De rondedans der ‘bons papa's’
Wij hebben ons oolijke, oubollige dansje, met ons schuddebollend buikje op de kromme beenen.
En wij dansen het als waggelende gansjes, en onze voeten wegen zwaar als in klompen.
En ons sigaartje wipt op de maat mee in den mondhoek, en de mondhoek wordt breed in een glimlach.
En wij zijn toch zulke beste jongens. Wij dansen maar steeds ons oolijke, oubollige dansje.
En als wij aan ons tafeltje zitten, achter het ‘best biertje, meneer’, dan trappelen wij op de maat van het muziekje mee.
En wij laten den clown stappen en buitelen en zichzelf aan de kuif trekken en bij de neus nemen.
En wij roepen ‘O-lala!’, als hij door het hoepeltje springt, door het hoepeltje springt, door het hoepeltje springt.
En wij roepen ‘O-lala!’, als het pistooltje gaat van pief-paf-poef, van pief-paf-poef, van pief-paf-poef!