was niet de laatste stervensglorie in een jong leven dat eigenlijk niet jong meer is. Daarom was Partos als musicus ook niet zulk een wonderbaarlijk virtuoos en eigenlijk ook geen muziekwonder. Hij speelde technische prullaria met een even eenvoudige rust als een mooi vioolconcert. Zijn muziek was slechts de uiting van een harmonie van zijn eigen wezen. Het is waar, Partos diende de virtuositeit, maar onwetend als kinderen doen en omdat hij onder bepaalde materieele omstandigheden moest spelen.
Zijn dood heeft ons allen getroffen. Sommigen meer dan zijn muziek misschien. Ook mij. Want deze dood was een dood gelijk de goden hem sterven, gelijk dien van een Li-tai-po, die door dolfijnen zingende werd weggevoerd. ‘Een occulte zelfmoord’ (van de ziel na een vervulden tijd), hoorde ik het eens door iemand qualificeeren.
Stefan Partos door de Muze weggevoerd, zou een Grieksch beeldhouwer dat onderwerp betiteld hebben. Wij allen hebben ons weer bezonnen op het mysterie, dat ons leven met den dood verbindt. Een dood kan ons soms als de schoonste geste van het leven voorkomen en dat leven, dat onze aandacht slechts algemeen trok eerst, tot een openbaring brengen, die ons bijna beschamen moet.
(Voorjaar 1920)