brug heet, de scheepskat te verwennen. De scheepskat, na de Biscaya, trok er zich nog geen bliksem van aan, zij was zo ziek als een kat geweest.
‘Hoe heet hij?’
‘Is geen hij,’ zei de eerste stuurman, die een eerzaam getrouwd man is (met een paar lintjes en een bronzen ster, en een anker met een margariet op de borst...) ‘Is een zij. En dat heeft geen naam.’
‘Ze heet Mies,’ zei de derde stuurman in protest. En dat is al wat, als de derde stuurman in protest komt tegen de eerste...
‘Nietes!’ zei de roerganger. ‘Ze heet Dientje!’ Waarbij men goed begrijpen moet dat de roerganger geen woord te zeggen heeft, behalve als hij de koers over geeft en verder niets.
Nu had de kat tijdens het minder fraai weer in het vooronder verbleven; dus de roerganger kon het weten... Maar de kat sprong de trap af en ging bij de kok vlees bedelen; er hing een kwart koe bij de kombuis.
‘Hoe heet die kat nou, kokkie?’
‘Amelie, mijnheer,’ zei de kok.
‘Ja maar, - ze zeiden Dientje.’
‘Weten ze veel,’ zei de kok. ‘Ze heeft bij mij thuis geslapen, na de vorige reis, dus ik kan het weten.’
Zeer juist. Maar even later zag ik een stoker de kat aanspreken, en achter het haveloos oor strelen, onder de naam van Marietje. Zij lag daarbij heerlijk te gonzen en met de staart te slaan; men zou zweren dat zij Marietje heette...
Een moeilijk probleem, en dat bij een zo bleekneuzig en miserabel stuk scheepskat. Maar ten slotte heet zekere godin al naar haar aanbidders Astarte, Venus, Aphrodite... Die avond laat hoorde ik haar nog met Cornelia aanspreken.
Een kat is zacht, speels, onbegrijpelijk, en gezelschap... En wij zijn al een week eenzaam varende, bij wild en bij mooi weer...
‘Nu had ik,’ zei ik langs de neus weg, op de brug, toen de kat met de vele namen het trapje weer op kwam stuiven - ‘nu had ik wel eens vernomen van scheepskatten die gaan passagieren, zodra het schip vastmaakt, en prompt vijf minuten voor varen weer aan boord komen...’
‘Ja, dat kan,’ zei de derde. ‘Wij hadden die rooie...’
‘Er is mij,’ zei ik, ‘zelfs verteld dat er katten waren die in de papieren keken en op de klok... En altijd netjes op tijd. Om zo te zeggen, als een mens.’