Zeven en twintig stokpaarden
(1951)–J.W.F. Werumeus Buning–Zijnde een aantal verhandelingen, tierelantijnen, oneenigheden, gedichten, reportagies, verhalen, vertalingen en andere wissewasjes over wat de heer Johan Willem Frederik Werumeus Buning in dit leven min of meer oprecht heeft liefgehad en beschreven
[pagina 155]
| |
Violon d'Ingres | |
[pagina 157]
| |
![]() Sloep ‘Waterhen’
Uit: De zaak Caliph Bora, Elsevier's Weekblad. | |
[pagina 158]
| |
![]() Het admiraalschip van den Caliph Bora Chio Miloty
Uit: De zaak Caliph Bora, Elsevier's Weekblad. | |
[pagina 159]
| |
![]() Het stads-paleis van den Caliph
Uit: De zaak Caliph Bora Chio, Elsevier's Weekblad. | |
[pagina 160]
| |
![]() Conquistador
De zeëen zonder eind, de kusten met de bergen,
De mast die kraakt des nachts, 't zeil dat men steeds moet bergen
Voor dagen zwervend zijn, en ganschelijk van de kaart
En op de wilde zee te droomen van zijn paard
Van allerhande volk de lasten en de lagen
Doorzien, en dit verslaan; beleven tegenslagen,
Vechten voor lijfsbehoud, en enkel uit verweer
En moe worden daarvan, moe worden telkens meer,
Voor brood slaan met het zwaard, voor wijn en water vechten
Steeds nieuwe oneenigheid met altijd andere knechten,
De mensch almeer en meer slechts kennen als een beest
En blijven hem de baas: - 't maakt een vermoeide geest,
't Maakt een vermoeide geest, uitoefening van gezag
Voor wie het aardsch gezag 't hoogst niet meer wezen mag
En wiens taa[k] steeds weer is: de vlag en 't kruis geplant
Op steeds weer nieuw ontdekt en schoon onschuldig land
't Onrustig bloed alleen, dat steeds wìld is gebleven
Stuwt nog het lichaam door met al de kracht van 't leven
En jaagt het hart weer op en is zoo jong als ooit,
Als regen en de wind, die ook vermoeien nooit
| |
[pagina 161]
| |
![]() Beminnen meer en meer slechts wind die fluit in 't want
En soms als edelman kussen een smalle hand
Altijd den hemel zien, soms hemd met witte kant
Soms in den hemel zijn; Goddank, nooit lang aan land
Op zekeren goeden dag met veertig stuks kanon
Nemen een witte stad, die schittert in de zon
En malen er niet om of 't vriend of vijand is
Daar dit gaat in de kist voor zijn zoons erfenis,
En dan na menig jaar weerkeeren naar zijn land
En slapen bij zijn vrouw met haar hand in zijn hand
En 's konings kelen goud en snorrepijperij
Ruilen voor wijnberg, paard, en kleine boerderij...
Saõ Luiz.
31. XII. 1950
J.W.F. Werumeus Buning.
| |
[pagina 162]
| |
![]() Visschersloep van Catania
| |
[pagina 163]
| |
![]() |
|