un coup de tonnerre’. Met 12 schepen komt de Hollandsche admiraal voor Barcelona; de geheele afdeeling van De Haen is hij door een storm kwijt geraakt, eerst 1 Januari 1676 vindt deze hem weer terug, voor Melazzo, bij Napels. Het eerste doel is de herovering van Messina. Van de Spanjaarden krijgt De Ruyter wel veel eerbewijzen, maar hun daadwerkelijke hulp blijft zeer gebrekkig. Den 8sten Januari heeft het eerste treffen tusschen de Hollandsch-Spaansche en de Fransche vloot plaats, bij Stromboli. De Franschen, die, tot ontzet van Messina opgedaagd, om die stad te bereiken zich door de vloot van hun tegenstanders moeten heenslaan, worden gecommandeerd door hun toen- | |
[pagina 175]
| |
maals besten admiraal Du Quesne, een man, niet veel jonger dan De Ruyter zelf, maar onder wiens leiding zij vochten, ‘zooals’, naar De Ruyter later verklaarde, ‘hij nog nooit had gezien’, uitkomende ‘in goede orde en welgerangeerd’. Na dezen eersten, met een ‘Fransche furie’ gevoerden strijd, waarin het ons gelukte de Franschen te ‘stuiten’ en waarbij wij één schip, maar veel volk verloren, retireert Du Quesne. Voor Napels liggend, krijgt De Ruyter gelegenheid een 26-tal Hongaarsche Luthersche predikanten, die op de Spaansche galeien dienen, te bevrijden, door zijn invloed op den onderkoning, die van zijn kant De Ruyter er toe beweegt het door de Franschen genomen Agosta te gaan heroveren. De poging, die hij daartoe doet, mislukt echter, door de te sterke Fransche bezetting. Onderwijl, zoo ver weg, denkt hij veel aan de zijnen, schrijft zijn vrouw en zijn kinderen brieven. Hij hoopt, schrijft hij, dat Engel trouwt, ‘opdat zijn zaad zal herleven’. Hij verlangt terug naar het ‘lieve Vaderland’, wellicht ziet hij nogmaals zijn huis voor oogen, waar hij, alweer zooveel jaren geleden, gedacht had ‘na veel zwervens’ te mogen uitrusten. Den 22sten April komt het opnieuw tot een slag tusschen de Franschen en Hollanders, bij de Etna. Het is des namiddags, omstreeks 4 uur. De Ruyter heeft met Z.O. wind de loef en zelf de voorhoede commandeerend geraakt hij met de Fransche voorhoede onder d'Alméras in gevecht. Daar de Spanjaarden, die het centrum vormen - De Haen had de achterhoede - hem niet volgen en achterblijven, laat | |
[pagina 176]
| |
hij zijn eigen schepen vaart minderen om den Spaanschen admiraal de la Zerna ‘dien poltron’, gelegenheid te geven aan te sluiten. Hevig gehinderd door zijn graveel deelt De Ruyter zittend in een stoel op de campagne, het verhoogde achterschip, van ‘De Eendracht’ zijn bevelen uit. Terwijl de Franschen hem al schietend links passeeren is hij overeind gaan staan om de bewegingen van den vijand beter te kunnen volgen. De strijd is een goed half uur aan den gang, als hij door een kanonskogel, van een ver schot, een z.g. ‘invallenden’ kogel, wordt geraakt, die eerst op zijn rechtervoet neerkomt en daarvan de twee voorste teenen verplettert, om vervolgens weer op te springen en de beide pijpen van het rechterbeen, scheen- en kuitbeen, een handbreed boven den enkel ‘met groote confusie’ aan stukken te slaan. Door den schok valt De Ruyter, ‘zijnde oud en zwaarlijvig’, over de leuning van de campagne naar beneden ophet zeven voet lager gelegen opperdek, voor de kajuit; daarbij verwondt hij zich aan het hoofd, maar niet ernstig, enkel aan de weeke deelen, want hij heeft ‘een gat in het hoofd’, wat op een dergelijke kwetsuur duidt. Verdoofd door den val wordt hij de kajuit binnen gedragen en voorloopig verbonden. Van de fractuur van het rechterbeen meent men aanvankelijk nog, dat hij dit been bij den val gebroken heeft. Spoedig weer uit zijn verdooving ontwaakt gaat De Ruyter ondanks zijn pijnen voort zijn bevelen te geven en de zijnen aan te moedigen. Alles moet zijn gewonen gang gaan, niemand mag weten, dat de admiraal ‘niet present’ is, zijn kapitein Cal- | |
[pagina 177]
| |
lenburgh heeft order als voorheen de vlag van den grooten top te laten waaienGa naar voetnoot1). Het gevecht duurt slechts drie uur en blijft feitelijk onbeslist, hoewel De Ruyter in het rapport, dat hij uit zijn naam over den strijd en het hem overkomen ongeval laat opstellen, mededeelt, dat hij den vijand heeft zien wijken, ‘die hem de spiegels van zijn schepen toonde’, en hij de vervolging in de maneschijn nog eenigen tijd voortzetteGa naar voetnoot2). Den volgenden morgen worden zijn wonden behandeld, met brandewijn gereinigd en opnieuw verbonden. Den avond van den 23sten gaat onze vloot op de reede van Syracuse ten anker om de geleden schade te herstellen. Volgens den brief, dien zijn secretaris aan boord van ‘De Eendracht’, Van der Poort, den 26sten voor De Ruyter's oudste dochter Cornelia de Witte opstelt, ‘staat het met de beide wonden en de fractuur zeer wel; de doctor en de chirurgijn, die daar over gaan geven mij de hope, dat ze 't onder Godes zegen tot volkomen genezinge zullen brengen’. De gewonde wordt zeer rustig gehouden, ‘uit alle affaire’ en zijn dieet is ‘zoo redelijk als men zeggen kan’. De Ruyter klaagt er over, ‘dat hij hier zoo liggen moest en 's lands dienst niet kon betrachten’; ook lijdt hij veel pijn, maar zijn vriend Ds. Westhovius | |
[pagina 178]
| |
is steeds in zijn nabijheid, bemoedigt hem en voldoet aan zijn wensch hem uit de Heilige Schrift voor te lezen en met hem samen gebeden op te zeggen voor wat de gewonde, naar wat hem overkomen is, ‘een tuchtiging tot zaligheid zijner ziele’ noemt. Maar door een onverwachte ‘vehemente’ wondkoorts - blijkbaar was de wond bij de behandeling vuil geworden, van asepsis had men in die tijden nog weinig weet - verzwakt hij zoozeer, dat hij niet meer kan spreken en enkel nog ‘met zuchten’ antwoordt. Den 29sten April, den zevenden dag na zijn verwonding, des avonds tusschen 9 en 10 ure, ‘nadat hij ruim een etmaal hadde liggen agoniseeren’ ontslaapt De Ruyter, omringd door zijn diep ontroerde officieren, ‘zachtjes op 't bedde van eere in den Heer’. ‘Over de ontijdige aflijvigheid van zoo groot een vriend en goed patriot van de staat heerscht een algemeene en generale verslagenheid in de vloot van haar Hoog Mog.’, schrijft Van der Poort aan De Ruyters dochter Cornelia de Witte. De mededeeling, dat de jonge Spaansche koning Karel II hem tot Hertog had verheven, heeft hem bij zijn leven niet meer bereikt. Om zijn lijk tegen bederf te bewaren en het naar het vaderland terug te brengen, gaat men er toe over het te balsemen, hoewel niet met de beste middelen. Uit het ‘zeer corpulent’ lichaam worden de inwendige deelen weggenomen. Aanvankelijk weigert de geestelijkheid van Syracuse aan dit bestanddeel van een ‘ketter’ een behoorlijke begrafenis, ten slotte wordt ‘'t ingewand’ van De Ruyter buiten de stad, | |
[pagina 179]
| |
aan den voet van een kleinen heuvel, op het schiereiland, ter aarde besteld. Bij deze begrafenis, die op den avond van den 1sten Mei ‘incognito’ geschiedt, d.w.z. zonder dat de plaats door een kenteeken met naamvermelding wordt aangeduid, houdt Westhovius een lijkrede, die eenige jaren daarna in druk is verschenen. Het lichaam van den admiraal heeft men in een kist gelegd met twee deksels, een die er los opzit en daaronder een met kleine, dunne, in lood gevatte ruitjes, waardoor het in zijn gebalsemden staat te zien blijft.Ga naar voetnoot1) De toestand van de vloot is thans zoo precair geworden, dat ijlings aan het land om hulp moet worden gevraagd. Westhovius biedt aan zelf naar Holland te gaan en het bericht van De Ruyter's dood daar over te brengen en tevens de Staten aan te manen, op Spanje al hun invloed te laten gelden tot een betere ondersteuning dan tot nog toe geschied is. Nog is hij niet weg, als de vloot opnieuw, den 6den Mei, een strijd met de Franschen moet aanbinden, thans bij Palermo. In het gevecht sneuvelt De Haen, drie Hollandsche en drie Spaansche schepen, waaronder hun admiraalsschip, vliegen in de lucht. Het schip De Eendracht zelf, met het lijk van De Ruyter aan boord moet met mannenmoed door zijn kapitein Callenburgh uit handen van den vijand gehouden | |
[pagina 180]
| |
worden. Met moeite weet de wijkende vloot zich te redden. Westhovius reist nu over land, over Napels, door Tirol en Duitschland, naar Holland af, thans ook nog de drager van de tijding van de nederlaag bij Palermo. |
|