De muzikale reis
(1920)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekendDe virtuositeit van Eugen d'AlbertVirtuositeit draait ons vaak een rad voor de oogen. Eugen d'Albert, die met een geweldige kracht jaren terug zijn persoonlijkheid in den vloed der virtuozen handhaafde, die zich in de herinnering der menschen inspeelde door athletische | |
[pagina 94]
| |
vertolkingen als wijlen zijn echtgenoote Teresa Carenno, hoewel dan zeer Europeesch en zonder den wind der steppen in zijn onstuimigheid, wordt sedert hij het keerpunt is genaderd - waar b.v. Schäfer uit de virtuositeit naar het sublieme overgaat - steeds futieler en materieeler in zijn eertijds zoo roemruchtige reproducties van meesterwerken der klavier-literatuur. Het stemt slechts ironisch over de gemakkelijke hypnose, waaronder het instinctieve publiek zich toch aan de meest banale accenten der virtuozen, indien zij slechts donderend zijn aangebracht, niet vermag te onttrekken en zich overgeeft. Ik hoorde d'Albert in Brahms' eerste pianoconcert, en in Beethoven's 4e concert beide even slordig, willekeurig en met een onbegrijpelijke pedaal gespeeld als een die zijn meesterschap aan de menigte zocht op te dringen met op de spits gedreven walstempo's (de eerste satz van Brahms' concert!) en allerlei blikken geluiden, dat zijn ‘non legato’-spel (à la Busoni?) uit een concertvleugel wist te slaan. Het is verwonderlijk dat men met aanbidding blijft spreken over dezen virtuoos, die niets meer kan dan zijn virtuositeit te laten verloopen, voor wie de muziek blijkbaar niets meer is dan om op-gespeeld te worden. d'Albert is zeer geweldig, ongetwijfeld, maar deze geweldige van den ouden stempel veroorlooft zich de meeste geweldige vrijheden, die, kritisch beschouwd niets anders zijn (heeft men hem met de partituur van het Beethoven en Brahms-concert in de hand gevolgd?) dan onmacht, daar de vitaliteit steeds alles had gedaan en nu de psyche niets meer vermag te dragen. Zoo staan wij thans tegenover hem. Maar hij zal nog jaren op het podium kunnen | verschijnen voordat het publiek van zijn vroegere bewondering afstand zal willen doen. Het gerenommeerde heeft een lang leven. d'Albert heeft dan ook den ironischen glimlach van de menschen, die zulks weten. | |
[pagina 95]
| |
Er zij naar aanleiding hiervan nog eens nadrukkelijk op gewezen hoe de podiums door zulk een geest als van d'Albert worden bevolkt door den geest der critiek, die ook het publiek tegenover de prestaties der uitvoerenden plaatst. Waar de muziek, door de absoluut verkeerde stand van ons muziekleven tot op heden, niet meer haar fijnere contacten heeft behouden, is zij tot demonstratie opgewerkt, en de virtuositeit is er slechts om deze demonstratie steeds volkomener te maken. Wat eerst de uiting van een opvallende aanleg was, zooals het vioolspel van een Paganini of zelfs nog de vrije virtuositeit van een Franz Liszt, is later als maat voor alle prestaties, wilden zij volkomen zijn, gaan gelden. De voortdurende eisch der menschen tegenover elkaars technische vaardigheid heeft de grootste schuld, het gebrek aan aandacht voor het zuivere, en de vraag naar het hypnotiseerende door z.g. groote effecten. Wel als techniek heeft de virtuositeit bestaansredenen daar men zijn middelen niet volkomen genoeg kan beheerschen, maar waar ijdelheid de virtuositeit naar voren brengt (ijdelheid om de critiek, die van de menschen uitgaat, te overwinnen) is zij cultureel onding van de wanstaltgiste soort, die de voosheid van ons nog alles behalve zuiver muziekgenieten bloot legt. | |
Dirk SchäferZoo langzamerhand wordt Dirk Schäfer een mythische figuur in onze concertzalen. Hij trad reeds op vóórdat de eigenaardige virtuozen-jongelingschap onzer tijden met haar wonderen en karakteristiek aan een woeliger concertleven nader relief gaf; en hoewel Schäfer nog geregeld op het podium verschijnt | |
[pagina 96]
| |
voelen wij ondanks de voortdurende verinniging, die zijn spel ondergaat, hem steeds verder terugwijken naar de eenzaamheid. Zooals hij langs de straat gaat, wandelend en met zichzelf alleen, zoo zit hij voor zijn klavier; geheel voor zichzelf en met zijn eigen psyche. Hij speelt met gesloten oogen: zoover sluit hij zich af. Wel zelden voelen wij tot een mensch een grootere afstand van onszelve uitgaan, en zijn spel is ons toch zoo nabij, dat wij steeds ademhalen in de strakke aandacht, ‘le silence de la musique,’ gelijk de Franschen het noemen. Zooals Schäfer b.v. (voorjaar 1918) op een zijner concerten Bach's dertig Goldberg-variaties speelde, waren wij een verre toehoorder bij een soort wonderlijke samenspraken tusschen ‘God en de ziel,’ als Thomas à Kempis er had kunnen opteekenen. Ik hoorde inderdaad de taal van Bach nog nooit zoo ‘spreken.’ Feitelijk waren deze variaties van Bach (die in hun tijd als ‘Clavierübung’ golden) voor Schäfer slechts aanleiding om tot een zijner subliemste momenten te komen. Daar was zijn kunst volmaakt evenwichtig, wij voelden een rijpheid, die een groot stadium ingaat en een ingehouden, diepe bewogenheid, waaraan alleen de teederste vingers vermogen uiting te geven. | |
Berthe SeroenIn een geschiedenis van de hedendaagsche muziek in Nederland zullen wij ongetwijfeld tot plicht hebben Berthe Seroen te noteeren als een der merkwaardigste - als ik niet bang was tè ver te gaan, zou ik zelfs willen zeggen: de merkwaardigste - figuren die mede werkten Nederland te vernieuwen in de sfeer der muzikale verruiming, zooals die van den Romaanschen geest uitgaat over de | |
[pagina 97]
| |
wereld. Mevrouw Seroen begon hier haar werk met de bedoeling het Nederlandsche publiek eens nader kennis te laten maken met de nog onbekende werken van Franschen en Vlamingen, maar door haar buitengewone dispositie als kunstenares werd zij veel meer dan propagandiste: de zingende ziel van den geest dien zij wilde inleiden zelf. Zij is een merkwaardige lettré, die den tekst der liederen tot in zijn ook literair subtielste wendingen volgt, en zij kan, daar zij de techniek der gezangkunst zoo geheel meester is, volmaakt natuurlijk zingen en zonder de hinderlijke krachtverspilling van hen, die wel de overtuiging hebben maar nog niet de uitingsmiddelen beheerschen om die overtuiging ook geheel aan anderen over te brengen, dat wij ons op een feest bij haar gevoelen, waar alles reeds door haar geluid alleen mooi wordt. Ik ben er b.v. van overtuigd, dat de liedercyclus van J. Guy Ropartz (geb. 1864, leerling van Cesar Franck, Massenet en Dubois) ons veel minder gedaan zou hebben zonder haar superieure vertolking. Van Claude Debussy geeft Mevrouw Seroen ons wel de reproductie. Hier naast beheerscht zij Chausson en Chabrier even geniaal. Bewonderenswaardig is in alles haar elasticiteit, die ieder nuance rijk geschakeerd, en soms naar geheel verschillende liggingen van de stem overgaande, kan maken. Zelfs van een fortissimo, dat groot en op-fonteinend als bij Ilona Durigo klinkt, hooren we niet het minst te veel uitgedreven adem. Dat is werkelijk meesterlijk. Alle materie van het zingen is voortdurend opgelost en ons wezen staat steeds tegenover het kunstwerk alleen. | |
[pagina 98]
| |
Paganini SchmullerVoor de verbeelding, die eens bij de primitieve zielen den Dood met een vedel coryphee liet zijn van de middernachtelijken, vertoont de duivelskunstenaar zich nog altijd als violist. Hier verlcent de virtuositeit, die het meest identiek is met demonische wondertoeren, de menschelijke gedaante het zichtbaarst de teekenen der razernij. Wij zien als het ware de magie uitstroomen uit deze dorre, nerveuze vingers, uit de saamgeknepen gelaatstrekken, het verwrongen voorhoofd als in strijd onder den dwang der niet te bezweren machten, kortom het voorkomen wekt geheel den indruk van een door booze geesten bezetene; en wij kunnen ons, met dit voor oogen indenken hoe een roep van een figuur als b.v. de violist Paganini moest uitgaan, die hem, om vroeger bedreven misdaden, in verbinding met den duivel noemde. Wij weten hoe hij in Parijs zelf zijne verdediging moest opnemen door middel van een brief in de ‘Revue musicale,’ waarin hij o.m. zegt, naar aanleiding van een afbeelding welke van hem verspreid werd: Paganini en prison, ‘Seulement, comme on voulait m'y faire découvrir ma nouvelle école de violon, on me fit grâce des fers qui auraient pu gêner mes bras -’ Zoo zweepte men het bijgeloof en de afgunst tegen hem op en in ieder geval - het is waar - is er nooit over Paganini kunnen geschreven worden zonder dat de verbeelding hem in het wonderlijkste licht zag, waarvan Heine's schildering in de Florentinische Nächte het klassiek geworden voorbeeld is. Deze zoo dichte omneveling door legende en verbazing zal ons ook wel nimmer toelaten precies vast te stellen hoeveel de muziek-praestaties van deze suggestieve figuur inderdaad waard zijn geweest. Paganini was zeker meer dan | |
[pagina 99]
| |
charlatan, zooals eenige modernen aannemen, en minder dan groot kunstenaar. Dat wijzen ons zijn composities uit, die een ernstigen geest verraden, hoewel wij er ons over verwonderen zullen hoe de virtuositeit in b.v. het door hem zelf gecomponeerd vioolconcert in D, dat nog heden ten dage gespeeld wordt, daarin allerminst verbluffend is! Het is dus wel zeker dat behalve een ongetwijfeld aanwezige stok-vaardigheid, een zeker demonisme in zijn wijze van optreden, die wij van zijn magere geestelijke verschijning op plaatjes kunnen voelen uitgaan, het publiek onder den ban heeft gehouden.
Ik - en wij allen wellicht - dacht onwillekeurig aan Paganini toen Alexander Schmuller voor het eerst op een onzer concertpodiums verscheen. Ik dacht dat het Hoffmanniaansche proza levend ging worden, nadat ik Kreisleriana had gelezen. De verschijning had de suggestie daartoe. Klein, tenger met nerveuze gebaren als een geestesziener, een wonderlijk groot hoofd, markant omlijnd, met vreemdsoortig in den nek geworpen haren, en vooral een lange magere hand met verdraaide vingers. Maar toen hij begon te spelen week alle voorbereiding tot een hallucinatie. Het was een rustige ziel die zich uitte, - ondanks de Russische afkomst, die zich echter nergens in zijn spel, dan alleen in een geschiktheid voor cosmopolitisme vertoont -, een degelijke, muzikale ziel zonder afgronden, zonder mystieke bezweringen of spookachtige verbeeldingen. Was het voor sommigen misschien een heimelijke desillusie? Wat hij speelde was helder en met een overwogen voordracht. Schmuller zal het steeds vreemd blijven, dat zijn figuur opschudding verwekt, waar hij gaat onder de menschen of speelt in de concertzalen. Hij is zoozeer ras-musicus, dat hij iedere poging tot wonder- | |
[pagina 100]
| |
baarlijkheid met afschuw van zich zal werpen. Hij is virtuoos en zal als zoodanig ook gekend willen worden, maar hij is dat nooit met uitbuiting van zijn verschijning. Hij is op het podium ten slotte eerder een groot kind dan een demon. - Belachelijk bijgeloof, dat ons nog bezig houdt!. De leerlingen van het Conservatorium, waar Schmuller les geeft in het vioolspel, zullen u kunnen zeggen dat hij een eenvoudig, scherp luisterende, zakelijke en vriendelijke leermeester is, en zijn uitgebreide kennis van de viool-techniek hun tot menigerlei voordeel strekt. |
|