De muzikale reis
(1920)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend
[pagina 111]
| |
Teresa CarrenoZij was wel een der markantste verschijningen uit die eerste glansperiode, toen het technische virtuozendom zich begon te ontwikkelen in nog wezenlijke kunstenaars, die n.l. hun kunst en reproductie in aanpassing brachten met de uitbreiding en versterking der instrumenten zooals de loop der 19e eeuw die opleverde. Zij was zoo zeer opvallend en groot in haar kunst, doordat zij volop natuur bleef zelfs in de wijdste expansie van haar technisch kunnen, vrij van wat bij de virtuozen van een latere periode tot een soort dressuur zou gaan ontaarden, en doordat zij haar muziek beheerschte vanuit dien geest der ruimte, die het atmosferisch voorrecht was van haar Venezolaansch geboorteland. Hoewel een klavier-virtuoze, die het beeldingsvermogen en de klank-omvang van haar instrument wezenlijk tot aan het uiterste benutte, heeft zij, mede door, laat ik zeggen, het natuurlijke en gezonde instinct voor de juiste verhoudingen zich nooit verloren in die toetsen-rammeiende kracht-patserij, die vooral de Duitsche virtuozen in de reproductie het muzikale voorrecht van hun ras schenen te vinden. Haar grootste wil was er op gericht in de werken die monumentaliteit te benaderen, die zij zelve, in uiterlijk en wezen een groote en stijlvolle vrouw, in het leven verpersoonlijkte. Als zoovele der eerste grooten in die tweede helft der 19e eeuw zocht zij in alles zich zelve uit te beelden, en werden die werken haar geliefdsten, waarin zij aan zich zelve en dit forsche innerlijk het meeste ruimte en uitbreiding kon verschaffen. Zij koos niet in de eerste plaats het werk | |
[pagina 112]
| |
om een rijkdom van virtuozen-materiaal. Haar repertoire telde het 5de Beethoven-concert, de Tschaikowsky-concerten, Liszt, Rubenstein, allen werken, waarin zij wijde perspectieven zag geopend voor de uiting van een naar aanleg groot, schier klassiek-groot, temperament, en waar zij in opging met een verheugenis des levens, die voor wie haar gehoord hebben iets onvergetelijks blijft. Deze vrouw was inderdaad bijzonder bevoorrecht, ‘ein glücklicher Wurf der Allmutter Natur,’ zooals een Duitscher eens, wel verrassend, haar aanleg en wezen aanduidde.
Teresa Carreno was in de eerste plaats klavier-virtuoze, geen propagandiste. Toch heeft zij, een Venezolaansche ministers-dochter, zich tijdens een bewogen leven in velerlei ondernemingen gestoken, tot een opera-directie toe. Drie huwelijken, waarvan het laatste met den bekenden pianist Eugen d'Albert, leerden haar de vrijheid niet vergeten, waaraan een zekere Zuidelijke bewegelijkheid in het dagelijksche leven behoefte had. Na haar Europeesche triomfen stak zij voor goed naar de Nieuwe Wereld over; slechts een enkele maal zag men haar hier nog terug. In de latere jaren heeft zij zich veel moeite gegeven voor de meerdere bekendheid van de muziek van den Amerikaan Mac Dowell, een muziek, die in Europa eerst geen aandacht scheen te verdienen en waarbij men onder het lichtelijk tintje Schumann-romantiek, dat sommige stukken aan zich hadden, de diepoorspronkelijke oerklanken van een Amerikaansch woudleven, van Indiaansche gongs en van negermelodieën er in onopgemerkt voorbij ging. | |
[pagina 113]
| |
Adeline PattiAdeline Patti, de in 1843 te Madrid geboren en dezer dagen gestorven opera-zangeres heeft het zeldzame talent getoond de roem van haar stem in alle glans te hebben kunnen bewaren. Met een buitengewone kennis van de psychologie der beroemdheid heeft zij de menschheid slechts kort voor de wonderbaarlijke vogel-qualiteiten van haar stem in bewondering laten staan. Voordat men bekomen was, had Adeline Patti zich reeds, veilig voor alle dedadence, door een ijver-zuchtigen Zweedschen graaf in een laatste huwelijk laten opsluiten. Wij hebben haar niet meer gekend. Onze jongere generatie moest nog geboren worden toen Patti reeds ophield te zingen. Haar faam wordt gedekt door de eerbied van onze grootouders, die de nachtegalen-geluiden tot het hoogste wat de zangkunst kon bereiken, achtten. Volgens hen moet haar roem hierin ontzaggelijk zijn geweest. Zij maakte de glansperiode der Italiaansche Opera te Parijs mede, nadat zij als jeugdig sopraantje in Rossini's ‘Barbier de Séville’ debuteerde. Haar zeer natuurlijk ontwikkelde stem jubelde verrassend boven alle purperen tronen, bordpapieren bergen en blikken zwaarden uit. Doordat zij mét onze grootouders verdween, was zij voor ons reeds zoo zeer legende geworden, dat het een vergissing van de almanak leek, toen de couranten dezer dagen het berichtje van haar dood brachten. Wij huldigen haar thans zooals wij datgene huldigen, waarvan de eerbied er voor ons reeds aan de wieg werd voor gezegd. (1919) |
|