schutterij vocht tegen de ervaren Gestapo; wat gisteren in het geheim besproken was, wist morgen heel 's-Gravenhage en Amsterdam. Dat begin is betaald, met bloed en tranen. Ook samenzweren is een kunst en men leerde ze, ten koste van velen.
En zoo, na bloed en tranen, heeft men geleerd het op de ware wijze te doen. Onder den neus van den adelaar is het eerste deel van het Nieuw Geuzenliedboek verschenen, het tweede is, terwijl ik dit schreef, ter perse; wij hebben geleerd den geest van verzet te doen klinken en zingen, zonder dat men ons vangt. Het land is met ons; het is een verzet van het land.
Wij weten, wat het betekent, als men er achter komt; voor de meesten de kogel. Maar de dood heeft geen verschrikking voor wie waarlijk en waarachtig weet, dat hij de goede zaak dient. Integendeel, ze is hem welkom als het zoo zijn moet; zij het dan, dat hij ze met list en overleg zal trachten te ontgaan, zo lang het mogelijk is, om langer te dienen. Wij zijn langzaam, maar niet bevreesd. En God helpe ons, wij zijn geloovig. God zal het rechten. Er is weinig sprake van haat in deze nieuwe Geuzenliederen; en als er sprake van is, is het mij persoonlijk niet de meest welkome klank. Haat is een eendagsvlieg, een prikkel om te ontwaken; veel dieper treft ons de eeuwige klank van het geloof in het menschelijk recht, in de aangetaste eer, in de geschonden vrijheid. Hier slaan menschen, van wien men vroeger nooit iets hoorde, de grote toon aan, hier klinkt plotseling de stem van een tot nu toe klein dichter met een machtig geluid; hier vindt een volk zijn stem.
Laat het nu en dan onbeholpen zijn, het is wat er in ons omgaat. De tegenpartij, die de pers vrij had, heeft niets geleverd, wat dit ook maar in de verte kan evenaren: zo staat het in Nederland, in den jare 1943 en het zal eerlang nog beter staan.
Want deze verborgen vrijheid van pers geeft den burger moed; niemand kan een mensch in zijn hart zien; het hart is vrij, heugelijk vrij, het recht is aan ons!
Men heeft de venters der vorige Geuzenliederen om hals gebracht, maar Nederland werd een staat; men kan de schrijvers en venters van deze liederen de dood aandoen, maar Nederland zal een staat