vrijwel niets. Toen Schönberg nog ‘gewoon’ componeerde, zooals b.v. in het sextet ‘Verklärte Nacht’, was het een brave muziek vol Strauss- en Wagnerreminiscenties, vol contrapunt à la Reger, zonder één wezenlijken muziek-toon, zonder iets dat de embryo der toekomst in een scheppers-ziel verried juist door zijn voorbeelden. Want toen Debussy nog ‘gewoon’ componeerde, waren zijn voorbeelden voorbeelden waarin de muziek belichaamd was: Chopin, Bizet, enz. Schönberg echter acht het experiment het belangrijkst. Hebben wij respect voor de methoden der ‘Fünf Orchesterstücke’? O ja. De zaak is echter, dat wij deze methoden niet meer respecteeren willen. De leering, die wij er uit hebben te trekken - waarom deze methoden in een bepaalde ontwikkelingsgang hun beteekenis hadden, hebben wij er al uit getrokken. Wij willen geen beelden van psychische marteling meer in muziek, geen uitingen, die alleen onder de loupe bewonderenswaardig zijn. Onze drang gaat steeds meer naar een muziek, die de mysteriën van klank en klankverhoudingen zingt, een muziek, die een bloei is, een muziek, die haar innerlijk beeld klaar uitdrukt, als ‘de diepe, heldere namiddag in October’ van Nietzsche. Rust, als overmeesterde beweging. Vormen, die weer klassiek kunnen worden door dat zij de verlangzaming van tijd en ruimte gevoel geven, waarin het hoogste gevoel der zielsbeheersching wordt geconcentreerd als vereenvoudiging, bekorting, levensstijl. Een Schönberg is zeer zeker een noodzakelijke schakel, maar laten wij den moed hebben dezen schakel ook schakel te noemen en niet de toekomst. Laten wij ons keeren tegen al dit ‘moderns’, dat reeds overleefd is, en dit ook luide uitspreken. Wij zouden Schönberg dankbaar zijn als hij niets meer componeerde (gelijk reeds de laatste jaren het geval schijnt te zijn), want dat zou ons bewijzen, dat hij inderdaad