De Clowns en de fantasten (onder ps. Frederik Chasalle)(1924)–Constant van Wessem– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina XVII] [p. XVII] Het idee [pagina XVIII] [p. XVIII] Het idee (tevens vademecum voor den dialoog-schrijver) De clown: Dus.... u meent? De fantast: Ja, ik wou graag een idee hebben. C.: U woudt graag een idee hebben? F.: Nu ja.... een idee. Maar om een idee te hebben.... C.: Moet men een idee hebben, meent ge? F.: Nu ja, ik meen: een gedachte-inval. C.: Is een idee geen gedachte-inval? F.: Een idee is geen gedachte-inval, meen ik. C.: Wat is een idee dan? F. (geprikkeld): Een idee is een idee. C. (vergoelijkend): Juist, juist, een idee is een idee. F.: Hebt u wel eens een idee? C.: Ja zeker heb ik wel eens een idee. U niet? F.: Een enkele maal heb ik wel eens een idee, ja -. C.: Welja, dat dacht ik al. Welk idee hebt u dan wel eens? F.: (trekt langzaam een sabel, wraakgierig en met idiote oogen): Ik wil u het hoofd afslaan! C. (trekt langzaam een knuppel, superieur): Ik wil u de hersenen inslaan! F. (opgewonden): Sla! C. (opgewonden): Sla! F. (laat de sabel zinken, somber): Wat was dat ook weer?..... O, juist, ik had mijn glas bier niet eens betaald. C.: Hoe komiek! - Had u uw glas bier niet eens betaald? Ja, dat zou moeielijkheden kunnen geven. (nadenkend) U dacht zeker te veel aan uw idee. F. (met een grimlach): Ja, ik dacht te veel aan mijn idee. C. (voorkomend): Dat dacht ik al. Dat was het. (langdurig zwijgen van beiden). C.: Haha, nu heb ik een idee. F. (gretig): Aha, u hebt een idee? C.: Ja, waarlijk, mij is iets ingevallen. F.: Juist, u is iets ingevallen. C.: Ja, ik meen, bestelt u nog een glas bier. F.: Bestelt u óók een glas bier? C.: Ik bestel ook nog een glas bier. F.: Ik bestel ook nog een glas bier. C. en F.: Wij bestellen nog een glas bier. Kellner! Vorige Volgende